Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de nalatenschap van ds. W.F. Laman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de nalatenschap van ds. W.F. Laman

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het onverwacht sterven van ds. Laman van Hamilton, die het beroep naar Dordrecht- C. had aangenomen, was voor ons aanleiding te gaan bladeren in „The Messenger", het orgaan van onze zusterkerken overzee. Ons trof de meditatie, die hij in het nr. van oktober j.l. schreef n.a.v. het sterven van ds. Joh. de Waal te zijner huize, over Pred. 12:5b: „want de mens gaat naar zijn eeuwig huis":

Het was geen klop, maar een bons op de deur van ons leven, toen vanuit het sterfhuis de rouwklacht werd door gegeven: „Ds. De Waal is niet meer"!
Dat had niemand verwacht.
In de kracht van zijn leven preekte hij met opgewektheid; bezocht velen uit zijn vriendenkring, het spreken werd hij nimmer moe.
En ineens . . . God nam hem weg!
Wij worden heel hard tot de orde geroepen.
Zoals het hem ging, kan het ons weldra geschieden.
Wij hebben het zo vreselijk druk, dat wij vergeten . . . te moeten sterven.
Daar wil Prediker ons met nadruk aan herinneren en de sterfgevallen (de plotselinge niet het minst!) onderstrepen de waarheid hiervan.
Want de mens gaat . . .! Dat wil niet zeggen, 'k ben nu, zegge 20 jaar, en over 40 jaar ga ik de reis maken. Neen, de mens gaat al, hij is al bezig aan zijn reis, hij is dus al op reis. Deze reis naar zijn dood en graf ving aan op hetzelfde moment toen de mens — door geboorte — zijn intrede deed in deze wereld. Of je het prettig vindt of niet, dit is een feit waar je alleen maar rekening mee hebt te houden.
Houden wij wel rekening met dit feit?
Helaas heeft het geloof aan het woord van de leugenaar-van-het-begin, dieper wortel geschoten, dan wat de alleen-betrouwbare God heeft gezegd. God sprak: „ . . . ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven!" De slang zei: „Gijlieden zult de dood niet sterven!"
Ontzettend dat wij God niet geloven en de duivel wel.
Dit moet radicaal veranderen!
Of dit kan? Gode zij dank, daar heeft Hij Zelf voor gezorgd. Hij wil Zijn wederbarende Geest in onze harten laten werken. Wanneer Deze intrek neemt, brengt Hij geloof, hoop en liefde mee.
God wordt werkelijkheid, want die tot God komt moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.
Voor Hem gaan wij ons schamen, al zolang op reis naar de eeuwigheid en daar nooit mee bezig geweest, daar nimmer aan getild; laat staan onszelf afgevraagd: „Mijn ziel doorzie toch je lot, hoe zal jij rechtvaardig verschijnen voor God?"
Voor de reizen in deze wereld zijn wij reeds lang tevoren druk om de papieren in orde te hebben. Voor de reis naar de eeuwigheid, geen slapeloze nacht over gehad. Wat is de mens toch een diep gevallen en daardoor onbeschrijflijk ongelukkig mens.

Vraagt iemand of op deze reis paspoortcontrole plaats heeft? Veel meer dan dat. Lees hfdst. 11:9 daar staat: „ . . . maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht." En het laatste vers van ons hfdst. „ . . . want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, het zij goed of het zij kwaad."
Dus geen pas-controle, maar het gericht!
Dit is onvermijdelijk. Daar ontkomt niemand aan.
Is de mens niet zorgeloos d.i. goddeloos, wanneer hij zich hiervan niets aantrekt? Is dit soms nog ons leven?
Daar zijn mensen, die deze vraag in onze kring ongepast vinden. Wij zijn toch keurige kerkmensen die tweemaal (is dat nog wel zo?) op de Dag des Heeren naar de kerk gaan, de rechtzinnige leer voorstaan enz. enz.
Ja, precies. Keurige, rechtzinnige mensen en toch . . . zorgeloos!
Wij knikken toestemmend, dat sterven: God ontmoeten is, doch blijven ons eigen leven leven en doen alsof er niets aan de hand is, alsof wij geen rekening hebben af te leggen van wat in het vlees is geschied.
Merkt u, dat de „bons" op de deur hard nodig is, zelfs voor de hardslapende Jona's temidden van het oordeel?
Maar hoe kom ik klaar voor dat komend gericht?
Wel dan moet het gericht hier, terwijl gij op aarde zijt, gespannen worden. De Heere Zelf nodigt ons daartoe vriendelijk uit. „Komt dan en laat ons tezamen richten, al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol!" (Jes. 1:18).
In dit gericht wil de Heere niet verdoemen, maar vrijspreken. En omdat dit vrijspreken nooit kan gaan ten koste van het recht, is er Een nodig. Die hiervoor niet alleen de oplossing weet, maar de oplossing is. Jezus Christus nam het oordeel en de doem der Zijnen over, op grond waarvan zij de vrijspraak ontvangen. In Christus rechtvaardig voor God en erfgenaam van het eeuwige leven.
Hier wordt het beginsel dier eeuwige vreugd reeds gesmaakt. Aan het eind der pelgrimsreis gaat in vervulling: „Hun blijdschap zal dan onbepaald, door het licht dat van Zijn Aanzicht straalt, ten hoogste toppunt stijgen."

De mens gaat naar zijn eeuwig huis d.i. naar zijn eeuwige bestemming. Deze is van tweeën een. Of bij God, of buiten God.
Buiten God, in de plaats des oordeels, zijn de lieden van de wereld, de godloochenaars, de mens (en zelf) aanbidders. Maar ook zij, die wel christen „heetten", doch geen christen „waren". Hier kan je de mensen die niet naar je smaak zijn, mijden. Doch daar, buiten God, zijn zij immer met elkaar verenigd en maken elkaar het oordeel ondragelijk. En dan de altijd knagende worm „het had gekund . . . „'k ben genoeg gewaarschuwd . . ." „door plotselinge sterfgevallen wel opgeschrikt, maar ze hebben niets uitgewerkt . . . " „wel geslagen, doch geen pijn gevoeld!"
Is het niet eeuwig der moeite waard, om aan deze zijde van het graf verzoening met God te zoeken in het bloed des Lams?
En wanneer? Wanneer de seniele aftakeling begint, door de Prediker zo uitzonderlijk schoon beschreven?
Wel neen! Terwijl je jong bent. Nooit te jong, al gauw oud genoeg om tot God bekeerd te worden.
Bij God komen zij, die naar de verzoening stonden, die de vrijspraak uit de mond van de Rechter (door Woord en Geest) hoorden, die de voorspraak, van het altijd bij de Heere zijn, hebben genoten en daarom zongen: „Maar 't is mij goed, mijn zaligst lot, nabij te wezen bij mijn God!"
„Mijn" God, durft u dat nog niet zeggen.
Sta ernaar tot deze vaste en heerlijke zekerheid des geloofs te komen. De Heils-Fontein, Jezus Christus is onuitputtelijk. De Heilige Geest make almaar plaats in ons voor Hem. Zeker wij raken hier al minder thuis. Wij zijn vreemdelingen hier beneen. Wij zijn op reis.
Waarheen?

Hoe dichter ik nader
aan 't huis van mijn Vader,
hoe sterker ik hijg,
naar d' eeuwige woning,
waar 't heil van mijn Koning,
mij wacht na de krijg.

In „The Messenger" verzorgde hij op onregelmatige tijden een rubriek „practica", waarin hij geestelijke vragen besprak. In het nr. van december 1959 vonden we het volgende artikel, waarin velen zijn wijze van preken zullen herkennen:

Een der scribenten zit met moeilijkheden over het gebed, in verband met Jacobus 4 en wel om te beginnen met: „ . . . doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt". Kun je alleen hebben ontvangen als je bidt?
Om 't spraakgebruik van Jacobus goed te verstaan, dienen wij te bedenken, dat deze dienstknecht des Heeren zeer de nadruk legt op de praktijk der godzaligheid. Of wilt ge, op het leven der ziel met de Heere.
Jacobus is er vijand van om de dienst des Heeren te beperken tot een dag in de week. Die alleen „Zondags een Christen is" is geen Christen. Het natuurlijke leven kan toch niet toe met een prima maaltijd in de week en verder niets? Zo ook het geestelijke leven niet.
Christen-zijn betekent zeven dagen in de week, dagen van 24 uren, alles met de Heere te overleggen en te bespreken.
Jacobus' levenslied was: „opent uwen mond . . . !" De vertaling van dit woord laat toe te spreken van „wagewijd". Dat wordt de behoefte en is de begeerte van elk herboren hart.
„Doch gij hebt niet . . . " betreft dit alleen het leven des geestes, het leven der ziel? Wel neen! Dit woord omvat het gehele leven. Lichaam en ziel: „Al wat u ontbreekt", niets uitgesloten.
Vindt u dit vreemd?
Weet u dan niet het eigenschappelijke van het liefdeleven?
Is er van dit leven iets te klein om met elkaar te bespreken?
Immers neen!
Zo wil het hart, waarin de liefde Gods uitgestort is, niets voor de Heere verstoppen, Hem nergens buiten houden.
Alles wordt met Hem overlegd en de meditator eindigt zijn gesprek met de Heere: „wanneer dit niet naar Uw wil is, Heere, onthoudt mij mijn begeerte." „Uw wil is mij lief bovenal!"
Jacobus zegt negatief, wat positief betekent: al wat ik heb, heb ik alzo in de omgangsbeoefening met de Heere verkregen.
Dat sluit uit dat Jacobus' bidden de grond zou zijn voor het ontvangen.
Neen, nooit om, wel op uw noodgeschrei deed Ik grote wonderen.
Als het bovenstaande duidelijk is, zullen wij ook met het volgende woord van Jacobus niet veel moeite hebben.
„Gij bidt en gij ontvangt net, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt."
Dit woord is menigmaal verkeerd toegepast. Als zou hieronder alleen begrepen zijn, de gebeden van de onherboren bidders. Niets is minder waar dan dat.
Ook des Heeren kind bidt menigmaal „Kwalijk".
Het woord „wellusten" kan ons in deze helpen.
Hiermede wordt niet alleen bedoeld zingenot in verband met het sexuele leven, doch alle begeerten, waarbij de mens zelf in het middelpunt staat.
Bij Adam was God het doel van zijn leven.
In de wedergeboorte wordt dit aanvankelijk hersteld.
Helaas in de wedergeborene is dit altijd niet functionerend. En wanneer in ons bidden en begeren God niet uitgangs-, middel- en doelpunt is, zijn wij het zelf.
Gesteld eens dat God het begeerde gaf, wat dan? Dan gaat de ziel ermee van God af. Dan zou het ontvangene geen voordeel maar nadeel zijn. Dat lezen wij in Israëls historie: „God gaf hun hun begeerte, maar zond aan hun ziel een magerheid".
Nederbuigend goed is de Heere, om al onze beden niet te verhoren.
Hij heeft meer ons geestelijk welzijn op het oog, dan wij Zijn eer.
In dit verband ligt ook de vraag van een andere schrijver.
Deze deelt mee, door genade een plaats in de oefenschool des gebeds gekregen te hebben. Aangegrepen door het woord der Schrift om roeping en verkiezing vast te maken, is zijn bede evenals Job te mogen weten dat de Heere Jezus zijn Borg en Goel is.
Toen ik dit las dacht ik aan een vriend van mij, nu al jaren in de gelukzaligheid.
Zeer krachtig had de Heere hem als een lichtzinnige matroos in het hart gegrepen. Wanneer hij bij Gods volk op bezoek was geweest en hoorde spreken over de zekerheid der zaligheid, omdat zij mochten weten Wie zij geloofden, kon hij menigmaal de slaap niet vatten, zijn verzoek was, of de Heere hem dat ook wilde schenken.
Op zekere keer was het of hem gevraagd werd: „maar waarom begeerde je dit?"
Eerlijk gemaakt antwoordde hij: „Heere U kunt mij mijn bede niet geven, want ik zou een marktkraam timmeren en alle markten van Nederland afreizen, om eens te laten horen en zien wat een bekeerd mens ik ben!"
Op dat ogenblik was een onthouden God hem liever dan een schenkend God.
En toch heeft hij zijn begeerte gekregen.
Weet gij wanneer? Enkele dagen voor hij stierf. Toen kon hij geen marktkraam meer timmeren.

Zo zorgt God voor Zijn eer in het leven der Zijnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1964

De Wekker | 8 Pagina's

Uit de nalatenschap van ds. W.F. Laman

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1964

De Wekker | 8 Pagina's