Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode 1965 (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode 1965 (VI)

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkbouwaangelegenheden
Op woensdagmorgen kwamen de kerkbouwaangelegenheden aan de orde. Deputaten hadden de Synode een bondig rapport doen toekomen, waaruit bleek dat zij met vele kerken in contact hadden gestaan terzake van nieuwbouwplannen etc. Ook voor deze arbeid was in de Synode veel waardering.
Ook op deze Synode kwam de werkwijze van deputaten weer aan de orde.
In de kerken leeft nog steeds de gedachte: deputaten beschikken over een welvoorziene kas. Kerken, die bouwplannen hebben, moeten een belangrijk percentage van hun bouwkosten kunnen ontvangen. De instructie van deputaten luidt anders en dienovereenkomstig handelen zij. Zij geven garanties aan kerken bij de betaling van rente voor het te lenen bouwkapitaal. In de meeste gevallen zijn toezeggingen gedaan, in de regel voor een periode van tien jaar, totaal voor ƒ 466.485,—. Terecht werd door de secretaris van deze deputaten, br. A. de Geus, gezegd: als deputaten de gevraagde methode zouden gaan volgen, zou de kas spoedig leeg zijn en zouden telkens grootscheepse acties moeten worden gehouden.
In bespreking kwam ook het beleid van deputaten t.a.v. de actie „Antwoord '64". Dr. W.H. Velema stelde deze kwestie aan de orde. Was het bekend dat een dergelijke reclame-campagne zou worden gehouden? Een campagne die z.i. de kerk van Christus niet waardig is. Meerdere broeders bleken van hetzelfde gevoelen te zijn. Br. de Geus antwoordde dat deputaten voor een dilemma stonden. Toen ze bij een vorige actie niet meededen, oefende de Synode critiek. Nu deze keer wel werd meegedaan, is er weer critiek. De Synode stelde vertrouwen in deputaten — zij sprak dat bij monde van de praeses uit —, maar wel wenste zij dat bij mogelijke volgende acties de meeste voorzichtigheid betracht zou worden bij het aangaan van samenwerking met andere kerken, met name als het kerken betreft, die niet behoren tot de Gereformeerde Gezindte.

Dagkalender
Opnieuw ging de Synode zich bezighouden met de Dagkalender, waarover op de eerste zittingsdag reeds was gesproken. De Synode had toen behoefte aan nadere informaties. De voorzitter van deputaten, ds. C. v.d. Zaal, was nu aanwezig om de nodige inlichtingen te verstrekken. Hij schetste de gang van zaken en tekende de ontwikkeling. Nu het schild gaat verdwijnen en de achterstukjes steeds minder bevallen, komt de uitgave op wankele basis te staan. De uitgave van een dagboekje is niet de taak van de kerken. Sommige broeders betreuren het dat het zo gaat. Oud. Terreehorst van Vlaardingen was hun tolk toen hij zich tegen deze gang van zaken verzette en het een teken van verval vond dat er geen plaats meer is voor Gods Woord aan de kamermuur. Maar de praeses was het niet met hem eens en ook anderen niet, hoe jammer ook, nu bleek dat de uitgever zelf adviseerde om er mee op te houden en ds. v.d. Zaal wees op de concurrentie van andere kalenders, die mede verzorgd worden door predikanten uit onze kerken, besloot de Synode de uitgave van de dagkalender te staken. In 1966 verschijnt de kalender dan voor het laatst.

Psalmberijming
De derde zaak, die deze woensdagmorgen 29 september de aandacht vroeg was die van de Psalmberijming. Langs twee kanten kwam deze zaak ter tafel. Allereerst was er een instructie van de Part. Syn. van het Noorden, die verzocht te besluiten om alsnog zitting te nemen in de Interkerkelijke Stichting Psalmberijming „teneinde daardoor met inbreng van hetgeen tot nu toe door deputaten verricht is, een meer positieve invloed te kunnen uitoefenen dan door middel van waarnemen mogelijk was". Daarnaast was er het rapport van deputaten voor onderzoek en overleg inzake de Psalmberijming. Dit rapport liet een somber geluid horen. De broeders stelden zelfs voor het deputaatschap niet meer te continueren en rustig af te wachten welke ontwikkeling de zaak van de nieuwe psalmberijming zal nemen.
Commissie III, die over deze zaak had te rapporteren, liet evenwel een ander geluid horen. Ze stelde vast dat de zaak van de Psalmberijming langzamerhand een slepende kwestie is geworden op onze synodale vergaderingen. In haar rapport gaf deze commissie een historisch overzicht van de stand van zaken. Zij meende dat de Synode met de werkelijkheid van de voortschrijdende arbeid aan de nieuwe Psalmberijming voor ogen, alsnog in de Interkerkelijke Stichting Psalmberijming moet participeren om daar zoveel mogelijk invloed uit te oefenen. Er dienen twee broeders benoemd te worden, die intensief aan de arbeid gaan deelnemen. Het is beter nu nog iets te doen dan helemaal niets te doen. De nieuwe berijming komt er. Onze kinderen worden hier straks mee geconfronteerd. Is het verantwoord om zelf aan de kant te blijven staan en anderen het werk te laten opknappen? Dat temeer nu blijkt dat participatie in de I.S.P. niet impliceert: onze kerken moeten de nieuwe berijming t.z.t. aanvaarden. De commissie merkte op: uit het deputatenrapport spreekt een begrijpelijk defaitisme. Deputaten hebben het besluit van de vorige synodes betreurd. Dit heeft hun werk geremd en de positie van de waarnemer verzwakt. In dit klimaat hebben deputaten het voorstel gedaan: laten we er mee ophouden. Te betreuren is ook dat maar één waarnemer aan de arbeid van de I.S.P. deelnam, hoewel twee waarnemers waren benoemd.
In de bespreking van deze zaak kwamen de standpunten pro en contra uit. Zij, die voor deelname waren wezen met klem op onze verantwoordelijkheid tegenover onze kinderen; op sommige scholen leren de kinderen nu reeds de nieuwe berijming, die in de kerken niet gezongen wordt met als gevolg dat onze kinderen niet meezingen in de kerk; we maken een breuk tussen kerk en school, zo betoogden ds. B. van Smeden en ds. K.J. Velema. Ds. v.d. Ent daarentegen meende dat wel gesproken wordt van een breuk in het psalmgezang, maar hij vreesde dat de nieuwe berijming de verdeeldheid alleen maar bevordert. Ook ds. Brons bracht bezwaren in; hij informeerde naar de contacten van deputaten met deputaten van andere kerken van gereformeerde belijdenis. Oud. van Ledden meende dat we nu wel erg aan de late kant zijn als we nu gaan deelnemen aan de I.S.P. Onze invloed moet dan toch wel gering zijn.
De rapporteur van deze commissie ging uitvoerig op de gemaakte opmerkingen in, betreurde dat deputaten slechts één keer hebben vergaderd, maar kon hun defaitisme volkomen begrijpen in het licht van de vorige synodes. Hij wees op het besluit van de Geref. Kerken (vrijgemaakt), die tot dusver afzijdig stonden van de I.S.P., maar op de laatste Synode toch ook besloten waarnemers te zenden. Misschien is er gezamenlijk nog wat te bereiken.
De bespreking over deze kwestie werd donderdagavond pas voortgezet. In de tweede ronde handhaafde ds. Brons zijn bezwaren en bestreed hij het voorstel van de commissie wel deel te nemen. Hij wees ook op het karakter van de samenwerkende kerken in de I.S.P. die niet allen van gereformeerde belijdenis zijn. Hij pleitte er voor waarnemers te blijven zenden, wier invloed dan zo groot mogelijk moet zijn.
Ds. Hilbers liet een ander geluid horen en meende dat iedere kerkeraad straks vrij is om de psalmberijming te gebruiken, die hij wilde. Ds. op den Velde informeerde naar de consequenties van participatie. Hoe ligt onze verantwoordelijkheid?
Nogmaals verdedigde de rapporteur het voorstel en beantwoordde hij de vragen. De voorzitter van deputaten, prof. Oosterhoff, onderstreepte het betoog van de rapporteur. Het is waar: we zijn laat, maar nog niet te laat. We moeten nu gaan deelnemen of helemaal aan de kant gaan staan. We kunnen na meer dan tien jaar niet blijven waarnemen. Ds. Brons is bang voor remonstrantse invloed? Maar de remonstrantse regels in de huidige psalmberijming weten we ook wel gereformeerd te interpreteren. Ds. Brons hield voet bij stuk en diende een uitvoerig voorstel in, dat met aandacht werd beluisterd. Strekking van dit voorstel was niet te participeren in de I.S.P., maar waarnemers te blijven zenden, terwijl de taak van deputaten na de verschijning van de gereviseerde proeve werd aangegeven. Echter bleek niemand dit voorstel te steunen, zodat het niet in stemming kon komen. Het voorstel van de commissie werd daarna aangenomen met twee stemmen tegen.
Onze kerken zullen dus gaan participeren in de Interkerkelijke Stichting Psalmberijming, hetgeen niet betekent dat de nieuwe berijming daarmee door ons aanvaard wordt, wanneer deze straks in de definitieve vorm verschijnt.

Geref. Kerken
Woensdagmiddag begon de behandeling van het rapport van deputaten voor de eenheid van de geref. belijders. Het gedeelte, dat de correspondentie met buitenlandse kerken raakt, was vorige week reeds in behandeling geweest, al moet nog een gedeelte worden afgehandeld, dat betrekking heeft op de Geref. Oec. Synode.
Deze middag werd allereerst de verhouding tot de Geref. Kerken aan de orde gesteld.
Deputaten rapporteerden dat sinds de vorige Synode vier samensprekingen werden gehouden. Zij constateerden dat de gehouden samensprekingen geen wezenlijke toenadering brachten maar scherp markeerden hoe de beide kerken uit elkaar zijn gegroeid. Het verschil tussen de Geref. Kerken en ons wordt door de eersten gezien als een verschil van gevoelen binnen de gereformeerde belijdenis. Bovendien constateerden deputaten dat de huidige koers de Geref. Kerken beslist niet dichter brengt bij onze kerken.
De commissie, die dit rapport had bestudeerd, meldde dan ook dat zij met een gevoel van teleurstelling kennis had genomen van de resultaten van de samensprekingen. De commissie kon zich niet aan de indruk onttrekken dat men aan gereformeerde zijde onze bezwaren zowel t.a.v. de tolerantie in de prediking als t.a.v. de ontwikkeling in de richting van de Wereldraad niet ernstig genoeg neemt. De commissie stelde voor deputaten te machtigen t.a.v. de verhouding tot de Geref. Kerken naar bevind van zaken te handelen.
In de bespreking werd vooral dit voorstel becriticeerd. „Naar bevind van zaken" handelen — dat klinkt zo vaag, meende ds. Hilbers. Oud. D. Koole stelde enkele zeer indringende vragen over de aard van de samensprekingen. Is er bij de samensprekingen de waarachtige wil om bij elkaar te komen of tracht men elke principiële toenadering te voorkomen en is men aan beide zijden bedacht op behoud van de eens ingenomen positie?
Ds. J.H. Velema kwam met het voorstel een brief te schrijven naar de zittende Generale Synode der Geref. Kerken. Er moet nog een brief geschreven worden naar deze Synode betreffende het besluit geen waarnemers te zenden. In deze brief zouden de verschillende constateringen verwerkt moeten worden en gewezen op de teleurstellende gang van zaken bij de gehouden samensprekingen. Als de Geref. Synode haar antwoord ook ter kennis brengt van de beide deputaatschappen voor samenspreking is er voor de deputaten misschien aanleiding om met een bepaald doel te gaan samenspreken.
Dit voorstel werd tenslotte met vier stemmen tegen aangenomen. In de comité-zitting van vrijdagmiddag werd deze brief vastgesteld. In januari kan deze brief dan door de Geref. Synode worden behandeld en eventueel beantwoord.

Geref. Gemeenten
Deputaten hadden een brief geschreven naar de Gen. Synode van de Geref. Gemeenten met verzoek om samen te spreken over hetgeen ons verbindt en gescheiden houdt. Deze Synode antwoordde „dat bij overweging van uw verzoek enkele factoren naar voren kwamen, welke als beletselen gezien worden om tot samenspreking over te gaan". De commissie meende dat dit antwoord enige vooruitgang vertoont in vergelijking met vroegere afwijzingen.
Vanuit de Synode werd gevraagd of er inderdaad sprake van vooruitgang is. Hierop moest van deputatenzijde worden geantwoord dat deze vraag niet beantwoord kon worden omdat er geen officiële contacten zijn geweest. Het antwoord van de Geref. Gemeenten was in vriendelijke toon gesteld. Op voorstel van de commissie besloot de Synode deputaten op te dragen naar de genoemde beletselen te informeren.

C.O.G.G.
Met blijdschap nam de Synode kennis van de oprichting van het Contact-orgaan voor de Gereformeerde Gezindte en de daarin en daardoor verrichte activiteiten. De commissie vond de naam Statuten niet juist en wilde liever spreken van „Regels voor het Contact-orgaan". Verder stelde de commissie voor deputaten op te dragen er naar te staan dat het C.O.G.G. een vastere kerkelijke vorm verkrijgt. De Synode nam van de opmerkingen van de commissie kennis, maar vond geen aanleiding deputaten in dit opzicht een bepaalde opdracht te geven. Het is niet de schuld van deputaten dat bepaalde kerken niet officieel zijn vertegenwoordigd in het C.O.G.G. Zij dringen er bij de betrokken broeders telkens op aan dat dit zal gebeuren, maar gezien de situatie in die bepaalde kerken kan hier niets geforceerd worden.

Overige werkzaamheden
Ook voor de overige werkzaamheden van deputaten, bestaande in contact met gereformeerde deputaten voor oecumeniciteit en pluriformiteit en de vertegenwoordiging in de Interkerkelijke commissie belijdenisgeschriften, had de commissie waardering. 't Resultaat van de laatstgenoemde arbeid, waaraan twee deputaten meewerken, wordt met belangstelling tegemoet gezien. Gezien de veelomvattende arbeid van dit deputaatschap besloot de Synode, de suggestie van deputaten en het voorstel van de commissie overnemend, het aantal deputaten met één uit te breiden en op negen te brengen.

Geref. Kerken (vrijgemaakt)
Een vrij brede bespreking kreeg het gedeelte van het rapport, dat betrekking had op de Geref. Kerken (vrijgemaakt). In 1962 sprak de Gen. Syn. t.a.v. deze kerken uit, dat het roeping was te staan naar eenheid. Maar deze Synode constateerde ook dat er verschillen zijn gebleven, en gaf opdracht „in overleg met gereformeerde deputaten wegen te zoeken die tot wegneming van de geconstateerde verschillen kunnen leiden."
Het deputatenrapport liet nu echter een minder optimistisch geluid horen. Drie samensprekingen zijn sinds de vorige Synode gehouden. Bij deze samensprekingen waren inzonderheid de verschillen met betrekking tot de hantering van het gereformeerd belijden omtrent de kerk in al haar ernst aan het licht gekomen. Het feit dat juist de Gen. Syn. van 1962 besloot dat onze kerken zouden toetreden tot de Geref. Oec. Syn. wordt ons hoogst kwalijk genomen. Bij verschillende samensprekingen is dit besluit en al wat daarmee samenhangt aan de orde geweest. Duidelijk bleek dat dit besluit een groot struikelblok is voor de vrijgemaakten. Uiteraard staat dit niet op zichzelf. In deze kerken wordt sterke nadruk gelegd op het institutaire karakter van de kerk en daaruit vloeit voort verheerlijking van de vrijmaking en een exclusivistische houding t.o.v. andere kerken. Op dit standpunt moet men in feite andere kerken negeren en er is van enige samenwerking, in welk verband ook, geen sprake. Voor ons zijn, afgedacht van andere verschillen, die zijn gebleven, de recente gebeurtenissen in deze kerken een struikelblok. „Hier is o.i. gebleken wat de gevolgen zijn van een bepaald hanteren van het gereformeerd belijden omtrent de kerk en kwamen kerkrechtelijke inzichten naar voren, die met zorg vervullen". De opdracht, die de Synode van 1962 gaf is niet vervuld. De gehouden samensprekingen hebben deputaten niet dichter tot elkaar gebracht, maar wel verwijdering tussen hen geschapen.
Behalve het deputatenrapport was er ook een brief van de Generale Synode van Rotterdam-Delfshaven, die veel waardering oogstte bij commissie II. Er sprak een bijzonder broederlijke toon uit deze brief. We citeren: „De Gereformeerde Kerken begeren meer dan contact, meer dan samenwerking. Wat wederzijds de kerken bewegen moet, dat kan niet minder zijn dan het werk des Heeren in de ambtelijke saamvergadering der ware christ-gelovigen onder het juk van Jezus Christus in gemeenschappelijke bewaring van het Woord. Verschillen, die nog zouden overblijven, kunnen dan niet het samenleven in eenheid verhinderen". Treffend is de dan volgende zin: „De synode van Rotterdam-Delfshaven zegt dit in grote bescheidenheid. Gezien de situatie, waarin zij zelf bij de voortzetting van haar arbeid is geraakt, mag zij niet verzwijgen, welke moeite er kan zijn om een verkregen samenleving in eenheid te bewaren". Echter constateerde de commissie terecht dat het contact tussen de deputaten niet overeenkomstig deze brief is geweest. Werd in deze brief gezegd dat de door ons geconstateerde verschillen op geen enkele manier de roeping tot eenheid in de weg staan en gevoegelijk na de vereniging der kerken kunnen worden behandeld, tegelijk besloot de Synode van Rotterdam-Delfshaven haar deputaten opheldering te vragen over de koers van de Chr. Geref. Kerken en dit aan de orde te stellen in de samenspreking met Chr. Geref. deputaten. De commissie wees dan ook op een ingrijpend verschil tussen de brief van de Gen. Synode en hetgeen na de samensprekingen aan de orde werd gesteld. In verband hiermee constateerde de commissie dat onze deputaten niet aan de opdracht, hun door de G.S. 1962 gegeven, konden voldoen.
Bij de besprekingen van de overwegingen en voorstellen van de commissie gaven verschillende broeders blijk met bezorgdheid kennis genomen te hebben van de ontwikkeling van het kerkelijke leven dier kerken. Ds. Hilbers wees er op dat van hun kant steeds gezegd wordt, als onzerzijds gewezen wordt op de interne kerkelijke verhoudingen: kunt u die beoordelen?
Het blijkt dat de samensprekingen, die nu gehouden zijn na 1962 anders zijn dan die voor 1962 plaats vonden. Het geladen kerkbegrip gaat steeds meer een rol spelen. Dit kerkbegrip had grote invloed op de beslissingen van de Synode van 1964. Ds. K.J. Velema constateerde dat het een verdrietige zaak is, die ons bezig houdt. Hij vroeg: is er enig perspectief in verdere samensprekingen? Werd bij de samensprekingen geen kat en muis gespeeld. Bijv. toen blijkens de notulen bij informatie onzerzijds of eventueel ons ambtelijk leven veilig zou wezen in een gemeenschappelijk kerkelijk leven door een der hoogleraren van Kampen werd geantwoord: wij zijn ons ambtelijk leven bij u ook niet veilig, maar ons leven is met Christus verborgen in God. Is onze aansluiting bij de Geref. Oec. Synode een onoverkomelijk struikelblok? Dienen we de plaatselijke kerken niet meer te herinneren aan hun roeping en moeten daar de contacten niet worden bevorderd? Is er in deze richting niet iets te doen? Er is op het grondvlak met de Geref. Kerken (syn.) een loyale samenwerking in allerlei verbanden. Waarom kan dit ook niet met de Geref. Kerken (vrijgemaakt)?
Verder werd er op gewezen dat in het voorstel van de commissie niet voldoende antwoord wordt gegeven op de brief van de Synode van Rotterdam-Delfshaven.
Opmerkelijk was dat verschillende sprekers allerlei beelden gebruikten om de verhouding van beide kerken duidelijk te maken of aan te geven. De rapporteur, ds. B. van Smeden, beantwoordde verschillende vragen en voorzitter en secretaris van deputaten, gaven nadere inlichtingen over en toelichtingen op de gehouden samensprekingen. Ondanks de mooie brief van Rotterdam is de situatie na die Synode beslist verslechterd. Bij de laatste samenspreking is de zaak-v.d. Ziel ook aan de orde geweest. De trieste verhoudingen in deze kerken kwamen toen openbaar.
Intussen hadden verschillende broeders bezwaren tegen de formuleringen en voorstellen van de commissie. Resultaat was dat de zaak terug gaat naar de commissie. Eerst in de volgende zittingsperiode komt de verhouding tot de Geref. Kerken (vrijgemaakt) weer aan de orde.

„Eindhoven"
Woensdagavond 29 september begon de Synode aan de behandeling van de instructie van de Part. Syn. v.h. Oosten: „De Generale Synode bezinne zich op en geve richtlijnen voor de wijze, waarop kerkeraden dienen te handelen, die in samensprekingen met kerken van gereformeerd belijden tot een grote mate van eenheid in belijden zijn gekomen en aan deze eenheid gestalte zoeken te geven". Het was duidelijk dat achter deze instructie de kwestie „Eindhoven" zat. Toen de kerkeraden van de Chr. Geref. Kerken en de Geref. Kerken (vrijgemaakt) besloten over te gaan tot kanselruil en intercommunie begin 1963, keurde de classis Utrecht deze daad af. De kerkeraad van Eindhoven ging in appèl bij de Part. Synode van het Oosten van 1963. De P.S. noemde de daad van Eindhoven praematuur. Op de P.S. van 1964 kwam toen de instructie van de classis Utrecht, die door de P.S. met bijna algemene stemmen werd aanvaard. Overigens ging de kerkeraad van Eindhoven ook in appèl tegen de uitspraak van de P.S. v.h. Oosten bij deze Gen. Synode. Maar in de comité-zitting van vrijdagmiddag deelde de praeses mee dat gebleken was dat dit appèl-schrijven niet wettig ter tafel was, aangezien de kerkeraad van Eindhoven verzuimd had de P.S. van dit appèl op de hoogte te stellen.
Intussen kwam de zaak, waar het om gaat in Eindhoven, toch op tafel door deze instructie.
Commissie II had ook de behandeling van deze instructie voorbereid in een rapport, dat blijk gaf van een ernstige studie over dit moeilijke onderwerp. Ze merkte o.a. op: „dat een dergelijke situatie, als in de instructie gesteld, verblijdend moet worden genoemd in de gebrokenheid van de kerk des Heeren in ons land en de moeilijkheid om als plaatselijke kerken van eenzelfde belijden elkander te vinden en elkaar tot zegen te zijn". Ze waardeerde het ontstaan van een dergelijke verhouding als een openbaring van het waarachtig zoeken van elkaar, gelijk dit is uitgesproken in de Acte van Afscheiding of Wederkeer 1834 op de betekenis, waarvan de kerkelijke vergaderingen herhaaldelijk hebben gewezen en op grond waarvan zij opgewekt hebben tot plaatselijk contact, waar dit mogelijk is. „Nog meerdere dingen werden tot rechte bezinning over deze materie door de commissie opgemerkt. In de overwegingen werd gesteld: „dat het mogelijk moet worden geacht dat plaatselijke kerken van gereformeerd belijden, die in plaatselijke samensprekingen tot een grote mate van overeenstemming gekomen zijn, aan deze geconstateerde eenheid gestalte zoeken te geven in nauwer samenleven". De commissie gaf dientengevolge enkele richtlijnen — zeven in getal — aan, waarin deze verhouding dan nader wordt geregeld. Aangezien het rapport van de commissie nog niet is vastgesteld en nog allerlei veranderingen in de formulering, ook van de voorstellen, mogelijk zijn, willen we deze richtlijnen hier nog niet vermelden.
De Synode hield zich woensdagavond, het laatste gedeelte van de vrijdagmorgen en het eerste gedeelte van de vrijdagmiddag met deze zaak bezig, die vele vragen opriep.
Diverse broeders maakte bezwaar tegen de voorgestelde richtlijnen. De meesten wilden wel dat er richtlijnen werden gegeven en hadden dus begrip voor deze situatie, maar ze achtten de gegeven richtlijnen te vaag. Slechts een enkeling in de voortgezette bespreking van vrijdagmorgen zei: als twee plaatselijke kerken elkaar dan zo goed hebben gevonden, laten ze dan een keuze doen en zich of bij het ene of bij het andere kerkverband aansluiten. Ds. v.d. Ent was deze mening toegedaan en prof. Hovius stemde hem dat later toe.
Andere broeders kwamen met allerlei vragen. De commissie meende dat dit nauwer contact alleen tot stand kan komen met kerken, behorend tot een kerkverband, waarmee onze kerken via hun deputaten eenheid in relatie staan. Maar is dat niet te zwak gezegd, zo werd gevraagd? Gaan we op deze manier ons kerkelijke leven niet afkalven op een manier, waarvan wij niet weten waar we terecht zullen komen? De gemeente moet in het voorgenomen nauwer contact hebben bewilligd. Hoeveel procent van de gemeente? De kerken moeten de respect. classes hebben geraadpleegd volgens de commissie. Ook op dit punt kwamen zowel woensdagavond als vrijdagmorgen vele vragen los. Wat betekent dit raadplegen? Kennis geven zonder meer?
Vrijdagmorgen kwam de commissie met het voorstel dit raadplegen te veranderen in: het oordeel vragen van. Maar ook dan komen de vragen weer naar boven: kan dit oordeel van de classis ook een veroordeling inhouden? En wat gebeurt er als de classis een dergelijke veroordeling uitspreekt? Ook een andere „richtlijn", na beraad in de commissie veranderd in „regel", werd onder de loupe genomen: dit nauwer samenleven heeft een voorlopig karakter in afwachting van de verdere ontwikkeling van de toenadering tot elkander in beide kerkverbanden. Hoe lang duurt „voorlopig" en waarvan is het precies afhankelijk en wie beoordeelt het?
Aan deze vragen gingen dan nog vooraf de vragen over de aard van het contact: kanselruil of intercommunie. Momenteel is in Eindhoven een partiële gemeenteruil, werd gezegd.
Woensdagavond verdedigde de rapporteur, ds. B. van Smeden, het rapport van de commissie.
Vrijdagmiddag deed de samenroeper van de commissie, ds. A.C. Noort, dit, aangevuld door de adviseur van de commissie, prof. W. Kremer.
Enerzijds werd gewezen op het werk Gods, dat openbaar komt wanneer plaatselijke kerken elkaar herkennen als kerken van Christus. Anderzijds werd gewezen op de gevaren, die verbonden zijn aan het opstellen van regels, die niet waterdicht zijn en die verzwakking van het kerkelijke leven kunnen bevorderen.
Enerzijds werd de nadruk gelegd op de zelfstandigheid van de plaatselijke kerken; anderzijds werd ook gewezen op de betekenis en de functionering van het kerkverband.
Vrijdagmiddag kwam de Synode tot de conclusie dat nu nog geen beslissing kan worden genomen. Een enkeling wilde dit wel. Maar dat waren uitzonderingen. Het was duidelijk dat in een zo'n belangrijke en ingrijpende zaak meer klaarheid gewenst is dan tot dusver aanwezig was. De commissie heeft tijd om zich op een en ander te bezinnen en in januari D.V. met een gewijzigd voorstel te komen.
In het volgend nummer van ons blad geven we D.V. het slot van het werk, dat in de laatste dagen van deze zittingsperiode werd verricht.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1965

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode 1965 (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1965

De Wekker | 8 Pagina's