Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrouw in het ambt (IV, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrouw in het ambt (IV, slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is waar, dat volgens het N.T. in de oudste christelijke kerk allerlei charismatische gaven niet alleen aan de mannen, maar ook aan de vrouwen geschonken werden. De evangelist Philippus had vier ongehuwde dochters, die profetes waren (Hand. 21:9). Ook in 1 Cor. 11:5 is sprake van vrouwen, die profeteren. Maar dit zegt nog niets over de ambten.
Voorts worden allerlei vrouwelijke medewerksters van de apostel Paulus genoemd, zoals Phebe, Prisca en zo vele anderen (Rom. 16:3,6,12; Phil. 4:3). Dit bewijst, dat in die tijd de vrouwen medewerkzaam zijn geweest in de verkondiging van het evangelie. We weten van Prisca, dezelfde als Priscilla, dat in haar huis een gemeente van Christus samenkwam (1 Cor. 16:19). Met haar man heeft zij Apollos nader in de weg des heils onderwezen (Hand. 18:26).
Meermalen zal zij gelovigen bij zich hebben ontvangen en hen geholpen hebben. Ook anderen zal zij met het evangelie hebben bekend gemaakt en dieper daarin onderwezen. En zij heeft zich, evenals de andere vrouwen, naar het getuigenis van de apostel, daardoor vele malen in levensgevaar gewaagd.
Ook de vrouw heeft in de eerste tijd van de christelijke kerk een belangrijk aandeel gehad in de verbreiding van het evangelie. Allerlei taken, die thans vrijwel uitsluitend door mannen worden verricht, werden toen ook door vrouwen gedaan. Met name ook allerlei diakonale arbeid. Phebe heet zelfs een diaken van de gemeente te Kenchreae (Rom. 16:1). De vertaling spreekt van een „dienares der gemeente", maar in het Grieks wordt hetzelfde woord gebruikt als waarmee een diaken wordt aangeduid. Velen menen, dat ook in 1 Tim. 3:11 sprake is van vrouwelijke diakenen.
Het convent van Wezel sprak in 1568 als haar oordeel uit, dat op plaatsen waar het geschikt is, ook vrouwen van beproefde trouw en rechtschapenheid en van gevorderde leeftijd naar het voorbeeld van de apostelen met recht tot het ambt van diaken kunnen worden aangenomen.
Toch is het de vraag of Phebe een diaken is geweest in de ambtelijke zin van het woord. De apostel gebruikt het woord „diaken" meermalen in niet-ambtelijke zin. Zo heet de overheid een „diaken" van God (Rom. 13:4). Evenzo Christus (Rom. 15:8). Paulus noemt zich een „diaken" van het evangelie (Eph. 3:7). Dat Phebe een „diaken" wordt genoemd kan evengoed wijzen op allerlei diensten, die zij als gelovige vrouw aan de gemeente van Christus bewezen heeft. Het kan wijzen op de verzorging en de gastvrijheid, de hulp en de liefde, die zij aan velen in de gemeente bewezen heeft. En ook Paulus zelf heeft in dit dienstbetoon rijkelijk mogen delen.
En wat de vrouwen in 1 Tim. 3:11 betreft, daarbij zal men wel niet moeten denken aan de vrouwen der diakenen. Het is echter ook niet nodig om aan vrouwelijke diakenen te denken. Bedoeld kunnen zijn vrouwen, die de diakenen ter zijde stonden. In bepaalde gevallen kunnen vrouwen beter helpen dan mannen. Blijkbaar is een vrouwelijke hulpdienst in de eerste christelijke gemeente vrij gewoon geweest. Vrouwen vormden misschien een soort diakonale zusterclub, schrijft dr. Bouma in zijn Korte Verklaring: „Dat deze vrouwen een kerkelijk ambt hebben bekleed, leert dit woord niet".
Maar wat de Nieuwtestamentische gegevens ons wel leren is, dat er in de kerk een bredere taak voor de vrouw is weggelegd dan vaak later het geval was.
Het is niet te ontkennen dat bij een te overheersende positie van de man in de kerk de eigen plaats der vrouw vaak te veel verdrongen is. Waarom kan aan de vrouwen in de kerk niet een bredere taak worden toegewezen in samenwerking met de diakenen en de andere ambtsdragers? Vrouwen weten vaak beter dan mannen wat in een huishouding nodig is. In vele gevallen zien vrouwen zelfs scherper en juister dan mannen.
Tegenwoordig is in het werk van de gezinsverzorging, dat veelal uitgaat van de diakonie, de vrouw op vele plaatsen reeds ingeschakeld. Maar zo is er in het werk van de zielszorg en de evangelieverkondiging, van de evangelisatie en het huisbezoek, vooral bij eenzamen en zieken, een ruimere taak voor de vrouw mogelijk dan thans vaak het geval is.
En dat is mogelijk zonder direct aan de officiële ambten te denken. Nergens in het N.T. lezen we onweerspreekbaar duidelijk van vrouwelijke diakenen. Evenmin lezen we van vrouwelijke ouderlingen en van vrouwelijke apostelen.
Dit heeft met discriminatie van de vrouw niets te maken. De vrouw is een gelijkwaardig lid van de gemeente van Christus naast de man. De vrouw heeft deel aan hetzelfde heil in Christus als de man. Er is wat dat betreft geen onderscheid. De vrouw ontvangt evenals de man de gaven van de Heilige Geest. Maar toch is er onderscheid. De apostel Paulus wijst daar ook op.
In 1 Cor. 14:34v schrijft hij, dat de vrouwen in de gemeente moeten zwijgen. Want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moet ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. En dan zegt hij even verder, dat het lelijk voor een vrouw staat in de gemeente te spreken.
De apostel hanteert hier voor de zwijgplicht van de vrouw in de gemeente tweeërlei motief. Hij noemt de toenmalige zede. Volgens die toenmalige zede stond het lelijk voor een vrouw in het openbaar te spreken.
Wat dat betreft is onze zede gewijzigd. Wij vinden dat nu niet bepaald meer „lelijk staan" als een vrouw in het openbaar spreekt. Dat hoeft het ook niet te zijn. Zeden kunnen veranderen. Zo dragen onze vrouwen ook niet meer als de oosterse vrouwen sluiers.
Maar de apostel gebruikt ook een ander argument. Hij beroept zich op de wet van God. Deze spreekt van een onderworpenheid van de vrouw aan de man.
Dit heeft met een slaafse onderworpenheid niets van doen. Maar bij alle gelijkwaardigheid van man en vrouw is er verschil in positie. In 1 Tim. 2:11 zegt de apostel: want eerst is Adam geformeerd, daarna Eva. Hieruit volgt de verschillende positie van beiden en dit is volgens de apostel ook van invloed op het gemeentelijke leven. Want krachtens deze „scheppingsordinantie" kan en mag de vrouw door in de gemeente te spreken en te onderwijzen niet over de man heersen.
Men kan zich afvragen in hoeverre dit woord van Paulus tijdgebonden is. En of hij hier het O.T. op de rechte wijze uitlegt. Niettemin bevatten de uitspraken van de apostel een fundamentele aanwijzing omtrent de verhouding van man en vrouw. Bij alle gelijkwaardigheid is er geen gelijkheid. Het rapport van de geref. deputaten wijst daar ook op en legt vooral de nadruk op de aanvullende positie van de vrouw. Zij is de man gegeven tot een hulp (Gen. 2:20vv). In verband daarmee zegt het rapport: „Die orde moet ook in de gemeentelijke verhoudingen worden onderhouden, zodat daar ook geen situatie mag ontstaan, waarin de vrouw bij de opbouw, van de gemeente óf nauwelijks zou meetellen, óf de leidinggevende plaats van de man zou gaan innemen. In beide gevallen zou zij niet meer fungeren in haar positie als vrouw en als complement van de man".
Als aanvullend element van de man kan de vrouw inderdaad in de gemeente belangrijke diensten verrichten. En dit zal in de toekomst meer moeten geschieden dan tot nu toe. De arbeid der vrouw in de gemeente moet worden geaktiveerd.
Waarom moeten altijd alle kerkelijke commissies commissies van mannen zijn?
Maar voor de vrouw in het ambt biedt de Schrift geloof ik geen gegevens.
Ook het rapport van de geref. deputaten kent ten opzichte hiervan een beperking. Bij de opening van de toegang tot het ambt voor de vrouw dient volgens hen rekening te worden gehouden met de haar in de Schrift aangewezen positie als complement van de man en het daarmede gegeven aanvullend karakter van de haar toe te wijzen taak. Maar dan staan toch ook weer voor haar de ambten niet ten volle open. En wat betekent dan het ambt van de man zonder de vrouw? Is dit dan wel compleet zonder de vrouwelijke aanvulling?
Het laatste woord zal over deze kwestie nog wel niet gezegd zijn. Maar men zal zich alleen door het licht der Schrift moeten laten leiden. Het gevaar is groot vroegere generaties te verwijten, dat ze zich door een onschriftuurlijke geest hebben laten leiden in naam van de Schrift, terwijl men zelf in dit gevaar valt door in de mening zich door de Schrift in werkelijkheid zich door de geest des tijds te laten leiden.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1965

De Wekker | 8 Pagina's

De vrouw in het ambt (IV, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1965

De Wekker | 8 Pagina's