Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gegarandeerde bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gegarandeerde bekering

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal hunlieder afkering genezen. Hosea 14:5a

In het boek Hosea wordt de situatie van Israël getekend als een ongeneselijke ziekte. Leest u maar hoofdstuk 5. Daar wordt de toestand van Israël getekend als een slopende ziekte, die steeds verder voortvreet. Net zoals de mot en de beeneter hun werk doen, zo wordt Israël op een verradelijke manier steeds verder afgebroken. Het ziet er voor Israël eenvoudig hopeloos uit. Het heeft de HEERE verlaten en daardoor is het ongeneselijk ziek. En het komt steeds dieper in het moeras.
En wat doet Israël als het ziet dat het er zo erg aan toe is? Wat doet het als het de wonden ziet, waarmee het is geslagen? Keert het terug tot de HEERE? Neen, het zoekt genezing bij Jareb, de koning-generaal van Assyrië. Het gaat met haar kwaal niet naar de HEERE, de grote Geneesmeester, maar naar een generaal. Maar daarmee was ze precies aan het verkeerde adres. En daardoor kwam ze nog dieper in de ellende. En toen ging het helemaal mis. Leest u maar wat God zegt in hoofdstuk 5:14. God zal haar bezoeken en heengaan. De HEERE laat Israël aan zichzelf over . . . tótdat het anders wordt!
En jawel, in hoofdstuk 6 schijnt het anders te worden. Want daar zegt Israël: Komt laat ons wederkeren tot de HEERE (6:1vv.). Maar wat zegt God van die bekering? Wat zal Ik u doen, o Efraïm, wat zal Ik u doen, o Juda, dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die heengaat. Die bekering van Israël was maar een tijdelijke, een voorbijgaande bekering. Er ontbrak in die bekering n.l. één woordje, het woordje schuld. Want de Heere had gezegd: Ik zal heengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelf schuldig kennen (5:15). En deze schulderkentenis ontbrak juist in deze tijdelijke bekering van Israël. Het is slechts een bekering om de straf te ontgaan. Ondanks de roepstem en de dreiging der profeten, ondanks de tuchtiging met de roede Gods, komt Israël niet tot waarachtige bekering in de erkenning van zijn schuld. Ondanks de slaag die het ontvangt, ziet Israël niet dat het schuldig staat. Zo zien we, dat zelfs de zwaarste bedreiging en de meest gevoelige straffen niet leiden tot waarachtige bekering. Dan kan er wel een tijdelijke wederkeer zijn, maar ze is niet blijvend. De meest ernstige bedreiging en tuchtiging doet niet komen tot schulderkentenis in ootmoedig berouw. Ook Israël bleef een stenen hart houden.
Maar dat wordt nu anders in ons hoofdstuk. Daar zien we hoe Hosea niet alleen oproept tot bekering, maar ook de bekering in schulderkentenis afkondigt (14:2- 4). Hosea predikt hier Israëls gegarandeerde bekering. En hoe komt dat nu? Hoe komt het dat Israël in de ballingschap wél opeens in schulderkentenis tot de HEERE wederkeert? Zal Israël het er beter afbrengen? Neen, maar het geheim van deze gegarandeerde bekering ligt in de woorden van de bovenstaande tekst. Het geheim van deze waarachtige bekering ligt in het feit, dat God zegt: Ik zal hunlieder afkering genezen. Het is God Zelf, die Israël zal genezen. Hij Zelf zal ervoor zorgen dat een overblijfsel als een schuldige in zichzelf zal zeggen: Neem weg alle ongerechtigheid. God Zelf zal ervoor zorgdragen, dat ze als een arme wees zal pleiten op Zijn ontferming. God zegt hier: Ik zal het doen!
En wat is nu hiervan de oorzaak? Hoe komt het dat nu God zegt: Ik zal het doen, Israël zich wél zal bekeren? Wel, dat ligt daaraan, dat God hier zegt: Ik zal hun afkerigheid genezen. Er zal waarachtige bekering komen omdat God hun afvallige, boze hart zal genezen. God geneest niet alleen van de wonden der zonde, Hij geneest juist van de kwaal der zonde. Als Israël in hoofdstuk 6 zegt: Wij zullen wederkeren, heeft ze alleen het oog op de wonden, die zijn geslagen. Maar nu zegt God: Ik zal hun genezen van de kwaal der zonde. Want erger dan de wonden is de kwaal. En die kwaal der zonde is: hun afkerige, afvallige en boze hart. De kwaal der zonde is dat ze schuldig is. En van die kwaal der zonde zal God Zelf hen genezen. God zal hun een nieuw hart geven, dat naar God vraagt in schulderkentenis.
Maar gaat dat nu zomaar? Werkt God dan maar over die kwaal der zonde heen? Neen. Maar God heeft zijn eigen gronden, waarop Hij van de kwaal der zonde geneest. God geeft dat nieuwe hart op grond van zijn eigen kwaliteiten. Deze genezing van binnenuit schenkt God vanuit Zijn Christus. Deze belofte van gegarandeerde bekering en radicale vernieuwing schenkt God vanuit Hem, die Zich van eeuwigheid tot Borg heeft gesteld, en die eenmaal in de volheid des tijds dit borgwerk zal volbrengen. Het is vanuit de Persoon en het werk van Christus, dat God het afvallige hart geneest en het in schulderkenning doet pleiten op ontferming. God werkt dus niet over de zonde heen, maar zijn toorn, die over Israëls afkerigheid gaan moet, zal gaan over zijn eigen Zoon. Maar juist in deze Christus, schenkt God de Geest der bekering. God geneest van de kwaal der zonde op zijn eigen gronden in Christus, die de Geest der bekering verwerven zal.
En deze genezing Gods sluit vergeving in. De schuld, die Israël heeft en die schreit om het gericht van God, zal Christus n.l. wegdragen in een zee van eeuwige vergetelheid. Daarom zegt ook de psalmdichter: al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest. Het volk, dat door God wordt genezen met een nieuw hart, deelt ook in Zijn vergeving. Wie door God wordt arm gemaakt en leert vragen om ontferming, mag leven uit Zijn vergevende liefde in Christus. Wie in verootmoediging des harten leert vragen naar God, mag ook delen in de vergeving der zonden door God. Lezer (es), dát is het wonder van onze tekst. Van nature hebben we een stenen hart, dat naar God niet vraagt. Maar nu is dit het Evangelie, dat God zegt: Ik zal uw afkerigheid genezen. Op zijn eigen gronden in en uit Christus zorgt God voor een hart, dat leert bidden: Genees mij, red mijn leven.
Misschien klagen veel dingen u aan in uw leven. Ze zeggen van binnen: u hebt geen heil bij God. En het is nog waar ook. Wij hebben geen heil bij God. Maar nu is dit het wonder, dat een door en door schuldig volk, het heil ontvangen mag van God. Nu mag het zondaarshart, dat als een wees leert pleiten op Gods ontferming, léven uit Góds daden in Christus. Nu is het niet tevergeefs als uw gebed opklimt tot God: Gun leven aan mijn ziel. Want het is God Zélf, die vanuit zijn Christus zorgt voor waarachtige bekering.
Kom dan tot Hem, die u, al wat gij hebt misdreven,
hoeveel het zij, genadig wil vergeven,
uw krankheen kent en liefderijk geneest;
die van 't verderf uw leven wil verschonen,
met goedheid en barmhartigheen u kronen
die in de nood uw Redder is geweest.

Ndls (Noordeloos) Kvt

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1964

De Wekker | 8 Pagina's

Gegarandeerde bekering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1964

De Wekker | 8 Pagina's