Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat gebeurt er met de gelovigen na het sterven? (III)

Bekijk het origineel

Wat gebeurt er met de gelovigen na het sterven? (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gemeenschap met Christus, ook door de dood heen?
Wanneer we ons standpunt gaan bepalen tegenover de in het vorige artikel weergegeven gedachten, moeten we om te beginnen vaststellen dat we hier te doen hebben met een verklaarbare reaktie. Want het valt niet te ontkennen dat het geloofsleven van veel christenen op het punt van de toekomstverwachting lijdt aan een bedenkelijke eenzijdigheid. In het genoemde boek van dr. Berkouwer wordt (blz. 8) de volgende uitspraak van dr. A. Kuyper geciteerd: „Verreweg de meeste Christenen toch denken niet veel verder dan hun eigen dood". En naast enige overdrijving zit er in dit woord toch een zeer sterk waarheidselement. Het best komt dit wellicht uit, wanneer we letten op de liederen over de toekomst van de christen die bij velen geliefd waren en nog zijn. Ik noem enkele van de meest bekende: Daar boven is een heerlijke oord; In den hemel is het schoon (met als slotregels: leid ons op de rechte baan, dat wij naar den hemel gaan); Zie ons wachten aan de stromen (met o.a. deze regels: reeds zien wij de gouden straten, van de hemelstad, zo schoon). (Joh. de Heer, Zangbundel no's 30, 59, 73). Zonder te willen ontkennen dat in deze liederen schone en ware dingen gezegd worden, waardoor velen getroost zijn, moeten we toch erkennen dat hier de zaligheid die na het sterven in de hemel genoten wordt wel heel sterk als het eindpunt van ons verlangen wordt getekend. En bedenkelijk wordt een en ander pas goed wanneer men ons wil laten zingen van een hemelstad met gouden straten; of wanneer ons woorden in de mond gelegd worden als deze: verlost van 't stof, volmaakt in lof, zal 'k daar mijn Heiland eeuwig eren (lied 746); of: mocht de ziel de band maar breken die haar aan de aarde boeit! (Gez. 235 N.H.- bundel).

Wanneer we de toekomstverwachting zoals die hier uitdrukking vindt meten aan de uitzichten die Gods Woord ons geeft, moeten we eerlijk zeggen dat hier tekort wordt gedaan aan wat de Schrift ons zegt over het Koninkrijk, over de aarde en over het lichaam.
Het Koninkrijk: de Bijbel geeft er nergens aanleiding toe om de vraag naar de persoonlijke zaligheid tot de allesbeheersende te maken zoals dat bij veel christenen het geval is. Het centrale thema van de Bijbelse openbaring is: de komst van het koninkrijk van God in deze wereld; en dan openen zich vergezichten die veel rijker zijn en veel verder strekken dan de vraag: waar zult gij zijn in de eeuwigheid — al heeft deze vraag binnen de totale boodschap van het koninkrijk Gods haar eigen noodzakelijke plaats.
De aarde is in veler oog niet ánders dan een jammerdal waar we, helaas, doorheen moeten, maar waaruit we eens, gelukkig, voorgoed verlost worden om dan naar de hemel te gaan en daar voor eeuwig zalig te zijn. De aarde een slechte noodwoning, de hemel ons eeuwig huis.
Terwijl de bijbel de dingen omgekeerd stelt: de hemel is de hemel van de Heere, maar de aarde heeft Hij aan de mensenkinderen gegeven (Ps. 115:16). Wanneer wij na het sterven — inderdaad! — naar de hemel gaan dan is dat alleen omdat deze aarde nog niet is wat ze eens worden zal: vol van de heerlijkheid van God (Ps. 72:19; vgl. Jes. 11:9; Hab. 2:14). De hemel is dus voor Gods kinderen een — zij het verrukkelijke — noodwoning; maar hun uiteindelijke verwachting is, dat de hemel op aarde zal komen, zodat het zal zijn een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (en waar dus ook mensen zullen wonen; ja, waar God zelfs bij de mensen zal wonen!) (II Petr. 3:13; Openb. 21:3). En wanneer de Bijbel spreekt over een gouden straat en over paar'len poorten (Op. 21:21) dan gaat het daar niet over de hemel, maar over het nieuw Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt op aarde (vs. 10).
En wat het lichaam betreft: we zullen in een volgend artikel nog zien dat het beslist onschriftuurlijk is de mens te zien „verdeeld" in een lager deel, het lichaam, dat zou vergaan, en een hoger deel, de ziel, die straks, verlost van haar gevangenschap in het lichaam de zaligheid zou genieten." De verlossing van ons lichaam" (Rom. 8:23) houdt in dat ons lichaam verlost wordt, en niet dat wij van ons lichaam („het stof") verlost worden. Maar dan mag het eindpunt van ons hopen ook niet liggen in de hemelse zaligheid van de ziel. Zoals dat in heel de Bijbel dan ook niet het geval is. Het grote einddoel waarop de Schrift altijd weer ons hart wil richten is: de dag des Heeren, de wederkomst van Christus, de opstanding, Gods nieuwe wereld. Om dit met een duidelijk voorbeeld aan te tonen zou ik willen wijzen op Paulus' brief aan de Philippenzen. U weet, dat de apostel juist in deze brief heel sterk bezig is met de gedachte aan zijn, mogelijk spoedig naderende, dood; en we zullen nog zien dat hij dan vervuld is met de stellige verwachting van een zalig „met de Heere" zijn. Maar er is geen sprake van dat nu alle aandacht van Paulus t.a.v. de toekomst in beslag zou worden genomen door dit uitzicht. Integendeel: de uitspraak over wat er met Paulus na zijn dood gebeurt is omringd door woorden waarin het venster geopend wordt naar de „dag van Christus": zie (u leest deze artikelen toch met de open Bijbel ernaast?) 1:6 en 10; 2:16; naar de wereldomvattende verheerlijking van Christus (2:10,11); naar de verheerlijking van ons lichaam bij de komst van Christus (3:20,21); naar de nabijheid van de komende Heere (4:5). Hier ligt voor Paulus het zwaartepunt van zijn toekomstverwachting; hier moet het ook voor ons liggen.

Maar nu de andere kant. Wat tot nu toe gezegd werd, houdt niet in, dat er in de Schrift géén aandacht zou zijn voor de in de titel geformuleerde vraag. Deze vraag is niet pas opgekomen in de harten van christenen met een versmalde visie op de toekomst, maar ze moest wel opkomen zolang er mensen zijn geweest die in de gemeenschap met de Heere het leven gevonden hadden, en die niettemin op een nog-niet verloste wereld stierven. Hoe ging het met deze mensen, zolang de volle verlossing nog uitbleef? Werd hun gemeenschap met de Heere en werd het leven dat ze daarin hadden, nu door de dood afgebroken, of althans onderbroken? Of werden deze gemeenschap en dit leven voortgezet, ook door de dood heen?
We moeten deze vraag nog wat preciseren. Want waneer we vragen of de gemeenschap met de Heere ook na het sterven bewaard blijft, zeggen velen die toch niet willen weten van een zalig hemelleven, daar „ja" op! Ook ds. Telder kan zeggen dat de gestorvene „op God betrokken" blijft, in een onvergankelijke relatie (a.w. blz. 34), en weten mag dat hij in zijn dood niet van Christus gescheiden zal zijn (blz. 143). Dát is voor hem de zin van het „van stonde aan tot Christus opgenomen zijn" uit de catechismus. En naar aanleiding van Luc. 20:38, waar Jezus van de aartvaders zegt: voor Hem, God, leven zij allen, spreekt hij over de „onvergankelijkheid van onze Godsverhouding"; maar hij bedoelt met een en ander dat de overledenen door de Heere niet worden vergeten dat Hij aan hen blijft gedenken (blz. 74, 75). Voorzover er dus van „voortleven" sprake is, is dit alleen een voortleven in Gods aandacht, herinnering, liefde; een gedachte die we ook bij Karl Barth vinden. D gestorvenen zelf hebben hiervan geen weet. Maar zulk voortleven verdient nauwelijks de naam van leven! En we moeten de vraag dus nu zo stellen: zegt de Schrift ons iets over een werkelijk leven van de overledenen, met name: van een bewuste gemeenschap met Christus, van degenen die in de Heere gestorven zijn?
We willen de volgende maal ter beantwoording van deze vraag een aantal woorden uit de Schrift onderzoeken.

Meppel, W. Steenbergen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1964

De Wekker | 8 Pagina's

Wat gebeurt er met de gelovigen na het sterven? (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1964

De Wekker | 8 Pagina's