Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Huwelijkssluiting (XIII, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Huwelijkssluiting (XIII, slot)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe nu verder?
Bovenstaande vraag stelden we aan het slot van het vorige artikel. Een enkele richtlijn in antwoord daarop wil ik hier — voor eigen rekening — geven.
Allereerst iets ten aanzien van de taak van de kerk. Het is wel gebleken hoop ik, dat de mening algemeen is, dat zij die gaan trouwen hun huwelijk aangaan ten overstaan van de overheid. Deze stelt onder getuigen vast dat het huwelijk wettig is en dat er naar de maatstaven, die voor de burgerlijke saamleving gelden geen bezwaren tegen dit huwelijk zijn.
Geen kerkelijke handeling kan aan de wettigheid van dit huwelijk iets toevoegen.
De taak van de overheid in deze is in de loop der eeuwen gegroeid en heeft de huwelijkspraktijk, vergeleken met het verleden, in goede banen geleid. Wij kunnen daar dankbaar voor zijn.
De kerk moet dan ook het recht dat ten overstaan van haar het huwelijk gesloten wordt niet begeren. Het huwelijk raakt allereerst en vooral de burgerlijke saamleving en daarom moeten de registratie, ratificatie en publicatie van het huwelijk bij haar blijven.
Wel moeten we er oog voor hebben dat in de huidige situatie een gevaar kan opkomen ten deze. Een Duits schrijver heeft, in een van zijn jongste werken, daarop gewezen. Het is het gevaar dat de overheid bepaalde huwelijken gaat verbieden om andere dan burgerrechtelijke redenen. Wanneer de overheid b.v. de kwestie van het verschil in ras tot een maatstaf voor de onwettigheid van een huwelijk gaat hanteren, moet de kerk zich dan daarbij neerleggen?
In ons land kennen wij dit probleem tot heden niet, maar dat hier reden tot een conflict kan liggen is zeker.
In de huidige omstandigheden blijft er echter ook nog een functie voor de kerk bij het huwelijk, een functie, die zij niet krachtens haar recht, maar op verzoek van de gehuwden verricht.
Zij toch komen in de kerk onder het licht van de bijzondere openbaring op de trouwdag. De kerk verzekert — voorzover zij daarover oordelen kan — dat het begin van de gehuwden is in overeenstemming met de eisen Gods. Zij spreekt daarbij het Woord Gods, bidt met de gehuwden en geeft hen de ambtelijke zegen. Tegelijk overhandigt de kerk daarbij het Woord Gods aan de gehuwden om hen te doen verstaan dat dit ook in het huwelijksleven een licht op hun pad en een lamp voor hun voet moet zijn.
Hierin is dan tegelijk op een bijzondere wijze uitdrukking gegeven aan het feit, dat de gehuwden van nu aan als een gezin in het geheel der gemeente zijn opgenomen, met al de voorrechten en verplichtingen, die dit meebrengt.
Op de vraag of dit in een afzonderlijke samenkomst dient te geschieden zou ik vooral om practische redenen bevestigend willen antwoorden. Het is waar, de Schrift eist dit niet en men kan zeggen dat een „trouwdienst" veelal niet een samenkomst van de gemeente genoemd kan worden, gezien het gering aantal aanwezigen. Maar het getal mag hier niet beslissend geacht worden.
Dat deze kerkelijke plechtigheid evengoed op de zondag kan plaats hebben, kan men theoretisch wel stellen, maar stuit in de praktijk op moeilijkheden. Allereerst heeft de dag van de huwelijkssluiting een zodanig karakter dat al wat met de huwelijkssluiting samenhangt op deze dag geconcentreerd is en dus de gang naar de kerk daar gevoeglijk in gepast kan worden.
Hierbij komt nog dat wil men aan de kerkelijke plechtigheid een bijzonder karakter geven deze moeilijk ingepast kan worden in de gewone dienst des Woords op de dag des Heeren. Zij die alleen de voorbede willen voor de gehuwden kunnen dit uiteraard wel. Maar in wat ik boven schreef, blijkt wel dat ik deze gedachte niet toegedaan ben.
In de praktijk zal dan ook van allerlei kant daartegen verzet rijzen. En er zou toch voor ons besef iets verloren gaan wat meer is dan een taaie traditie, wanneer de kerkelijke functie alleen teruggebracht zou worden tot een zondagse voorbede.
Laat de feestelijke bruidsstoet gerust in de kerk komen voor Gods aangezicht om uitdrukking te geven aan de gedachte, dat als alle dingen, deze dag bijzonder geheiligd wordt door het Woord Gods en het gebed.
Er zit ook een publiek getuigenis in wanneer de huwenden, die begeren in de vreze Gods te wandelen, dit openlijk betonen en belijden. Ook voor de huwenden zelf is dit van belang.
Het kerkelijk opzicht zal er echter voor hebben te waken dat de huwenden dan ook inderdaad in de wegen des Heeren begeren te wandelen.
Nimmer mag als een soort gunst van de kerk de huwelijksplechtigheid in de kerk plaatsvinden wanneer het huwelijk niet aan de eisen naar het Woord beantwoordt.
En van de zijde van de huwenden mag wat in de kerk geschiedt niet worden gezien als een privé aangelegenheid, waarbij aan al hun wensen wordt voldaan en waarvoor zij de regels vaststellen. De kerk moet hier zichzelf blijven en niet dienen tot meerdere luister van de trouwdag.
Tenslotte: ons huidige formulier. Het zal, hoop ik, wel duidelijk geworden zijn dat ons formulier, dat nog immer gebruikt wordt, wijziging behoeft.
Het heeft teveel een tweeslachtig karakter om op de juiste wijze te doen uitkomen de betekenis van de kerkelijke plechtigheid op de huwelijksdag.
Over het algemeen is men van de noodzaak van deze wijziging overtuigd. Het gaat hier niet om wijziging van bepaalde beginselen en beschouwingen ten opzichte van het huwelijk, maar om de juiste toelichting van de betekenis van het in de kerk verschijnen van de gehuwden op hun trouwdag. Er zijn reeds verschillende wijzigingen in omloop. De Hervormde Kerk heeft in haar proeve van een nieuw dienstboek verschillende voorbeelden daarvan. Ook de Gereformeerde Kerken (synodaal en vrijgemaakt) hebben een gewijzigd formulier, de eerste zelfs meer dan een proeve daarvan. Bezinning op deze aangelegenheid zal ook onder ons nodig zijn. De synode benoemde in 1962 ook Deputaten wel niet speciaal voor het huwelijksformulier, maar voor de liturgische geschriften in het algemeen. Zij zullen daaraan ook wel aandacht geven.
Het gaat hier niet om jacht naar nieuwigheden, maar om zaken, die, vooral wat het huwelijksformulier betreft, de duidelijkheid en klaarheid in de kerkelijke huwelijksbevestiging moeten dienen. En dat kan niet anders dan goed zijn.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1964

De Wekker | 8 Pagina's

Kerk en Huwelijkssluiting (XIII, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1964

De Wekker | 8 Pagina's