Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heilig vuur - vreemd vuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heilig vuur - vreemd vuur

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de zonen van Aaron, Nabal** en Abihu, namen ieder zijn wierookvat, deden daar vuur in en legden daar reukwerk op. Lev. 10:1a

We vinden hier een ernstige zaak beschreven. Nabal** en Abihu, de twee oudsten van de jongens van Aaron, die nog niet lang geleden gezalfd waren tot priesters, offerden op het altaar in de tent der samenkomst, vreemd vuur, dat wil zeggen - eigen vuur, gewoon vuur, dat zij ontstaken in hun vuurpan of wierookvat.
Hierin handelden zij tegen de wil van God en volgden eigen zienswijze. Wat had de Heere dan voorgeschreven?
Wel, eens had Hijzelf Zijn heerlijkheid getoond. De wolkkolom rustte op de tabernakel, ten teken van de tegenwoordigheid van God. Daarin toonde de Heere Zijn heerlijkheid.
De priesters werden gezalfd, de offers gebracht en als dit alles voltooid was, zegende Aäron het bijeengezamelde volk en daarna verscheen de heerlijkheid van God.
Hoe? Een vuur ging van de Heere uit en verteerde op het altaar het brandoffer en het vet (hfdst. 8 en 9).
Als het verzamelde volk dit zag, juichte het en viel op het aangezicht ter aarde om de heerlijkheid des Heeren te aanbidden.
Aäron heeft daarna geofferd en zijn tot priester gezalfde zonen offerden eveneens. Voortaan doen Nabal** en Abihu dagelijks hun priesterwerk.
Zij dragen het ontstoken reukwerk en naderen tot de Heere. Hierin vertolken zij, dat in de voorhof het offer der verzoening gebracht is en dat het volk zich nu overgeeft aan de Heere, om Hem van harte en gewillig te dienen.
Een verzoend volk, dat zich aan de levende God wijdt, hoe heerlijk en zalig is dat, als het . . . oprecht gemeend is.
Als het in geest en waarheid de Heere dient.
Jonge priesters in de dienst van God bezig zijnde, van ijver voor 's Heeren Huis vervuld, hoe schoon, als het . . . écht is!
Deze priesterzonen hebben de wierookvaten ter hand genomen en die gevuld, om er mee het Heilige in te gaan.
Nu had de Heere ook voorgeschreven (hfdst. 6:13), waarmee die vaten gevuld moesten worden.
In die vaten moest heilig vuur branden, hemels vuur, dat de Heere eerst Zelf ontstoken had en dit vuur moest steeds brandende gehouden worden.
't Mocht dus nooit worden uitgeblust.
De Heere had het Zelf gegeven. Hij stak de brand er in. Dit hemelvuur op het altaar wordt hier heilig vuur genoemd.
En van dat vuur moesten Nabal** en Abihu nemen in hun vuurpan om het voor de Heere te brengen, maar... ze deden het niet. Ze staken zélf hun vuur aan. Nog meer. Op dit heilig vuur moesten de priesterzonen de welriekende specerijen leggen, n.l. de mirre, de oniche, de galban en de wierook.
Wat zien we nu gebeuren? Dit: de priesterzonen naderden met hun eigen aangestoken, dus vreemd vuur voor God, in strijd met Zijn gebod.
En wat was het gevolg?
Een vuurstraal, een slag, een angstschreeuw: de beide priesters Nabal** en Abihu lagen dood in het heiligdom en werden weggedragen tot buiten de legerplaats. Dat was het oordeel van God over de ongehoorzame priesters.
Het offeren van vreemd vuur was voor deze priesterzonen hun dood, een goddelijk gericht, omdat zij het heilig vuur van het altaar hadden genegeerd.
Zij hadden vreemd vuur in hun wierookvaten gedaan.
En nu moest de heilige God toornen.
Zijn bliksem trof hen dodelijk.
In dit alles zien we openbaar komen het heilig gericht van God en het ongehoorzaam zondig naderen tot de Heere werd zwaar gestraft. God liet niet met zich spotten.
Dit voorval heeft ook ons veel te zeggen. Als wij naderen tot God: hoe doen we dat?
Met vreemd vuur van onszelf? Weet het dan. God moet rechtvaardig straffen.
Wacht u dan voor zo'n gericht. Wendt u met al uw nood tot God. Dan wil Hij nog heilig vuur in u ontsteken. Het vreemde vuur van eigen hart en leven wil Hij uitbannen en daarvoor in de plaats geven het heilig vuur van Zijn ontfermende liefde, want Christus, Gods Zoon, is eens in het gericht van de Vader geweest.
O, hier wordt in Christus een wijd perspectief geopend!
In Christus komt dit tekstwoord in Nieuw-Testamentisch licht te staan, want hier straalt het licht van het werk van Christus' voldoening, heerlijk uit.
Hier zien we, dat in Christus alle offers zijn vervuld en dat Hij een volkomen bevrijding heeft aangebracht door Zijn volmaakte offerande aan het kruis.
Visie en vaart van het volbrachte borgwerk komen hier in het helderst licht te staan.
En wie in oprechtheid begeert de Heere te dienen, snakt naar de verlossing door Christus aangebracht. Die hunkert naar Zijn gemeenschap, want Hij geeft de genade, dat het verslagen hart in liefde ontvonkt tot Hem.
Dat is de machtige vrucht van het offer van Christus.
Dan vervult Hijzelf het hart met heilig vuur.
Wij moeten ons toetsen aan dit voorval. Wij die dagelijks met het heilige omgaan lopen groot gevaar het heilige te ontheiligen.
We zijn dikwijls zo gewoon geraakt aan de bijbel en de dienst des Heeren, dat er veel, van wat de Heere gebiedt, langs ons heengaat.
Dag aan dag naderen we tot God, met het ,,wierook" van ons gebed. We lezen driemaal daags minstens Gods Woord, we gaan trouw ter kerk, we offeren mild onze gaven. We werken actief mee in allerlei kerkwerk. We doen aan jeugdwerk, zending en evangelisatie en nog zo heel veel meer.
Maar . . . hebben we bij al die activiteiten heilig of vreemd vuur in onze wierookvaten?
Is ons dienen van de Heere een gewillig dienen en een gehoorzaam volgen?
In overgave en toewijding van heel ons hart?
Het kan zo gemakkelijk een godsdienstige gewoonte worden.
We doen alles zo geroutineerd.
We zoeken dikwijls onze eigen eer.
Er brandt zo vaak vreemd vuur in ons hart. Doch de Heere vraagt naar oprechtheid en gehoorzaamheid in ons leven. Hij wil geheiligd worden in ons naderen tot Hem. En als we hieraan niet voldoen, moet Hij dan voor ons zijn een verterend vuur en een eeuwige gloed?
Of: mogen we door genade zeggen, dat Hij in Christus voor ons is geworden een vergevend Vader, een milde Zegenader?
Wéét het: zo u met al uw schuld, ook met al uw vreemde vuur tot Christus vlucht, zal Zijn verzoening u geschonken worden.
Dan gaat er een ander vuur in u branden.
Het liefdevuur uit Hem.
Dat is genadevuur, heilig vuur.
Dat vuur steekt uw wierookvat in brand.
Dat heilig vuur blust nimmer uit.
't Is Zijn eigen werk!
Hij staat er eeuwig voor in!

Ruiter

**AANVULLING EN/OF CORRECTIE (28/01/1966)
In de Schriftoverdenking van deze week wordt de naam van de zoon van Aäron Nabal genoemd. Dit moet uiteraard Nadab zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Heilig vuur - vreemd vuur

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1966

De Wekker | 8 Pagina's