Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Elkaar verliezen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Elkaar verliezen?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel schrijft Prof. Dr. J. Waterink in Centraal Weekblad een artikel, waarin hij, nu er in de Geref. Kerken verschillende „vleugels" zijn, probeert leiding te geven en er op aandringt elkaar vast te houden. Hij doet echt een bemiddelingspoging.

Op allerlei manier wordt er gesproken over het dreigende gevaar, dat wij als christenen, inzonderheid ook als gereformeerde christenen, uit elkaar groeien. Men spreekt hoe langer hoe meer open en duidelijk van een „elkaar verliezen". Zelfs wordt er hier en daar gedaan en gehandeld alsof wij in onze kerken zouden verschillende stromingen hebben; en dan komt vooral naar voren de gedachte dat wij leven in een tijd, waarin meer „rekkelijken" en meer „preciezen" elkaar niet meer begrijpen.
Nu hebben wij in deze kolommen herhaaldelijk gezegd, dat het dringend noodzakelijk is, dat wij zullen moeten trachten ieder voor zichzelf en elke groep voor zichzelf ons te wachten voor het trekken aan de eigen kant van het lijntje. Daarop wil ik nu niet nader ingaan.

Breed als de wereld
Maar daar is wel een andere zaak, die ik graag nog eens met nadruk aan de orde wil stellen. Een van de typische kenmerken van het optreden van velen in deze tijd is dat men denkt in de breedte. Daar is op zichzelf niets tegen te zeggen. Wij zullen als christenen bij wijze van spreken moeten denken zo breed als heel de wereld is. Misschien moet ik wel zeggen zo ruim als heel de kosmos is. Wie christen wil zijn en niet denkt aan zijn medebroeders en zelfs niet denkt aan zijn medemensen, niet denkt aan andere volkeren, niet denkt aan allerlei zaken die het leven en de belangen van duizenden en miljoenen medebewoners van deze aarde betreffen, is tenslotte in de diepste grond niet in staat om waarlijk de eisen van het christelijk leven, van het als christen in de wereld optreden, te verstaan.
Maar hoezeer ook voor het gevoel van sommigen dit het kernpunt is, dit denken in de breedte, toch is het dat in feite niet. Het is merkwaardig, dat men veel mensen tegen kan komen, die zeggen; „och ja, tegenwoordig maakt men geen ernst meer met de dingen, het is altijd maar praten over zending en oecumene, en het is altijd maar praten over werken in het buitenland en diaconaat voor andere volken en tenslotte heeft men geen oog meer voor datgene wat er aan een mens gebeuren moet en voor datgene wat het omgaan met Christus betekent en de verborgen omgang met God smaken". Men voelt op die wijze, men beleeft op die wijze een tegenstelling tussen datgene wat vroeger het centrale thema was van de prediking, namelijk: „hoe wordt de mens zalig?" en datgene wat tegenwoordig meer centraal staat in de aandacht; „hoe kunnen wij als christen in de wereld getuigenis geven van de genade Gods in Christus en van wat het christelijk leven betekent?"
Als wij nu over deze „tegenstelling" spreken dan moeten wij niet vergeten dat zij, die of aan de éne of aan de andere kant een min of meer extreme positie innemen, vaak ook aanleiding geven tot het misverstand dat ontstaat. Al te gemakkelijk toch is er bij velen die zeggen, dat het centrale probleem ligt in het persoonlijk deel hebben aan het heil, de neiging om, als dat punt aan de orde geweest is, dan eigenlijk met een twee of drie zinnen zich van alles af te maken. Zo ongeveer in de zin van: en nu moeten wij daarvan getuigen in de wereld", vaak volgt er dan: „maar dat is zo moeilijk en wij struikelen allen in velen en wat komt er in het leven van terecht?"
Aan de andere kant kan niet ontkend worden, dat er velen zich beijveren voor de brede zaak van Gods koninkrijk, maar dat bij dezulken meermalen weinig of geen uitspraken voorkomen, die toch eigenlijk op datgene wat anderen primair stellen betrekking hebben. Het lijkt soms wel of men als christen geboren zijnde en lid zijnde van een kerk, nu zover is dat men beginnen kan. En daar hoeft dan verder niets meer te gebeuren, wij zijn nu één keer christen en wij zullen als christen moeten getuigen in de wereld; en met een andere die wat „anders" denkt dan wij, kunnen wij samen werken wat dat betreft; het komt er niet zo héél precies op aan; je kunt als remonstrant en als gereformeerde best op een of andere manier samen werk opbouwen en het werk is het doel, want het gaat om het getuigen vóór Christus in de wereld.
Zo krijgen wij tegenstellingen. Tegenstellingen, die op zekere hoogte toch ook wel reëel kunnen zijn.
Want wij zullen niet moeten vergeten, dat wij in de wereld niets hebben te getuigen als wij niet het eigendom van Christus zijn. Wat voor boodschap hebben wij aan de wereld te brengen als wij niet, om het nu eens kort te zeggen, de inhoud van de Heidelbergse Catechismus in de hoofdlijnen als onze geloofsinhoud, als ons persoonlijk eigendom kunnen noemen? Als wij uitgaan in de wereld om de boodschap van het Koninkrijk te brengen, wat hebben wij dan omtrent die Koning te zeggen? Als wij bidden: „Uw Koninkrijk kome", — wat betekent dit in de praktijk van het werk dat verricht wordt, en wat betekent dit in de praktijk van ons eigen geloofsleven? Wat is onze positie in dat Koninkrijk? Deze en dergelijke vragen zullen toch eerst moeten worden beantwoord voor wij aan de activiteit voor het Koninkrijk beginnen.

Oppassen voor eenzijdigheid
Bij het bespreken van het antwoord op dergelijke vragen zullen wij wel moeten trachten ons te realiseren hoe de werkelijke toestand geweest is en hoe die werkelijke toestand dikwijls nog is. Want evenmin als ontkend kan worden dat er onder hen, die de kracht van het Koninkrijk zoeken in het streven in de breedte, zijn die misschien te weinig aandacht geven aan hun persoonlijke verhouding tegenover de genade Gods in Christus, kan ontkend worden dat jarenlang, misschien moet ik zeggen eeuwenlang, er christenen geweest zijn, die alle nadruk legden op de persoonlijke verhouding van de mens tot God, ik zou kunnen zeggen die de redding van de eigen ziel en het zalig worden in Christus als het kernvraagstuk beschouwden, maar die intussen geen oog hadden, alhans veel te weinig oog hadden, voor de nood van de wereld en voor de roeping van de christenheid „in déze tijd", — dat is in elke tijd waarin men leeft.
En nu betekent het feitelijk een ontaarding van het wezen van het christelijk leven, wanneer men één van de twee zijden van het leven of teveel of te weinig accentueert. Misschien is het waar dat door degenen die het christendom in de breedte, als ik het nu zo eens mag zeggen, najagen meer geschreven en meer naar buiten getreden wordt dan door de anderen. En daardoor wordt ook vaak de indruk gewekt, dat eigenlijk de overheersende gedachte, ook in gereformeerde kring, tegenwoordig deze is, dat wij naar buiten treden moeten en dat wij de wereld voor Christus moeten veroveren. Zodoende krijgt dikwijls die andere kant, de noodzaak van het persoonlijke geloofsleven, de noodzaak van het, mag ik het heel eenvoudig zeggen, als zondaar Christus gevonden te hebben als Heere en Zaligmaker, wel eens wat weinig, naar buiten althans, de aandacht.
En misschien dat ook in de prediking dit element niet altijd voldoende tot zijn recht komt.
Daarmee hangt dan iets anders samen. De klacht dat men te weinig vertroosting ontvangt, ook in de prediking, ten opzichte van zijn eigen geloofsleven; dat men te weinig de praktijk van het geloofsleven in de prediking terugvindt; dat men te weinig antwoord krijgt op de vragen waarmee men worstelt wat betreft ook eigen spanningen en moeilijkheden, is vrij algemeen.
Maar misschien dat die juist voortkomt uit het feit, dat ook niet in alle prediking dit christen-zijn elke dag, dit als christen worstelen elke dag, ook met het vraagstuk van het eigen zijn in het Koninkrijk, van de eigen betrekkingen tot God de Koning, tot de Heiland en Heer, voldoende de aandacht heeft.

Social gospel: een gevaar!
Wij zouden het zo kunnen stellen: wij kunnen in de kerk, wij kunnen in onze verhouding tot Christus, wij kunnen als christenmensen met elkaar het accent leggen op het: „komt tot Mij", zoals Christus ons nodigt: Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt". Dat is de éne kant. En daar is de andere kant, de opdracht die Christus geeft: „Gaat dan henen en onderwijst alle volkeren". „Kom tot Mij", dat is de éne kant; en „gaat de wereld in", dat is de andere kant. Het „komt tot Mij" veronderstelt kennis van ellende en zoeken en vinden van verlossing; het „de wereld in gaan" veronderstelt het verlossing gevonden hebben en vanuit de dankbaarheid leven.
Maar nu is het zo, dat de tegenstelling, die men meent te ontdekken tussen de onderscheiden stromingen (zoals men het dan zegt), in het gereformeerde leven, dikwijls hieruit voortkomt, dat er zijn die alleen maar het eerste willen accentueren en anderen, die alleen maar het tweede schijnen te accentueren.
Wij zullen echter moeten verstaan dat de waarheid Gods beide omvat. Het is zinloos de wereld in te gaan als christen-predikers, als wij zelf niet Christus gevonden hebben als onze Zaligmaker en Heiland. Er wordt verondersteld dat zij, die de wereld ingaan, discipelen van de Heere geworden zijn, dat zij geworden zijn Zijn apostelen, die Zijn Woord brengen in Zijn opdracht. Maar dit veronderstelt, dat zij die dan de wereld ingaan ook een ontmoeting gehad hebben met die Heiland. Een ontmoeting gehad hebben als zondaars; dat zij die Christus ontmoet hebben Hem door geloof hebben aanvaard en dat zij nu leven met Hem een nieuw leven als nieuwe schepselen, worstelend elke dag opnieuw om in gemeenschap met de Heiland te blijven leven.
Prediken van de rijkdom van het Koninkrijk, het is het machtigste wat een mens kan doen. Maar voorwaarde daarvoor is dat Hij heeft leren kennen de armoede van de mens, de armoede van 's mensen leven, de ellende van de zondaar. Anders, als Christus alleen maar gebracht wordt als iemand, die een nieuwe wereld kan scheppen en die voor de mensen uitkomst heelt voor allerlei ellende en armoede, voor allerlei ziekte en kwaal, dan brengen wij een zogenaamd, „social gospel", een evangelie, dat alleen maar betrekking heeft op sociale correcties, op sociale verbetering, sociale vooruitzichten, brengen wij een evangelie, waarin de mens zijn eigen toekomst zoekt, zijn eigen geluk hier op aarde. Wij zullen moeten verstaan, dat het „kom tot Mij" en het „gaat dan heen" bij elkaar horen en een eenheid vormen en alleen maar dóór die éénheid evangelie is.
En als we dan samen blijven gedenken, dan is er geen gevaar, dat we elkaar verliezen.

Al zijn de verhoudingen in onze kerken anders, er zit toch genoeg stof in dit artikel om over na te denken. Het is van grote waarde dat men naar elkaar luistert, als men dan wederzijds ook maar spreken wil en niet langs elkaar heenleeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1964

De Wekker | 8 Pagina's

Elkaar verliezen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1964

De Wekker | 8 Pagina's