Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Den Heere toebehoren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Den Heere toebehoren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie den Heere toebehoort, kome tot mij! Ex. 32:26 b.

Mozes bevond zich op de berg van de wetgeving. Bij het afdalen van de berg hoort hij reeds van ver het gezang van het volk, dat danst om het gouden kalf. Vervuld met ontzag voor Mozes trekken velen ijlings naar hun tenten terug, behalve een klein aantal, dat in hun kwaad volhardt. Mozes wil weten, wie berouw heeft over z'n afgoderij en wie niet. Daarom roept hij de getrouwen op om zich rond zijn banier te scharen. De zonen van Levi geven gehoor aan zijn roepstem. Hoe schoon zien wij hier de zoon van Amram als Voorbidder voor het volk. Zij hebben de doodstraf verdiend, maar Mozes stelt zich in de scheur en pleit op het verbond des Heeren en bidt om vergeving voor het schuldige volk. Hij verschoont echter niet hen, die volharden in de zonde van de afgoderij.
Vol hartelijke liefde wederstaat hij de toorn Gods met zijn gebeden, maar met heilige toorn bestraft hij de zonde des volks met slagen en roept uit „wie den Heere toebehoort, kome tot mij".
Daar naderen de zonen van Levi met het zwaard aan de heup, om een heilige oorlog te voeren, en te tonen, dat Mozes' woord voor hen geen ijdele klank is. Israël behoort den Heere toe, want Hij heeft Jakob zijn wetten bekend gemaakt. Maar het is al geen Isrel, dat die naam draagt. Veel gemengd volk ging mee uit; velen zijn vleselijke zonen van Abraham en bezitten niets van het geloof van dien aartsvader. Toch zijn er onder, die den Heere behooren. Aaron moge uit zwakheid tot het maken van het gouden kalf overgegaan zijn, de zonen van Levi zijn terstond beslist, om te tonen, dat de dienst des Heeren hun lust is. Zo is het nog onder het N.T. Onder de belijders der waarheid zijn er nog, die den Heere toebehoren. Ze zijn niet alleen gedoopt, maar hebben ook gekozen voor den Heere. Ze stemmen in met Mozes, om liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden dan de genieting der wereld te verkiezen. Zij behoren den Heere toe door wedergeboorte. Hun hart gaat er naar uit, om naar alle geboden Gods te leven. Als ge hun vraagt aan welke zijde ze staan, dan zeggen zij: „'k waar liever in mijn BondsGods woning een dorpelwachter dan gewend aan d' ijdele vreugd in 's bozen tent". Kent gij dat volk, dat belijdt de grootste der zondaren te zijn, in wandel onderscheiden van de wereld, in geloof menigmaal zwak, in hope reeds zalig? Hoe zalig zij, die den Heere toebehoren! God schreef hun namen in het boek des levens. Jezus stelde Zich als Borg voor hen en de Geest herschiep ze tot nieuwe mensen. Die den Heere toebehoren zijn allen zonen van Levi, een koninklijk priesterdom, een heilig en verkregen volk. En waarom behoren zij den Heere toe? Met Jeremia zeggen zij: „Heere, Gij hebt mij overreedt en ik ben overreed geworden".
Daarom is wel een nader onderzoek op z'n plaats. Wie zich nog buigt voor het gouden kalf van z'n eigen ik, kiest niet de zijde des Heeren. Sommigen getuigen: de Heere is aan onze zijde, maar er is meer nodig. Het is er het meest aan gelegen of wij aan de zijde des Heeren staan. De keus moet telkens vernieuwd worden. Wie zich bij vernieuwing aan den Heere overgeeft en begeerte heeft om godzalig te leven en het zwaard te trekken tegen alle zonden en gelovig tot de Middelaar des N.T. komt, terwijl hij zich zelf verfoeit om z'n afgodisch hart, die mag komen tot de profeet, groter dan Mozes.
Zelfonderzoek is dus noodzakelijk. Wel ging gans Isrel door de Rode Zee, reisde onder de wolk, dronk uit de steenrots, maar in het merendeel van hen heeft God geen behagen gehad; ze zijn in de woestijn gestorven en konden niet ingaan vanwege hun ongeloof. Hoevelen, die tot het bondsvolk behoren, behoren den Heere niet toe en kiezen een weg, die hun recht toeschijnt, doch het einde is een pad des doods. Er is zoveel kennis zonder breken met de zonde; gevoel, zonder recht ontdekt te zijn; gepraat zonder werkzaamheden der ziel.
„Wie den Heere toebehoort, kome tot mij"! De zonen van Levi scheidden zich af van het overige volk en wijdden zich openlijk de Heere toe. Zij schaarden zich om de banier van Mozes. Zij werden kenbaar door hun daden en het bevel moet hen werkzaamheden verschaffen. Levi's zonen zijn gewillig om de minderheid uit te maken. Eén stam tegen elf, als het wezen moet. Zij schamen zich niet. Als zij niet opgekomen waren, dan zou niemand geijverd hebben voor de eer des Heeren dan Mozes alleen. Maar zij deden naar het woord van Mozes (vs. 28). Ieder gordt zijn zwaard aan. Die den Heere toebehoren hebben het vlees gekruist met al z'n begeerlijkheden. Het blijft wel strijd met de oude natuur, maar toch strijden zij er tegen, zuchten er onder en jagen naar heiligmaking en willen geen vrede met de zonde.
En zelfs hun ijver spaart geen banden des bloeds. Zij verschoonden hun vlees niet. Later zou Mozes' zegen over hen zijn: „Die tot zijn vader en moeder zeide: ik zie hem niet en die zijn broeders niet kende en hun zonen niet achtte, want zij onderhielden uw woord en bewaarden uw verbond".
Die vader of moeder liefheeft boven Mij is Mijns niet waardig, maar die den Heere toebehoren, verlaten alles om het evangelie. In strijd zien ze alleen op de eere Gods. „Die komen tot Mij" — daaraan kent men, die den Heere toebehoren. Evenals Levi's zonen tot Mozes kwamen, zo komen alle geestelijke priesters tot Christus; zij hooren Hem voorstellen in de prediking als het Lam Gods; zien Hem afgebeeld in het Avondmaal en moeten tot Hem komen, al belijden zij met Esther: „kom ik om, dan kom ik om". Zij kunnen den Heere niet loslaten en betuigen: „Tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens".
Wat zou het een voorrecht zijn, als wij allen eens tot den Heere kwamen! Maar het is nog als bij Isrel: één tegen elf. Maar dan wacht ons het zwaard der gerechtigheid. Door ijver voor eigen eer komt men onder de vloek, maar door te ijveren voor Gods eer, ontvangt ge de zegen van het priesterschap. Schaart u nog onder de banier van Koning Jezus. Gordt het zwaard aan de heup. De veldoverste zal u niet begeven. Draag de uniform van dezen Koning, door Hem openlijk te belijden. Doodt al zijn vijanden, die ook uw vijanden zijn, omdat ze Zijn Naam niet belijden. Gelooft dit bevel des Heeren en gij zult de zegen van Levi ontvangen. Kerk des Heeren onderzoekt Wien gij toebehoort!

Boskoop, de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1964

De Wekker | 8 Pagina's

Den Heere toebehoren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1964

De Wekker | 8 Pagina's