Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereformeerden en wij (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereformeerden en wij (1)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk onze lezers bekend is, stelt de redactie zich op het standpunt dat onze lezers er recht op hebben dat in ons blad die artikelen worden overgenomen, die over onze kerken worden gepubliceerd.
Om die redenen nemen we in dit en het volgende nummer een breed artikel over, dat in „Opbouw" verscheen van de hand van de Geref. pred. (vrijgemaakt) van Kampen, ds. G. Visee, onder de titel „De Christelijk (bedoeld zal zijn: Christelijke) Gereformeerden en wij".

De roep om eenheid
Wanneer we spreken over kerkelijke eenheid dan is het zaak te verstaan wat kerkelijke eenheid is. Velen denken daarbij terstond aan kerkelijke georganiseerde eenheid. Die heeft er ongetwijfeld mee te maken, maar komt niet op het eerste plan. De eenheid der kerk — en daarvoor kunnen allen, die de heidelbergse catechismus houden, zich terstond op zondag 21 beroepen — is de eenheid des geloofs. En deze is vaak aanwezig waar organisatorische en administratieve eenheid ontbreekt, terwijl deze georganiseerde en administratieve eenheid dikwijls gevonden wordt waar de enigheid des geloofs ver te zoeken is.
In de Nederlandse Hervormde Kerk is een dergelijke situatie: zij is de georganiseerde en administratieve eenheid van alle mogelijke modaliteiten: van Gereformeerden, al of niet gegroepeerd in de Gereformeerde Bond, van de in getal slinkende confessionelen, van de z.g.n. Middenorthodoxie, de laatste resten van de ethische richting en de evangelische en dan zijn daar nog de vrijzinnigen, zowel zij, die zich onder de nieuwe kerkorde goed thuis voelen als de Zwingli-groep die beducht is voor een eventueel functionerende leertucht. Ze zijn allen Hervormd, maar van echte kerkelijke, dat is van reëele geloofseenheid en geloofsgemeenschap kan men er niet helemaal en helemaal niet spreken. Wijlen de hervormde Prof. Dr. C. Gerretson betitelde de hervormde kerk eens als een hotel-kerk om de tegenstelling aan te geven tussen wat zij in feite IS en wat ze om kerk te wezen BEHOORT te zijn: geen hotel maar een huisgezin.
Maar het omgekeerde kan ook wel het geval zijn: dat er op één dorp of binnen één stad 2 verschillende kerkeraden zijn, ambtsdragers die elkander nooit op classicale samenkomsten ontmoeten en waar bij gemis aan elke organisatorische en administratieve band toch de enigheid des geloofs en des Geestes niet ontbreekt en waar men op beide plaatsen de hals buigt onder het juk van Christus, de enige algemene Bisschop en het Hoofd der kerk: aan beide plaatsen predikt men het Woord recht, bedient men de sacramenten naar de instelling van Christus zonder daaraan toe te doen en zonder daarvan af te doen en gebruikt men de tucht om de zonden te straffen. Bij zulke verhoudingen kan het wel niet anders of zulke gemeenten zullen elkander over en weer als gemeenten van de Heere Jezus Christus herkennen en erkennen. Zo als niet lang geleden geschiedde in Eindhoven, waar de Christelijke Gereformeerde en de Gereformeerde Kerk elkander in Christus vonden.
Vraagt men nu welke van de beide mogelijkheden de voorkeur verdient dan kan o.i. het antwoord niet twijfelachtig zijn. Beter naast elkander één in het geloof dan administratief verbonden waar de geloofseenheid ontbreekt. Trouwens die administratieve eenheid zonder geloofsgemeenschap heet wel kerkelijk, maar ze is het niet: deze administratie en „kerk"ordelijke organisatie staat juist het kerk-zijn en het kerkelijk handelen in de weg.
Maar ook omgekeerd: waar twee gemeenschappen één in het geloof en belijden naast elkander staan daar behoort het ook tot het kerk-zijn dat zij als één gemeenschap optreden, daar behoort de enigheid des geloofs bezegeld te worden door de gemeenschap der liefde.
Intussen zij men op zijn hoede. Het zoeken van eenheid is een modeverschijnsel van onze tijd. En in het najagen van deze eenheid dreigt niet alleen een verflauwing, maar een totale vervaging der grenzen, zelfs van die tussen Rome en de Reformatie, tussen christendom en humanisme. Daarbij gewaagt men gaarne van het afbreken van kerkmuren. Daar is niets tegen maar alles voor. Muren die door onze misverstanden of die van het voorgeslacht werden opgetrokken moeten maar zo spoedig mogelijk worden geslecht. Maar DE kerkmuur moet blijven staan, n.l. die welke werd gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de Hoeksteen is.

Kerkelijke hereniging in het verleden
Vrij spoedig na de Afscheiding van 1834 ontstonden er onder de Afgescheidenen twisten en scheuringen. Twee groepen kwamen tegenover elkander te staan: de Christelijke Afgescheidene Gemeenten en de Gereformeerde Kerk onder het kruis. Een van de punten in geschil was de vraag of men als van de hervormde kerk afgescheiden groepen erkenning als kerkgemeenschap moest aanvragen of niet. De vraag werd door de Afgescheidenen bevestigd, door de kruisgemeenten ontkennend beantwoord. Daarnaast liep allerlei dogmatisch geschil. Dat kan bijna niet anders. Wanneer men als kerk tegen kerk optreedt dan is men vanwege de aard der kerk, de geloofsgemeenschap, bijna gedwongen zijn afzonderlijk optreden vanuit de léér te rechtvaardigen. Maar in het jaar 1869 hebben deze beide kerkgroepen elkander weer gevonden. De band van het geloof dat aan de heiligen is overgeleverd bleek sterker dan het verschil in kerkelijk beleid en allerlei persoonlijke controverse. De eenheid werd bezegeld op de synode van Middelburg in 1869, op welke synode de later zo bekende hoogleraar L. Lindeboom als 24-jarige predikant van 's-Hertogenbosch aanwezig was. De verenigde kerken gingen samen verder onder de naam van De Christelijke Gereformeerde kerk in Nederland. Waar plaatselijke ineensmelting niet of nog niet mogelijk was leefde men naast elkander als de Christelijke Gereformeerde Gemeente A en B voort. Een voorbeeld dat later bij een andere hereniging navolging vond. Toen kende men ook nog op vele plaatsen de Gereformeerde Kerk A (de vroegere Chr. Geref. gemeente) naast de Gereformeerde kerk B (de vroegere Nederduits Gereformeerde Kerk — Dolerend). In Middelburg waar men in 1892 nog de A- en B-gemeenten naast elkander had sinds 1869, kreeg de eertijds doleren, de kerk de naam: de Gereformeerde Kerk C!
In 1869 gingen echter niet alle gemeenten met de vereniging mee. Meerdere gemeenten bleven zelfstandig voortbestaan. Uit deze zijn voortgekomen de tegenwoordige Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, en diverse Oud-gereformeerde Gemeenten.

Verschillend oordeel over 1869
Gelijk gememoreerd werd vond de vereniging van 1869 niet overal waardering. Hoe een enkele tijdgenoot haar beoordeelde bleek uit een „Leerzame Samenspraak enz. . ." van een lidmaat van de Gereformeerde Kerk in Nederland, dat van de vereniging niets moest hebben en dat zijn hart over de verenigde broeders, die zich samen lieten fotograferen, aldus luchtte:
„Zij gingen alle in een tuin zitten en lieten hen te samen uitportretteeren met de potegrafie en toen alle te samen bij elkander op een kaart gepotegrapheerd. O dat was zo lief om te zien, die hoofden slooten zoo digt tegen elkander aan. Zelfs dat kleine dopje van dat Keulemannetje (ds. M. Koulemans, destijds predikant te Middelburg, G.V.) kon gij er ook nog uit zien, het was lief en broederlijk, het nageslagt kan daar nog lang op kijken". En voorts „motte dat herders wezen om ziele voor mijn Jezus te winnen? Zij vergoden malkander en haar zelve!! foei, foei, weg met zulk een boel!!
J.C. van der Does.
Kruisgezinden en Separatisten blz. 44, aangehaald bij J. van Raalte: Wat was de Gereformeerde kerk in Nederland? (bladzijde 225).

Dat verschil in beoordeling van de geschillen tussen de Afgescheidenen en de Kruisgezinden en hun hereniging in 1869 kan ook vandaag nog wel onder de nakomelingen, al behoren die tot eenzelfde kerk, gevonden worden. Maar ook al zou de één van mening zijn dat de Afgescheidenen, de ander dat de Kruisgemeenten het recht aan hun zijde hadden, een derde menen dat hun strijd overbodig, een vierde dat hun vereniging een misslag geweest is — dat alles behoeft de kinderen van dit voorgeslacht niet te verhinderen met elkander geloofs- en kerkgemeenschap te hebben. Immers de eenheid, die ons in de kerk verbindt is niet eenheid van oordeel over kerkhistorische feiten, maar de eenheid van het geloof in de Heere Jezus Christus NU: „één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen". Ef. 4. Het is niet de vraag of onze vaderen in hun situatie juist of onjuist, kerkelijk of onkerkelijk gehandeld hebben, maar of wij in onze situatie bereid zijn samen in gehoorzaamheid aan de Heere Christus in Gods Huis te verkeren.

1892
Niet anders staan de zaken rondom 1892. Op de zeventiende juni van dat jaar vond op synodaal niveau de vereniging plaats van de Christelijke Gereformeerde kerk in Nederland en van de Nederduitse Gereformeerde kerken (Dolerende), van de kerken uit de Afscheiding en uit de Doleantie. Ze werd bezegeld door de handdruk van de voorzitters van de beide synoden ds. W.H. Gispen en Dr. A. Kuyper. De verenigde kerken droegen van dat jaar af de naam van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Intussen: ook bij deze vereniging gingen niet alle gemeenten en gemeenteleden mede. Zo niet de Chr. Geref. gemeente te Zierikzee en te Teuge, de predikant ds. J. Wisse te 's-Gravenhage, de Kamper student P.J. de Bruin en de uit de doleantie afkomstige ds. F.P.L.C. van Lingen, en in verschillende plaatsen wonende leden van de Chr. Geref. kerk. Zij zetten de Chr. Geref. kerk in hun woonplaats voort of institueerden deze opnieuw, stichtten straks een Theologische School te Rijswijk (Z.H.), later te Apeldoorn.
Als belangrijkste reden voor deze houding werd aangevoerd het gevaar van bepaalde leringen van Dr. A. Kuyper, met name diens gevoelen over de veronderstelde wedergeboorte als de subjectieve grond voor de doop. Dat waren weliswaar private meningen van Dr. A. Kuyper, die in de kerken der doleantie nimmer enige kerkelijke ijk hadden ontvangen, maar men vreesde dat bij de invloedrijke positie van Dr. A. Kuyper deze gevoelens via de kansels en catechisatiekamers de kerken zouden worden ingedragen. Bovendien klaagde men dat de zaak der vereniging te weinig in de plaatselijke gemeenten aan de orde gekomen was en al te zeer „van boven af", vanuit de synoden was opgelegd. Velen voelden zich „verkocht".

Verschil in oordeel over 1892
Nu is er tussen de Chr. Gereformeerden en de Gereformeerden, maar ook onder de laatsten geen eenstemmigheid t.a.v. hetgeen in 1892 geschiedde. De Chr. Geref. broeders zien ook in wat na 1892 gebeurde achteraf een bevestiging van de juistheid van de houding van J. Wisse, F.P.L.C. van Lingen en anderen. Onder de vrijgemaakten hoorde en las ik soms de vraag of de vereniging van 1892 wel juist was geweest. Een reeds overleden broeder in Kampen slaakte — hij was waarlijk niet de eerste de beste — de verzuchting dat we nu met de vrijmaking „van die dolerende rommel af waren". En ik heb er ontmoet die de vrijmaking beschouwden als de uiteindelijke zege van „A" over „B" en van het goed recht van de Kamper Hogeschool t.g.o. de Theologische faculteit van de V.U. Ik haal deze meningen van kerkleden aan en laat ze voor wat ze zijn. Maar ze dienen om aan te tonen dat de waardering van 1892 zeker niet bij allen dezelfde is.
Ik voor mij ben nog altijd van mening dat 1892 juist, een daad van gehoorzaamheid en ook een zegen was. In deze ben ik het nog altoos geheel eens met wat Schilder schreef in het In Memoriam van Lukas Lindeboom en diens houding in 1892: „hij heeft de kerk gezien", ook toen hij meeging met de vereniging, de tweede, die hij beleefde.
Dat na 1892 in de verenigde kerken grote spanningen ontstonden, die zich in soms felle, ook soms kleinzielige strijd ontlaadden, behoeft niemand te verwonderen. Waar twee stromen één bedding vinden, vooral in geaccidenteerd terrein, daar ontstaan soms gevaarlijke draaikolken. Beide stromingen hadden kerkelijk, theologisch, cultureel, haar eigen historie met al de gevolgen van dien. Was het wonder dat over allerlei punten der leer verschillen bleken, dat over de opleiding tot de dienst des Woords spanningen ontstonden? Het besluit van de Arnhemse synode om de Kamper school op te heffen, gelukkig na een motie van ds. B. van Schelven niet uitgevoerd, en gevolgd door het vertrek van de hoogleraren H. Bavinck en P. Biesterveld naar Amsterdam deed de kerken op haar grondvesten schudden. Of neen dat juist niet. De grondslag bleek zo hecht dat de verenigde kerken ook deze crisis te boven kwamen.

In de rubriek „Voor de Lens" zal in mei D.V. een artikel verschijnen dat de stand van zaken weergeeft vanuit onze kerken gezien.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1964

De Wekker | 8 Pagina's

De Christelijke Gereformeerden en wij (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1964

De Wekker | 8 Pagina's