Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode 1965 (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode 1965 (VII)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alg. Diaconale en Maatschappelijke aangelegenheden
Op donderdagmiddag 30 september stelde de praeses aan de orde het rapport van de deputaten voor Alg. Diaconale en Maatschappelijke aangelegenheden — de ADMA-deputaten. Dit deputaatschap, dat een typisch na-oorlogs verschijnsel is en steeds meer werk krijgt in verband met de opkomst van het maatschappelijk werk, had voor een uitvoerig en goed verzorgd rapport gezorgd. Hun werkzaamheden bestonden in interne en externe contacten en in fundamentele bezinning over diverse vraagstukken.
Wat de interne contacten betreft: deputaten hebben in deze periode een aantal brieven gericht tot de kerkeraden. Zo gaven deputaten uitvoerig inlichtingen over de Algemene Bijstandswet. Ook verzorgden zij de „Diaconale Handreiking", die opgenomen werd in „Ambtelijk Contact" van maart 1965. Verschillende kerkeraden wendden zich tot deze deputaten om advies. Er was verder contact met deputaten voor correspondentie met de Hoge Overheid over de handhaving van de zondagsrust; de bescherming van de christenwerknemers, die zondagsarbeid weigeren en het vraagstuk van de glijdende werkweek. Verder was er een goed contact met de organisatoren van de diakenconferenties en met het ontmoetings- en bezinningscentrum voor belangstellenden in onze kerken voor het maatschappelijk werk, welk centrum spontaan tot stand is gekomen. Deputaten gaven een fin. bijdrage voor dit werk en wezen uit hun midden een adviseur aan.
Externe contacten zijn er ook. Allereerst met de stichting landelijk Orgaan van de Geref. Gezindte voor Bejaardenzorg. Dan met de Stichting Raad voor Gereformeerde Sociale Arbeid. Drie bestuursleden van deze stichting zijn door deputaten aangewezen, van wie twee zitting hebben in het dagelijks bestuur. Ook was er een eerste oriënterend contact met gereformeerde diaconale deputaten.
Belangrijk is het laatste gedeelte van het rapport, dat de fundamentele bezinning raakt. Vooral de paragraaf over het probleem van de vertegenwoordiging en samenwerking. Deputaten schreven: „Wanneer de kerken formeel in relatie treden met andere organen, instellingen en verbanden rijzen er steeds bepaalde vragen. In hoeverre is het deputaatschap, is de plaatselijke kerk verantwoordelijk voor, resp. gebonden aan besluiten en opvattingen van organen, waarin zij zitting hebben? Wanneer dient gekozen te worden voor kerkelijke instellingen en wanneer voor niet-kerkelijke instellingen? Waar ligt de grens voor medewerking in bredere verbanden?" Dit zijn vragen, waar men landelijk en plaatselijk mee in aanraking komt, nu het maatschappelijk werk steeds meer aandacht vraagt en het duidelijk is dat we dit maatschappelijk werk niet alleen kunnen doen. In hun rapport gaven deputaten enkele voorbeelden, waarin deze problemen een rol speelden. Bv. hun verantwoordelijkheid t.a.v. de door de G.S.A. verzorgde brochure-reeks. Op voorstel van deputaten is in het voorwoord van de brochure tot uitdrukking gebracht, dat deze bedoeld was als een uitnodiging tot gesprek. Deputaten hebben voorts een schrijven opgesteld, waarin de eerste brochure wetenschappelijk- critisch werd bezien, welk schrijven bij de stichting goed werd ontvangen en doorgesproken.
Het rapport van deputaten was toevertrouwd aan een commissie, waarvan diaken Sprong rapporteur was. De commissie was van oordeel dat deputaten in de afgelopen drie jaren een zeer grote activiteit hebben ontplooid om de sociale arbeid, voor zover onze kerken hierbij betrokken zijn, in rechte banen te leiden.
De bespreking van deze zaken stond op hoog niveau. De secretaris van deputaten, drs. G. van Westrienen, was aanwezig om de verschillende vragen te beantwoorden. Het lag voor de hand dat allereerst de diakenen zich in deze bespreking zouden presenteren. Dat geschiedde dan ook, doordat diaken Wisman uitvoerig op allerlei punten van het rapport, zowel van deputaten als van de commissie, inging. Hij leverde geen contrabetoog, maar onderstreepte het belang van verschillende punten, die genoemd waren en stelde verschillende informatieve vragen. De hoofdmoot van de bespreking was door hem geleverd, zodat andere broeders zich tot kleinere zaken konden bepalen. We zouden de bespreking aldus willen samenvatten: de Synode was dankbaar voor het vele, goede werk, dat door deputaten was gedaan. Wel werd een waarschuwende vinger opgestoken: laat de kerk zich niet overal mee gaan bemoeien en laat er ook ruimte blijven voor de activiteit van de kerkleden. Maar dat is juist een zaak, die steeds weer aan de orde is. Moet de kerk-diaconie rechtstreeks medewerken of moet het ambt der gelovigen steeds worden ingeschakeld of moet er een meng-vorm zijn: de diaconie is niet rechtstreeks vertegenwoordigd, maar de diaconie wijst personen aan, die in bepaalde organen zelfstandig zitting nemen? Over de mede-verantwoordelijkheid werd ook gesproken. Waardering is er voor het ontmoetingscentrum voor maatschappelijk werk in onze kerken. Deputaten zullen van jaar tot jaar zien of steun nodig blijft. Uitvoerig werd ook gesproken over het aanstellen van een vaste kracht, die hetzij voor een gedeelte, hetzij geheel in dienst staat van deputaten. De Synode gaf in dit opzicht geen bepaalde opdrachten. Mocht deze zaak urgent worden in de komende periode en deputaten kunnen dit aan de volgende Gen. Synode aantonen, dan kan er over drie jaar weer over worden gesproken. Het aantal deputaten werd wel van 8 op 9 gebracht. Deputaten werden gemachtigd voor hun arbeid aan de diaconieën een bijdrage te vragen van 5 cent per ziel. Het beleid van deputaten ook wat betreft de verschillende contacten naar buiten werd door de Synode goedgekeurd. De praeses bracht aan het eind van de bespreking bijzondere dank voor de verrichte arbeid, die steeds meer in het centrum van de belangstelling komt te staan.

Doop geadopteerde kinderen
Donderdagavond begon de Synode aan de bespreking van een rapport, uitgebracht door commissie III over de instructie van de Part. Syn. v.h. Zuiden betreffende de doop van geadopteerde kinderen. De vraag van het Zuiden was of wettelijk geadopteerde kinderen, waarvan de ouders niet bekend zijn, bij adoptie kunnen worden gedoopt.
In onze zusterkerken in Canada zit men met dezelfde vraag. Deze kerken hadden zich tot deputaten correspondentie buitenlandse kerken gewend om de mening van onze kerken hierover te vernemen.
De rapporterende commissie meende, dat voor deze zaak geen studiecommissie behoefde te worden benoemd. Er is een groeiende consensus t.a.v. de doop van deze kinderen op te merken in de kerken van gereformeerde belijdenis. „De benoeming van een studiecommissie zou tevens betekenen dat een uitspraak nog drie jaar op zich moet laten wachten, terwijl het uw commissie niet onwaarschijnlijk voorkomt dat plaatselijk deze doop aan geadopteerde kinderen reeds bediend wordt naar inzicht van de betrokken predikant en kerkeraad".
De Synode nam deze zienswijze over en deed inderdaad een uitspraak in de geest zoals de commissie voorstelde.
Uit het rapport van de commissie nemen we uit de uiteenzetting het sub 2-4 genoemde over.
2. Het is een opmerkelijk feit, dat in de Schrift de beloften en bedreigingen van het Genadeverbond zich niet alleen tot de individuele persoon, maar tot de mens in heel zijn bestaan richten, met alles wat hij heeft, „heel zijn huis". Het grondleggend hoofdstuk van het Genadeverbond — Gen. 17 — laat direkt een andere lijn zien dan alleen de lijn van het bloed. Ook zij, die behoorden „tot zijn huis" moesten besneden worden. Te menen dat de voor geld gekochten „gelovig" zouden zijn geworden is meer een vrome wens dan een op de Schrift gefundeerde werkelijkheid. We zouden willen wijzen op Num. 16:32; Joz. 7:24 en 24:15 ter adstruering van het bovenstaande. De structuur van het verbond is in het Oude Testament niet alleen van biologische aard, maar draagt een breder karakter; zij omvat de mens in heel zijn bestaan.
In het Nieuwe Testament, waarin het geestelijk karakter van het verbond meer naar voren komt, zien we ondanks dat dezelfde lijn. De bestaande levensverbanden, natuurlijke verbanden of anderszins gegroeide verbanden, blijven van bijzondere betekenis. Behalve 1 Kor. 7:14 is van belang het feit dat „huis"-gewijze gedoopt werd: 1 Kor. 1:16; Hand. 16:15 en 31 en 34; 18:8; 2 Tim. 1:16 en 4:19. „Huis" is in al deze uitspraken niet de aanduiding van het getal der volwassenengelovigen in een bepaald huisgezin, maar van het huisgezin zelf als natuurlijk-sociale grootheid" (Rapport H. N. Ridderbos. Bijlage Acta 1963/64, pag. 28). Deze huisteksten zijn ook een sterk bewijs voor de kinderdoop, zoals in buiten- en binnenland door Nieuw-testamentici de laatste tijd met klem is betoogd.
3 Belangrijk is nu wat dit bijbelse begrip „gij en uw huis" bedoelt te zeggen. Het kenmerkende van deze uitdrukking is daarin te vinden dat er een vaste band is met het gezinshoofd: het gezinshoofd moet kunnen zeggen: dat zijn de mijnen; tegelijk moeten ze staan onder zeggenschap van het gezinshoofd. Jozua kan daarom zeggen: Ik en mijn huis, wij zullen de Heere dienen.
Men behoort dan alleen tot het „huis" niet wanneer men oppervlakkig in contact komt met dit gezin of er een tijdlang logeert of zelfs een jaar lang wordt verzorgd, maar wanneer men zo in de wettige zeggenschap van het gezinshoofd is gekomen, dat niemand en niets, geen enkele bepaling of wat ook, dit ongedaan kan maken.
4. Dank zij de voortgaande kracht van het Evangelie is in de menselijke verhoudingen veel verbeterd. Dit geldt ook het lot van verwaarloosde kinderen, wier ouders hun ouderlijke rechten en plichten niet kunnen of willen uitoefenen. In de wetgeving is de positie van deze kinderen geregeld, indien de pleegouders zich over hen willen ontfermen.
De Nederlandse Adoptie-wet van 1956 waarborgt aan de ouders de zeggenschap over het aangenomen kind tot de 23-jarige leeftijd. Dat betekent dat geadopteerde kinderen niet weggehaald kunnen worden door welke instantie ook, maar dat er een mogelijkheid is om deze kinderen een christelijke opvoeding te geven. Deze mogelijkheid moet immers altijd aanwezig zijn, wanneer kinderen worden gedoopt. Dit geldt ook kinderen uit gelovige ouders geboren. Is die mogelijkheid niet aanwezig, dan kunnen die kinderen ook niet gedoopt worden.
De kwestie die hier moeilijkheden kan opleveren is deze: Is de christelijke opvoeding grond voor de doop? — een vraag die in 1964 ook gesteld werd op de Synode van de Free Chr. Ref. Church. Toch is deze, hoezeer begrijpelijke vraag in dit verband, niet goed gesteld. Niet de opvoeding, niet de wens van de adoptie-ouders is de grond voor de doop, maar ook hier het Verbond Gods.
Zij voor wie de bloedband alleen beslissend is voor het behoren tot Gods Verbond leggen er de nadruk op dat dit Gods werk is, die de kinderen der gelovigen deed geboren worden. Maar is het dan niet Gods genadig bestel, wanneer ouders, die het kruis der kinderloosheid dragen of die bewogen zijn met het lot van ouderloze kinderen, een kind willen adopteren — een kind, dat zij met heel hun hart, nadat alle nadelen hun voor ogen zijn gesteld, toch begeren, zich bewust wat deze „gezinsuitbreiding" betekent. De Heere was het, die ook deze kinderen door Zijn wondere leiding en barmhartigheid deed komen tot d'erfnis der vromen.
In de bespreking werden tegen het rapport geen principiële bezwaren ingebracht. Dat betekende dus, dat iedere afgevaardigde er van overtuigd was, dat geadopteerde kinderen behoren gedoopt te wezen. Gevraagd werd of adoptie geoorloofd is in bijbels licht. Welke plaats kent God toe aan het geadopteerde kind? De meeste bespreking vroeg de kwestie: wanneer is een kind geadopteerd en mag zulk een kind ook reeds gedoopt worden, als de ouders begeren het kind te adopteren, maar de adoptie nog geen feit is. Hoewel de moeilijkheid werd gevoeld, bleef de Synode de commissie volgen, die de nadruk had gelegd op de wettige adoptie. Alleen dan pas, in geval het kinderen betreft, die niet uit de verbondslijn zijn, kan van de doop sprake zijn. Kunnen die kinderen dan gedoopt worden of behoren ze gedoopt te wezen? Uitgaande van de principiële fundering van de doop werd uitgesproken: ze behoren gedoopt te wezen.
De Synode kwam tenslotte tot de volgende uitspraak:

De Generale Synode
kennis genomen hebbende van het verzoek van de P.S. van het Zuiden om uit te spreken of wetelijk geadopteerde kinderen, waarvan de ouders niet bekend zijn, bij adoptie kunnen worden gedoopt; en van het verzoek van de met onze kerken in correspondentie staande Free Chr. Reformed Church of Canada en de Old Chr. Ref. Church of America om het standpunt van de Chr. Geref. Kerken te mogen weten met betrekking tot de doop van geadopteerde kinderen;

overwegende
1. dat zowel in het Oude- als in het Nieuwe Testament de geldende regel voor de bediening van het Sacrament van het Genadeverbond „gij en uw zaad" (nageslacht) wordt toegespitst in de regel „gij en uw huis" (Gen. 17:12-13; Hand. 16:15,31,34; 18:8);
2. dat in de Schrift het behoren tot het huis van de gelovigen en daarmee tot het Verbond Gods bepaald werd door het volledig toebehoren aan en volledig onder het gezag staan van het gezinshoofd waarom ook kinderen, die niet krachtens geboorte tot het genadeverbond behoren, maar door gelovigen als wettige kinderen zijn aangenomen, tot het huis der gelovigen gerekend worden;
3. dat kinderen, die volledig geadopteerd zijn en daarom krachtens de burgerlijke wet de status van wettige kinderen van hun adoptief-ouders ontvangen, naar de eis van Gods Woord opgevoed kunnen worden.
besluit:
1. uit te spreken, dat kinderen, die door leden onzer kerken wettig geadopteerd zijn, recht hebben op de Heilige Doop en daarom behoren gedoopt te wezen, waarbij voor hun doopsbediening dezelfde voorwaarden gelden als voor de andere kinderen der gelovigen en hetzelfde doopsformulier moet worden gebruikt;
2. van dit besluit mededeling te doen aan de Free Christian Reformed Church of Canada en de Old Christian Reformed Church of America.

Dit besluit werd met algemene stemmen genomen. Dat was een prachtig moment op de laatste synode-morgen, dat tot dankbaarheid stemde. Het was verblijdend, dat deze zaak zo vlot en zo eenstemmig beslist kon worden.

Tenslotte
Na de comité-vergadering van vrijdagmiddag sloot de praeses deze zittingsperiode van de Gen. Synode, die verdaagd werd tot dinsdag 11 januari. Hij sprak er zijn blijdschap over uit dat de meeste besluiten zo eenparig werden genomen.
Het is overigens gebleken, dat de arbeid van deze Synode, toen we er voor stonden, wat is onderschat. Het werk neemt toe. Er moet steeds meer worden gerapporteerd en midden in de wereld staande komen er steeds meer vragen ook op onze kerken af. Bovendien blijft de werkwijze van een Generale Synode een probleem. Menige afgevaardigde heeft zich afgevraagd: wordt de Synode niet te groot? Bij deze Generale Synode waren 52 afgevaardigden en 5 prae-adviseurs betrokken. Is dit niet veel, gezien ons kleine kerkelijk leven? Niettemin mogen we met dankbaarheid terugzien op de vergaderperiode in september. Een Synode heeft betekenis als de breedste vergadering der kerken, maar toch ook als ontmoetingsgelegenheid, vrij intensief en indringend, van ambtsdragers, die elkaar nauwelijks kennen, althans veel te weinig ontmoeten. Een Synode bindt samen, doet ons elkaar kennen in onze eigenaardigheden, maar ook in onze liefde tot het kerkelijke leven, hetgeen verschil van gedachten niet uit- maar juist insluit.
De rest van de agenda zal dan D.V. in januari worden afgewerkt. Daar zullen nog wel drie dagen mee gemoeid zijn. Spare de Koning der Kerk alle afgevaardigden in deze periode tot januari opdat we samen mogen eindigen, zoals we 31 augustus begonnen zijn.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1965

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode 1965 (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1965

De Wekker | 8 Pagina's