Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereformeerden en wij (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereformeerden en wij (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

We geven nu het tweede gedeelte van het artikel van ds. G. Visee uit „Opbouw" dat een vrijgemaakte visie geeft op de verhouding tussen beide kerken.

1905
Toen kwam 1905. Met de synode van Utrecht. Naar mijn mening is dat een goede synode geweest, die goede besluiten nam. Ook — en dat interesseert ons thans — t.a.v. het punt inzake de verhouding van doop en wedergeboorte. Want de mening van Dr. A. Kuyper dat wedergeboorte, feitelijk aanwezige wedergeboorte de subjectieve grond zou zijn voor de doop en dat deze bij de kinderen der gemeente is te veronderstellen, werd — zij het in een wat charmante vorm (en laten we dankbaar zijn dat synoden het ook eens zó kunnen!) afgewezen. En wat de „staart" van deze besluiten betreft, ook deze had wel wat goeds: „dat kinderen der gelovigen zijn te houden voor wedergeboorte en in Christus geheiligd totdat het tegendeel blijkt". Indien men deze uitspraak zou opgelegd hebben als een bindende leeruitspraak, als een Schriftmatige uitdrukking van het christelijk geloof, dan was zij te verwerpen. Maar dat karakter had ze nimmer. En ze behelst dit goede dat ze eraan vasthoudt dat de kinderen der gemeente ècht tot de gemeente behoren en in het verbond Gods ècht begrepen zijn. En dat is altijd beter dan dat men op dit punt de zaken onzeker laat, zegt van de kinderen niets te weten of zelfs ze voor (onwedergeboren) vreemdelingen houdt totdat het tegendeel blijkt. De kinderen der gemeente zijn nu eenmaal geen vondelingen maar bondelingen. De besluiten van 1905 hebben in alle aanvechtbaarheid samenbindend gewerkt. Greijdanus sprak dan m.i. ook terecht van de vrede die deze synode bracht.
Over deze zaken denken de Chr. Geref broeders anders. Zij hebben zich altijd weer op 1905 beroepen ter rechtvaardiging van hun eigen kerkelijk standpunt. Zij hebben 1905 altijd aangehaald alsof toen het standpunt van Dr. A. Kuyper de kerkelijke ijk ontving.
Maar de vraag mag gesteld, zoals dat door mij geschiedde in verband met de vereniging van 1869 of een verschillende beoordeling van de wijsheid en de dwaasheid van het voorgeslacht de nakomelingen moet verhinderen om als één volk de HEERE te dienen bij de prediking van Zijn Woord en het gebruik der sacramenten.
Ik meen van niet.
De situatie is totaal veranderd.
Toen de generale synode in 1942 een aantal leerbesluiten o.a. over het genadeverbond en de doop opstelde en deze bindend aan de kerk oplegde heeft ze zich op 1905 beroepen en daarbij de in 1905 afgewezen kuyperiaanse verbondsleer tot leer der kerk verheven. Toen de binding aan deze leer bovendien met schorsingen en afzettingen werd bekrachtigd hebben we ons daarvan vrijgemaakt. De synode trachtte door één en ander bovendien een in de kerken opkomend beter verstaan van het beloftekarakter van het spreken Gods in de Schrift en een helderder inzicht in de schriftuurlijke betekenis van wedergeboorte en bekering te frustreren. Ook het inzicht dat de kinderen der gelovigen allen, en allen gelijkelijk, in het verbond Gods begrepen zijn en allen één en dezelfde verzegeling van de beloften Gods in de doop hebben ontvangen. Daarmee is generlei uitspraak gedaan over hetgeen de HEERE door Zijn Heilige Geest IN die kinderen zou zijn begonnen.
Daarbij komt dat ook de uitspraak van 1905 door de vrijgemaakte kerken werd teruggenomen.
Daarmede is ook het struikelblok waarvan de Christelijke Gereformeerden altijd spraken, verdwenen. We hebben een schone lei.
En ik ben van mening dat verschillende beoordelingen van 1892, van 1905 en van 1944 ons anno Domini 1964 niet behoeft te verhinderen om samen één weg te gaan.

Gemeenschappelijk verleden
Wij hebben bij alle verschil in de jongste kerk. geschiedenis ook een gemeenschappelijk verleden.
1. In de Acte van Afscheiding of Wederkeer verklaarden de gelovigen in Ulrum niet alleen zich te hebben afgescheiden van de toenmalige kerk totdat deze zou teruggekeerd zijn tot de leer, de dienst en de tucht der vaderen, maar ook dat zij wilden verenigd zijn met elke op Gods Heilig Woord gegronde vergadering. Indien wij daar achter staan moeten de Chr. Gereformeerden en de Gereformeerden aan elke plaats samen de gemeente van Jezus Christus zijn. Tenzij de ene samenkomst tot de andere op grond van de Schrift zou moeten zeggen: zulk een op Gods Woord gegronde vergadering zijt ge NIET.
2. Uit dat gemeenschappelijk verleden hebben we ook een en dezelfde belijdenis: de Drie Formulieren van Enigheid. Daar is echter meer van te zeggen. Het is mogelijk dat men met de mond aan deze formulieren bijzonder gehecht is, maar dat de praktische gang van het kerkelijk leven niet met de belijdenis in overeenstemming is. We dienen niet te vergeten dat de belijdenis zelf als norm voor het kerkelijk leven niet stelt dat de ware kerk deze drie formulieren houdt, maar: zij predikt het Woord recht, zij bedient de sacramenten gelijk Christus die ingesteld heeft zonder daaraan toe te doen en zonder daarvan af te doen en zij gebruikt de tucht om de zonden te straffen. Alles in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Alles actueel. Zij predikt, zij bedient, zij oefent. En ik zou huiverig zijn voor vereniging met een vergadering, waar men met de mond „de belijdenis der vaderen" prijst, maar waar het kerkvolk inplaats van tot geloof van Gods beloften te worden vermaand in feite voor dat geloven gewaarschuwd wordt en waar het van de gang naar de Tafel des Heeren meer wordt afgemaand dan tot een gelovend en gehoorzaam gebruik van het sacrament wordt aangespoord.
3. Het komt er op aan dat we niet maar goede belijdenisgeschriften „hebben", maar dat wij de belijdenis belijden en het in haar geformuleerd geloof metterdaad geloven.
En dat we op grond van Gods beloften ook onze kinderen, ook in de prediking en de catechese menens op de lippen leggen „dat ik met lichaam en ziel" — helemaal — „beide in het leven en in het sterven" — altijd en onder alle omstandigheden — „niet mijn, maar mijns getrouwen zaligmakers Jezus Christus eigen ben". En „dat Hij", d.i. de Heilige Geest, „ook mij gegeven is". Dat we dat ook de kinderen leren niet maar als een of andere „uitwendige" kennis, die dan door de Heilige Geest mogelijk achteraf nog wel eens aan die kinderen zou mogen „geheiligd" worden. Maar menens. En dat niet op grond van wat in die kinderen zou zijn geschied, noch op grond van wat zij hebben ervaren, beleefd, bevonden, zelfs niet op grond van hun geloven, maar enkel en alleen op grond van 's HEEREN vaste en gewisse beloften. Het HOORT nu maar zo dat zij die beloften Gods geloven en doen ze dat niet dan gaan ze als kinderen des koninkrijks, als genodigden tot de bruiloft, als erfgenamen der belofte verloren, om dan te ondervinden wat het is met dubbele slagen geslagen te worden.
4. Deze winst van de vrijmaking zou bij een kerkelijke vereniging niet moeten verloren gaan. Toen zijn onze ogen weer opengegaan voor het beloftekarakter van het Woord Gods. Die vaste en gewisse beloften Gods zijn de enige grond des geloofs, voor de doop èn voor het avondmaal. (Ik moge hier terugwijzen naar mijn artikelen over „Het belovende spreken Gods"). Daarom gaat het b.v. volgens de kerkelijke formulieren bij de voorbereiding voor het avondmaal. Daar draait alles niet om de vraag OF God mij zijn heil heeft beloofd en OF ik ten avondmaal mag, maar hoe ik ten avondmaal, waartoe God de HEERE mij roept zal gaan: OF ik de gewisse belofte Gods gelóóf.
5. Om die beloften Gods gaat het ook in de prediking. Die vaste en gewisse beloften moeten de gemeente worden voorgehouden. Zij is het volk Gods. Hoe droevig haar toestand ook wezen mag. Juist uit die ingezonkenheid zal ze door de prediking der beloften — waarbij waarschuwing en vermaan zeker niet mogen ontbreken — weer worden opgericht. Daarbij komt het de prediker niet toe in de gemeente diverse groepen, onbekeerden en bekeerden met een hele scala van tussengevallen te onderscheiden. Dat doet de HEERE zelf wel door het Woord. Als het Woord maar wordt doorgegeven: allen door de zee gegaan, allen in Mozes gedoopt in de wolk en in de zee, allen eenzelfde Geestelijke spijs gegeten en eenzelfde Geestelijke drank gedronken, want zij dronken uit de Geestelijke Steenrots, die volgde en de Steenrots was Christus. En toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad, want zij werden nedergeveld in de woestijn. 1 Cor. 10; Judas.
6. Daarbij moeten we de grenzen van Gods verbond vooral niet te nauw nemen. Ze zijn in concreto moeilijk aan te geven. Wormser was er dicht bij: Leer het volk zijn doop verstaan en beide kerk en staat zijn gered.
7. Bij de zaak van de vereniging beginne men plaatselijk. Eindhoven gaf het goede voorbeeld. Wat daar mogelijk bleek zal misschien op andere plaatsen niet kunnen. Het is zeer te betreuren dat de Chr. Geref. meerdere vergadering een spaak in het Eindhovense wiel stak. En dat ook in vrijgemaakte kring het voorhoofdsfronsen niet ontbrak omdat de meerdere vergadering niet in de zaak was gekend. Het is wel merkwaardig. In 1892 werd van Chr. Geref. zijde geklaagd dat de plaatselijke kerken te weinig waren erkend. Maar nu het plaatselijk begint — Eindhoven en Steenwijk — wordt de plaatselijke éénwording vanuit het kerkverband getorpedeerd. Dat is vreemd voor christenen die geloven dat de plaatselijke kerk een complete kerk is en die erkennen dat het samenkomen in meerdere vergaderingen nuttig kan zijn, maar niet in de Schriften geboden is.

Slot
We besluiten met de bede dat de in deze artikelen besproken zaak de voortdurende aandacht moge hebben. Niet slechts op het niveau van wederzijdse deputaten der synoden. Maar ook van de leden der kerk en plaatselijk. Daarbij houde men zich vooral aan de FUNDEMENTELE zaken.

Zoals verleden week gezegd wil ons blad binnenkort ook een situatie-tekening geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1964

De Wekker | 8 Pagina's

De Christelijke Gereformeerden en wij (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1964

De Wekker | 8 Pagina's