Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oud en nieuw verbond (VII - slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oud en nieuw verbond (VII - slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tenslotte wil ik nog graag enige aandacht schenken aan de vraag naar de vervulling van de belofte omtrent het nieuwe verbond. Daarover lopen de meningen uiteen. G.Ch. Aalders en J. Ridderbos stonden op dit punt tegenover elkaar.
Voor Ridderbos is het zo, dat de vervulling van de belofte van het nieuwe verbond, gelijk van zovele profetieën, trapsgewijze tot stand komt; dat er iets van een aanvankelijke vervulling reeds is gezien in de verbondsvernieuwing na de terugkeer uit de ballingschap, dat de principiële vervulling is gekomen bij Christus' eerste komst, en dat de finale vervulling nog wacht tot het einde der dagen. Dat in de volksherstelling na de terugkeer uit de ballingschap een aanvankelijke vervulling van de profetie te zien is, volgt volgens hem uit het feit, dat de profetie is opgenomen in een verband, waarin duidelijk van die volksherstelling gesproken wordt (J. Ridderbos, Het Godswoord der Profeten III, blz. 269v.; Het Boek Deuteronomium, Korte Verklaring der H.S., I, blz. 48).
Hier stelt Aalders de gedachte tegenover, dat het nieuwe verbond niets met de terugkeer van Israël uit de ballingschap te maken heeft. Het nieuwe verbond vindt voor het eerst zijn realisering in de gemeente van het nieuwe verbond. Dat de belofte van het nieuwe verbond staat in een hoofdstuk, waarin vele beloften betrekking hebben op Israëls terugkeer uit de ballingschap, zegt volgens Aalders niets. Hij geeft toe, dat in Jer. 30 en 31 doorlopend van Israëls herstel sprake is. Maar hij wil rekening houden met de eigenaardige samenstelling van deze hoofdstukken. „We hebben hier namelijk niet te doen met eene aaneengeschakelde profetische rede, maar met een verzameling van profetische uitspraken." En dat het daarin steeds gaat om het herstel van Israël, zou nog niet behoeven te betekenen, dat het herstel in elk der uitspraken het herstel na de ballingschap is. „Het is zeer goed mogelijk, dat bijvoorbeeld in het geval van de profetie aangaande het nieuwe verbond aan een herstel in anderen en ruimeren zin te denken is" (Het verbond Gods, blz. 153 v.). Herhaaldelijk spreekt Jeremia over de terugkeer uit de ballingschap, maar nooit vinden we volgens Aalders „eenige aanduiding, dat hij het daarmee verkregen herstel beschouwt als een geheel nieuw begin, dat parallel zou loopen met het leggen van den band tusschen den HEERE en het volk Israël, zooals dat bij den Sinaï plaats vond. Integendeel, wij ontvangen voortdurend den indruk dat het herstel na den ballingschap niets anders is dan de hernieuwing en voortzetting van de oude, eenmaal bestaande verhouding. Maar in de profetie van het nieuwe verbond gaat het over iets anders. Hier wordt juist de hernieuwing en voortzetting van de bestaande verhouding uitdrukkelijk ontkend: „Ik zal met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten, niet gelijk het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hunne hand vatte om hen uit het land Egypte uit te voeren". Daarom kan Aalders zich onmogelijk onttrekken aan de gedachte, dat met het nieuw verbond iets anders en meer wordt bedoeld dan het herstel na de ballingschap (blz. 155 v.).
De Vuyst kiest in zijn dissertatie voor de opvatting, die ook Ridderbos verdedigde. Hij stemt met Ridderbos in, „dat een beroep op Hebr. 8 hier niet steekhoudend is: wanneer de „auctor ad Hebraeos" aandacht vraagt voor Jeremia's profetie omtrent het nieuwe verbond, gelijk deze profetie vervuld werd in Christus' hogepriesterlijke dienst, sluit dit een eerdere vervulling van de genoemde profetie niet uit, evenmin als Matth. 2:17-18 — ook naar G.Ch. Aalders' overtuiging — een eerder vervulling van Jeremia 31:15 uitsluit" (blz. 175).
Terecht stelt de Vuyst vast, dat het standpunt van Aalders te verwachten viel in verband met wat deze verstaat onder de nieuwheid van het verbond (niet langer „nationaal", „uitwendig", „voorwaardelijk", enz.).
Aalders heeft met zijn opvatting, dat het nieuwe verbond wordt opgericht met de onzichtbare kerk en dat het niet meer nationaal, maar zuiver geestelijk is, de pas afgesneden naar de gedachte, dat een aanvankelijke vervulling van het nieuwe verbond bij de terugkeer van Israël uit de ballingschap werd gerealiseerd.
De Vuyst poneert tegenover Aalders, dat de éénheid van Gods verlossingswerk moet brengen tot de erkenning, dat Jer. 31:31 v.v. gedurende het post-exilische tijdperk niet zonder vervulling gebleven kan zijn. Die eenheid van Gods verlossingswerk wordt ook door Aalders aanvaard. Deze stemt toe, dat temidden van de beloften voor het herstel na de ballingschap de Messiaanse voorzeggingen niet ontbreken (K.V. blz. 88). Daarom zegt Ridderbos, dat Gods werk „in terugkeer en restauratie wezenlijk één is met Zijn verlossingswerk in de volheid des tijds". Deze éénheid van Gods verlossingswerk beduidt — zegt de Vuyst — „dat de Heere straks in „Israëls" restauratie bezig zal zijn „de Messiaanse voorzeggingen" te vervullen in het doen naderen van Christus tot Bethlehem"." Stelde G.Ch. Aalders terecht, dat Jer. 31:31 v.v. doelt op Gods verlossingsarbeid onder de nieuw-testamentische bedeling, dan kan o.i. — wegens de genoemde éénheid van Gods verlossingswerk — daaruit toch niét worden geconcludeerd, dat de vervullingsgeschiedenis van Jeremia's profetie omtrent het nieuwe verbond pas met de nieuw-testamentische bedeling begint. Staat echter eenmaal vast, dat de vervulling van Jer. 31:31 v.v. reeds binnen de oud-testamentische bedeling aanvangt, dan achten we het geheel onmogelijk, om met G.Ch. Aalders „Israëls" terugkeer ca. buiten die vervulling te sluiten" (blz. 176).
Ik ben dit met de Vuyst wel eens. Ook prof. v.d. Meiden heeft indertijd in zijn afscheidscollege aan onze Theologische Hogeschool over het nieuwe verbond (Berith Chadasjah, Geref. Theol. Tijdschrift, 1954, blz. 13 v.v.) gewezen op het verband tussen de terugkeer van Israël uit de ballingschap en het nieuwe verbond. Hij zegt in die rede: „Naar het ons voorkomt blijkt duidelijk dat het begrip „nieuw verbond" en de terugkeer uit de ballingschap niet van elkander los te denken zijn, al weten wij zeer goed dat „nieuw verbond" niet vervuld is in die terugkeer" (blz. 35). Een bladzijde verder luidt het: „De vervulling van deze heilsprofetie begint bij de verlossing uit Babel, welke belofte vol heilsprofetie is, Jes. 40—66; deze vervulling komt apart openbaar in de Nieuw-Testamentische bedeling en wordt volmaakt bij de wederkomst van Christus. Wij moeten dus bij de verklaring van Jer. 31 uitgaan van het volksherstel van Israël, na de ballingschap; na de profetie van de terugkeer schrijdt deze profetie voort naar de Messiaanse heilstijd".
Dat we in Jer. 31 hebben te doen met een verzameling op zich zelfstaande profetieën, die alle betrekking hebben op de terugkeer van Israël uit de ballingschap, sluit in, dat de belofte van het nieuwe verbond daarmee samenhangt. Ook andere profetische uitspraken wijzen op deze samenhang.
Jes. 54 handelt over de terugkeer van Israël uit de ballingschap. De belofte van terugkeer gaat ook hier gepaard met de belofte van Gods verbond: „Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de HEERE" (vs. 10). En dan volgt soortgelijke heilstoezegging als in Jer. 31:34: „Al uw zonen zullen leerlingen des HEEREN zijn" (vs. 13). Evenzo wordt in Jes. 55:3 Gods verbond toegezegd aan het volk Israël, dat door God uit de ballingschap wordt verlost: „Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten". Vgl. ook Jes. 61:8. En in Hos. 2:18v komt wel het woord verbond niet voor, maar wel de belofte van het nieuwe verbond: „En gij zult de HEERE kennen. En wat hier de ondertrouw des HEEREN wordt genoemd is wezenlijk niet anders dan het nieuwe verbond in de profetieën van Jeremia. En deze wordt beloofd aan Israël, dat door de HEERE uit de ballingschap zal bevrijd worden. Vgl. ook Ezech. 16:60; 37:26.
God begint met Israël in de ballingschap een nieuw begin. Behalve terugkeer heeft hij ook bekering gegeven (vgl. Jer. 31:18v.v.; Hos 2:15 v.v.). Men mag niet zeggen dat alles op dezelfde voet is voortgegaan. Tot openlijke afgodendienst is het volk na de ballingschap ook niet meer gekomen. Maar wel is er weer afval gevolgd. Maar dit doet aan de belofte van Gods verbond niet af. Die belofte werkt niet automatisch, vgl. Jer. 24:7.
Israëls terugkeer uit de ballingschap is ook niet de volledige vervulling. De eigenlijke vervulling is gekomen met de komst van Christus. In zijn dood ligt het nieuwe verbond vast (Matth. 26:28). Hij is de middelaar van het nieuwe verbond (Hebr. 8:6; 9:15). In het nieuwe verbond breekt het werk van de Heilige Geest zich baan (2 Cor. 3:6).
Sinds de Pinksterdag is het nieuwe verbond niet meer beperkt tot Israël. Ook heidenen mogen delen in de belofte van het nieuwe verbond (Hand. 2:39). De tussenmuur, die scheiding maakte, is afgebroken, Ef. 2:11 v.v. De belofte, aan Abraham gedaan, gaat in vervulling (Gen. 12:3). Ik kan daar thans niet verder op ingaan. Hier liggen weer nieuwe en andere vragen.
We danken dr. de Vuyst nogmaals voor zijn studie en de wijze, waarop hij zijn belangrijk en boeiend onderwerp aan de orde heeft gesteld, zij het dan dat ik op een enkel punt iets anders denk dan hij.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1965

De Wekker | 8 Pagina's

Oud en nieuw verbond (VII - slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1965

De Wekker | 8 Pagina's