Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer en praktijk (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer en praktijk (3)

Het ambt der gelovigen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat al het volk profeten waren
Eldad en Medad waren, hoewel hun namen ook genoteerd stonden op de lijst van de 70 oudsten, die als een raad van vertrouwensmannen Mozes terzijde zouden staan, niet naar de tent der samenkomst gegaan (Num. 11:26 v.v.). Toch rustte Gods Geest ook op hen en zij profeteerden in het tentenkamp.
Als Jozua dit hoort vraagt hij aan Mozes hen dit te verbieden; dat is toch alleen het werk van de daartoe bijzonder afgezonderden?
Dan is het Mozes' verzuchting: och of al het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere Zijn Geest over hen gave.
Wie zou deze verzuchting niet overnemen: heel de gemeente, vervuld met de Heilige Geest, een profeterende en Zijn Naam belijdende, een getuigende gemeente! Toch is dit meer dan een vrome wens.
Voor hen die Zijn Naam belijden en hun plaats in de gemeente des Heeren innemen, is het de ambtelijke opdracht van de Koning der Kerk: profeet zijn.
We zijn er ook niet mee klaar noch voor de Heere, noch voor de naaste, als we wel hopen, dat we nog eens zover mogen komen en zo de volle zekerheid persoonlijk gelovig mogen bezitten, dat we er vrijmoedig van durven spreken.
De boodschap der genade doorgeven aan anderen en de Naam van de enige Zaligmaker uitdragen is niet een bijzonder voorrecht van enkelen, maar de opdracht aan allen, die die Naam belijden.
De verontschuldiging: „ik heb daar geen vrijmoedigheid voor", wordt onder ons nogal eens gevonden.
Het is deze houding, die — hoe oprecht gemeend ze kan zijn — veel afbreuk doet aan het getuigend leven van de gemeente, zowel naar binnen als naar buiten.
Waarom is het toch zo moeilijk om voor allerlei takken van arbeid, vooral voor de verschillende onderdelen van het evangelisatiewerk enthousiaste medewerkers en medewerksters te krijgen?
Het is toch onmogelijk — zelfs onnatuurlijk — dat we over hem of haar die we liefhebben, waar onze gedachten en ons hart vol van zijn, nooit met anderen zouden spreken! Zeker er is een tijd waarin men dat grote geheim voor zichzelf bewaart. Maar is het niet juist die jonge liefde, die, hoe schuchter ook, geen kwaad woord over de geliefde wil horen en het blozend en zichzelf verradend toch openlijk voor hem of haar opneemt?
Hoe zou het dan mogelijk zijn van Hem te kunnen zwijgen, die door het evangelie van Zijn grote liefde het licht deed opgaan in ons leven en ons hart gaande maakt naar Hem?
Het is het herscheppend werk van de Heilige Geest die zondaren levend maakt en brengt tot het geloof in Hem, dat Hij hen stelt in het profetisch ambt.
Profeteren, Zijn Naam belijden in ons leven, dat is niet altijd een preek in de geijkte zin van het woord houden.
Een eenvoudig getuigenis recht uit het hart kan inhoudrijker en vruchtbaarder zijn dan een ingewikkeld en zwaar betoog.
Wat is dan wel het profeteren, dat de Heere als ambtelijke opdracht van de gelovigen vraagt?
Hierbij denken we als vanzelf eerst aan de profeten, waarover de Schrift ons zo veelvuldig spreekt.
In het Oude Testament lezen we van vele profeten (ware en valse). De profeet des Heeren, ook wel genoemd „de man Gods" of „de knecht des Heeren", was een door de Heere geroepene, aan wien goddelijke openbaringen werden gegeven, die hij in naam des Heeren aan anderen moest doorgeven.
De profeet was toen een openbaringsmedium, die de woorden Gods ontving en doorgaf of met een door Gods Geest gescherpt oog de tijd waarin hij leefde in het licht van Gods waarheid doorzag en, zonden bestraffend, Gods oordeel moest aankondigen of Gods komende verlossing melden. Daartoe liet God hen als vooruit in de nabije, of verre toekomst schouwen, om te voorzeggen wat gebeuren zou (de ziener). Bijzonder de messiaanse profetie, de voorzegging van Christus' komst was hierin een rijk onderdeel. Ook vrouwen riep de Heere tot profetessen om Zijn wil in bijzondere situaties bekend te maken (Deborah, Hulda e.a.).
In het Nieuwe Testament vinden we deze profetie niet alleen daar waar de oud-testamentische profeten en hun woorden worden aangehaald om te laten zien hoe God Zijn Woord vervult, maar ook Johannes de Doper is profeet in deze oudtestamentische zin. Christus zelf, de grote Profeet en Leraar uit het midden der broederen door de Heere verwekt, naar Mozes' profetie is het Die ons de wil Gods tot onze verlossing volkomen bekend maakt.
Hij, Die ons de Vader komt verklaren, is meer dan dat: Hij is de priester, die de geprofeteerde verzoening bewerkt en die als Koning ook verwerkelijkt.
In zeker opzicht zijn ook de apostelen profeten in oud-testamentische zin, daar ook zij de openbaring Gods ontvangen, doorgeven en te boek stellen.
Met het laatste visionair-profetische boek der toekomst, de Openbaring des Heeren aan Johannes, sluit God Zijn openbaring van het machtige heil tot onze verlossing af.
Hiernaast vinden we in het Nieuwe Testament ook de profetie als een bijzondere gave van de Heilige Geest aan de gelovigen.
Die gave van de profetie heeft dan veelal een tijdelijk en incidenteel karakter en dient om aan te wijzen, wat in bepaalde gevallen de wil des Heeren is. Hierdoor en dat is in het algemeen genomen het onderscheid met de oud-testamentische profetie, worden echter aan Gods heilsopenbaring tot zaligheid geen nieuwe elementen toegevoegd.
Zo profeteert Agabus in Handelingen 11 over de hongersnood die komen zal en als gevolg daarvan begint de inzameling van offers. In Handelingen 21 profeteert dezelfde Agabus over de aanstaande gevangenneming van Paulus, als deze op doorreis is naar Jeruzalem.
In Handelingen 15 lezen we, dat de beide broeders-deputaten van de „synode", het apostelconvent te Jeruzalem, Judas en Silas, profeten genoemd worden. Met Barnabas en Paulus hebben ze in de gemeente van Anthiochië de onder biddend opzien tot en door de leiding van de Heilige Geest genomen besluiten meegedeeld en toegelicht. Ze worden genoemd, mensen die hun zielen overgegeven hebben voor de Naam van onze Heere Jezus Christus.
Ook in de Corinthische gemeente was naast de andere gaven, de gave der profetie aanwezig. Toch blijkt ook hier reeds dat, evenals in het spreken in tongen (glossolalie) in het gebruik van de gave der profetie een verkeerd element, een zeker misbruik insloop. Met nadruk stelt Paulus in 1 Cor. 14 ; 32 dat de geesten der profeten aan de profeten onderworpen zijn. Niet ieder moet maar „profeteren". Laat twee of drie profeten spreken, zegt Paulus, en dan zo dat de anderen de profetische uitspraken beoordelen (1 Cor. 14:29). Want God is geen God van verwarring, maar van vrede.
Tot op deze tijd is er dan ook nog geen volledig te boek gestelde openbaring Gods. Belijdend de bijzondere zorg, die de Heilige Geest gehad heeft over de teboekstelling van Gods openbaring in de afgesloten canon (reeks) van bijbelboeken, danken wij Hem voor de onuitsprekelijke rijkdom, dat Hij de Kerk door de gang der eeuwen het onfeilbaar Woord, als de volheid van Zijn heilsopenbaring in Christus, heeft meegegeven.
Ons profeteren zal dan ook nu niet anders mogen en kunnen zijn, dan een luisteren naar en nasprekend doorgeven van het Woord des Heeren.

R. (Rotterdam) de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1965

De Wekker | 8 Pagina's

Leer en praktijk (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1965

De Wekker | 8 Pagina's