Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode 1965-1966 (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode 1965-1966 (II)

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijzondere noden
Dinsdagmiddag na de thee ging de synode over tot behandeling van het rapport van deputaten voor bijzondere noden.
Dit onderwerp leeft vandaag bij velen. We leven in een wereld vol nood. Wat doen we aan die nood? Direkt komt de vraag: welke roeping hebben wij als kerken in deze nood? Moet er onderscheid gemaakt worden tussen onze roeping als kerken en als kerkleden? Hoe kunnen, moeten of mogen we die roeping verwerkelijken? Wat kunnen deputaten voor bijzondere noden doen? Deputaten begonnen hun rapport met de dankbare vermelding, dat zij sedert 1962 niet behoefden te worden ingeschakeld voor het verlenen van hulp of bijstand ten gevolge van plaaselijke of (inter-) nationale rampen. Het was deze zin waarover ds A. Hilbers viel. Een paar uur vliegen met een Dakota confronteert ons met een wereld tn nood. Hoe kunnen deputaten dan dankbaar zijn dat zij niet behoefden te worden ingeschakeld?
Intussen wil dat niet zeggen, dat er niets gebeurde: Een kerk in Zeeland kreeg, symbolisch, een bedrag als uitvloeisel van steunverlening; met het verlenen van financiële steun aan de Hongaarse predikant te München die onder gevluchte Hongaren in zijn omgeving werkt bleven deputaten doorgaan, ook aan een in Hongarije woonachtig predikant wordt steun gegeven.
Ds Hilbers drong aan op meer steun, ook wanneer door het Admiraal de Ruyterfonds in een incidenteel geval om steun wordt gevraagd. Hij bracht een recente aanvraag ter sprake, die door deputaten werd afgewezen.
Br. Graves, secretaris van deputaten, gaf antwoord op verschillende bezwaren. Deputaten willen het bedrag dat zij jaarlijks voor steun aan Hongaarse gezinnen uittrekken, verhogen. Het bedrag waarover zij beschikken, is tenslotte maar zeer klein. Er kan ook niet op grote schaal worden geholpen.
De handelingen van deputaten werden goedgekeurd. Uitdrukkelijk droeg de synode deputaten op in de nood van concrete gevallen, ook wanneer het hun door het Admiraal de Ruyterfonds wordt voorgelegd, zullen voorzien. Een en ander ter beoordeling van deputaten.
Op deze dag kwam tot twee maal de wereldnood in de synodale vergadering. De synode van 1962 wees de term ,,werelddiakonaat" af. Maar dat betekent niet, dat we niets hebben te doen voor de nood waarin bepaalde delen van Christus' kerk in de wereld verkeren. Meer dan tot dusver zal geprobeerd moeten worden op verantwoorde wijze dit tot uitdrukking te brengen..

Uitgave van de D.K.O.
De vorige Generale Synode benoemde deputaten voor de uitgave van de Dordtse Kerkorde. Zij boden een concept voor de nieuwe uitgave voorzover wijzigingen worden voorgesteld. Voor een belangrijk deel vloeien deze wijzigingen voort uit de besluiten die in 1959 en 1962 werden genomen t.a.v. de positie van de diakenen en de naam van de Theologische Hogeschool. Onder de bepalingen en besluiten hebben zij niet alleen de door de synoden sinds 1953 vastgestelde opgenomen, maar ook enkele andere bepalingen die van belang zijn voor het kerkelijke leven. De bijlagen willen deputaten in twee delen gesplitst zien. Het ene deel omvat de formulieren, reglementen en instructies die door de synoden zijn vastgesteld; het andere deel de concepten en modellen, die door de synode worden aanbevolen. Diverse vragen en opmerkingen werden bij de behandeling van dit rapport gesteld. Verschillende broeders gaven blijk deze materie goed te hebben bestudeerd. Deputaten ontvingen de dank van de vergadering. De synode besloot de kerkorde gewijzigd volgens voorstel van deputaten, met inachtneming van de door de commissie gemaakte opmerkingen en de aanvaarde amendementen, vast te stellen. We kunnen dus t.z.t. een nieuwe uitgave van de D.K.O. tegemoet zien.

Herziening liturgische geschriften
De synode van Haarlem-Santpoort benoemde deputaten voor liturgische geschriften. Deze deputaten hebben in deze periode veel werk verricht. Een eerste resultaat van hun arbeid werd reeds aan de kerkeraden, classes en particuliere synoden toegezonden.
Een samenvatting van hun conclusies volgt hier:
1. Er zijn formulieren, waarbij volstaan kan worden met revisie van taal en stijl, behoudens enkele bekortingen: formulier voor de kinderdoop, voor de volwassendoop, voor het Avondmaal en de uitoefening van de kerkelijke tucht.
2. Er zijn verder formulieren, waarbij grondiger wijzigingen noodzakelijk worden geacht. Dit betreft de formulieren voor bevestiging van predikanten, ouderlingen en diakenen.
3. Het is nodig dat het huwelijksformulier totaal gewijzigd wordt vanwege de totaal andere situatie van nu in vergelijking met die van de tijd der opstelling. Dit is reeds eerder in de kerken der Afscheiding aan de orde gesteld.
4. Er bestaat behoefte aan een kort formulier voor het Avondmaal in de tweede dienst en aan een formulier voor de openbare belijdenis des geloofs alsmede een tekst voor de drie afkondigingen voor de trappen van de kerkelijke tucht.

Dit rapport, alsmede twee instrukties die op deze zaak betrekking hebben, waren aan commissie III toevertrouwd. Deze commissie stelde zich in grote lijnen achter het deputatenrapport en de instrukties van de Part. Synode van het Noorden en die van het Zuiden. Prof. Kremer als voorzitter van deputaten leidde de bespreking van deze materie in. Hij begon met op te merken dat de vraag naar herziening van liturgische geschriften vaker aan de orde is geweest. Deze geschriften hebben geen eeuwige strekking. Er is een duidelijk verschil tussen de belijdenisgeschriften en de liturgische geschriften. In de 17e eeuw werden reeds bezwaren gemaakt tegen de lengte van de formulieren. Er zijn van het doopsformulier verschillende redacties. Deze formulieren dragen een catechetisch karakter. We hebben in deze geschriften te maken met een erfenis, die inventarisatie behoeft. Sommige formulieren spreken in categorieën, die antiek zijn. Het huwelijksformulier gaat uit van de gedachte, dat de kerk het huwelijk sluit. Zijn de zonden, die in het Avondmaalsformulier genoemd worden, nog actueel? Is het in overeenstemming met het karakter van een gereformeerde kerk, die tucht oefent, dat zich in haar midden ongestraft publieke zondaars bevinden? Enkele vragen werden door de afgevaardigden gesteld o.a. naar de vraag om een formulier voor de bevestiging van een predikant in een tweede of volgende gemeente, en naar het opnemen van een andere lijst van zonden in het Avondmaalsformulier overeenkomstig Galaten 5.
De rapporteur van de commissie had dan ook een gemakkelijke taak en behoefde het rapport niet breed te verdedigen. Een moment werd er nog op aangedrongen toch vooral in het besluit op te nemen dat bij de wijzigingen van taal en stijl niets tekort wordt gedaan aan de oorspronkelijke intentie van de inhoud der liturgische geschriften. Maar de synode vond dat niet nodig, omdat dit buiten discussie is. Bovendien heeft elke kerkelijke vergadering straks de gelegenheid het werk van deputaten te beoordelen. De synode nam de voorstellen van de commissie met algemene stemmen aan. Er worden opnieuw deputaten benoemd die tot taak hebben verder te werken aan de herziening van de liturgische geschriften. Sommige liturgische geschriften zullen herzien worden naar taal en stijl; in andere zullen grondige wijzigingen worden aangebracht; het huwelijksformulier wordt geheel gewijzigd; een nieuw Avondmaalsformulier voor de tweede dienst wordt opgesteld alsmede de tekst voor de afkondiging van de trappen van de kerkelijke tucht.
Deputaten zullen, zover mogelijk, rekening houden met de resultaten van deputaten van andere kerken op dit gebied. Het is niet te verwachten dat al deze opdrachten voor 1 september 1967 zullen zijn vervuld. In ieder geval zullen deputaten de resultaten van hun arbeid voor september 1967 toezenden aan de kerkeraden, classes en particuliere synoden, opdat de volgende generale synode kan besluiten tot definitieve invoering van genoemde formulieren, voor zover gereed, over te gaan.

Studiefonds Theologische Hogeschool
De laatste zaak die op de eerste dag van de zitting aan de orde kwam, was het reglement voor het studiefonds van de Theologische Hogeschool. Reeds in een vorige zitting was deze zaak aan de orde. Ze werd toen teruggewezen naar commissie en deputaten. Op het nu ingediende concept-reglement werden nog enkele wijzigingen voorgesteld, die werden aanvaard, zodat het Reglement nu kon worden vastgesteld. Het studiefonds is de voortzetting van de „Kas voor de opleiding van on- en minvermogende studenten (ex bonis publicis) naar art. 19 D.K.O.", welk studiefonds alle rechten en verplichtingen van genoemde kas overneemt.
We hopen dat deze nieuwe naam spoedig ingeburgerd zal zijn. De oude, onbegrijpelijke naam „Kas E.B.P." kan dan spoedig verdwijnen.
Het is 9 uur als deze eerste synode-dag ten einde is.
Prof. Van der Schuit eindigt met gebed.

Comité-zitting
Na de opening van de volgende zitting van de Synode op woensdagmorgen ging de vergadering in comité. Zij besprak het rapport van een commissie, die een moeilijke zaak had te behandelen.
Naar aanleiding van de comité-zitting deelde de praeses in de laatste zitting van de synode op donderdagmiddag mee, dat in de comité-zittingen in september 1965 en in januari aan de orde kwam een appèlschrijven van de brs. A. Bijnagte c.s. te Haarlem tegen de afwijzing van hun appèl door de P.S. van het Westen. De synode benoemde alvorens tot een definitieve beoordeling van dit appèlschrijven over te gaan een commissie bestaande uit: ds J. Keuning, voorzitter; ds K.J. Velema, rapporteur; ds M.C. Tanis, ds P. op den Velde en prof. dr. B.J. Oosterhoff.
Gelet op het resultaat van het werk van deze commissie besloot de synode het appèlschrijven af te wijzen; haar commissie te continueren met de opdracht te trachten de verzoening verder te realiseren en hiervan kennis te geven aan de appellanten, de kerkeraad van Haarlem-C. en de P.S. van het Westen.

Onderzoek ad art. 171 van de Acta van 1962
De volgende zaak die op deze woensdagmorgen aan de orde kwam was het rapport van de deputaten, die benoemd waren met het onderzoek van de zaak, die in genoemd acta-artikel aan de orde kwam. In 1962 werd een instructie van de Part. Synode van het Noorden behandeld, waarin werd geconstateerd dat ,,reeds verschillende kerkeraden zich aan het verband onzer kerken hebben onttrokken zonder zich te houden aan de geldende Kerkorde, in casu art. 31 en het daarbij bepaalde, met verbreking van de belofte in het ondertekeningsformulier omschreven, bij de ambtsaanvaarding gegeven en met eigen hand ondertekend door niet in appèl te komen." De synode benoemde toen een commissie die tot taak had te onderzoeken of er wegen en middelen gevonden kunnen worden om te voorkomen dat een kerkeraad die de belofte om de kerkelijke weg te volgen verbreekt of heeft verbroken, rechtens kan handelen.
Deze deputaten - de proff. Hovius en Versteeg en de di Biesma en Drayer - hadden een lijvig rapport gemaakt, waarin allerlei aspecten van deze zaak werden belicht. De conclusie van deputaten luidde: ,,De huidige jurisprudentie wijst uit, dat de meerderheid van de kerkeraad beslissend is, afgedacht van de vraag of deze kerkrechtelijk gezien „rechtmatig" handelt, de ,,rechten der gemeente verkort" en haar eden breekt. Het enige en juiste criterium dat hier geldt, is de trouw aan Schrift en belijdenis. Deze trouw wordt evenwel niet bepaald door meerderheden of minderheden, door hen die het verband met de andere kerken verbreken dan wel door hen, die dat verband handhaven. Wie zal trouwens de onpartijdige rechter zijn die daarover een oordeel kan uitspreken? Zeker de burgerlijke rechter niet. Hier oordeelt alleen de hemelse Rechter. Trouw aan het kerkverband behoeft zonder meer geen trouw aan de „waarheid" te zijn noch omgekeerd. Uittreding uit het kerkverband is in wezen nimmer geoorloofd, tenzij Gods Woord het eist; dat betekent dus: alleen als het gaat om „reformatie" van de kerk, terugkeer tot de „waarachtige dienst des Heeren". In alle andere gevallen is uittreding ongeoorloofd en zondig, ook als „reformatie" slechts als voorwendsel wordt gebruikt. Het valt buiten de bevoegdheid en de mogelijkheid van de burgerlijke rechter om dit te beoordelen en in kerkrechtelijk opzicht zijn geen maatregelen te treffen die aan deze rechter enige bevoegdheid en mogelijkheid tot beoordeling geven."
Deputaten stelden wel voor enige veranderingen aan te brengen in het ondertekeningsformulier voor dienaren des Woords en dat voor ouderlingen en diakenen en aan art. 37 D.K.O. een bepaling toe te voegen.
Het ingediende rapport werd nogal scherp bestreden door oud. J. van Dalen te Apeldoorn, die ook deze keer weer toonde veel belangstelling voor en inzicht te hebben in kerkrechtelijke zaken. De strekking van zijn uitvoerig betoog, dat met klimmende belangstelling door de afgevaardigden werd aangehoord, resulteerde in zijn vrees voor hiërarchie, die hij in het ingediende rapport meende te bespeuren. Hij legde sterke nadruk op de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk en haar recht om zelf beslissingen te nemen. Oud. Prins uit Arnhem viel hem hierin bij en maakte bezwaren, die meer lagen op juridisch terrein. Een interessante, soms heftige discussie werd gehouden, waarin duidelijk bleek dat we kerkrechtelijk niet gelijk denken. Deze discussie werd donderdagmorgen voortgezet. Tenslotte werd besloten terug te keren tot het ondertekeningsformulier voor ouderlingen en diakenen zoals dit voor 1947 heeft gegolden en het korte formulier niet meer te gebruiken. Verder besloot de synode aan art. 37 D.K.O. toe te voegen de volgende bepaling: „Een door de kerkeraad genomen besluit tot verbreking van het kerkverband zal niet van kracht zijn voordat de kerkeraad de gemeente heeft geraadpleegd in een speciaal voor deze zaak belegde vergadering van de kerkeraad met de gemeente, welke vergadering in de kerkdienst op twee achtereenvolgende zondagen is aangekondigd met vermelding van het betreffende besluit." Het was verheugend dat men zich uiteindelijk in deze met op één na algemene stemmen gedane uitspraak kon vinden. We zullen nu maar hopen dat de genomen beslissing een goede uitwerking heeft en bij eventuele onverhoopte uittreding uit het kerkverband van de zijde van de kerkeraad, de kerkelijke goederen niet verloren gaan. Overigens werd in de bespreking er terecht de nadruk op gelegd dat dit uiteindelijk niet het belangrijkste is. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Dat beginsel moet de kerk beheersen. Maar om het inpalmen van de kerkelijke goederen niet al te gemakkelijk te laten verlopen, werd deze bepaling gemaakt en op deze wijze werd de instructie van de Part. Synode van het Noorden, ingediend bij de Gen. Synode van 1962, gehonoreerd.

Geref. Kerken (vrijgemaakt)
De bespreking over het gedeelte van het rapport deputaten eenheid geref. belijders, dat handelde over de verhouding tot de Geref. Kerken (vrijgemaakt) was in de vorige zitting niet afgehandeld. De praeses stelde deze zaak opnieuw aan de orde, nadat de rapporteur van de commissie een nieuw conceptvoorstel had voorgelezen.
Een korte bespreking volgde. Sommige broeders vroegen: Hoe lang moeten deze samensprekingen nog duren? Dit kan toch niet zo doorgaan? Ook werd gewezen op de verschillen met betrekking tot de toeeigening des heils, die in deze periode door deputaten niet zo uitvoerig waren besproken, maar die toch telkens weer opduiken in pers en prediking. Enkele oudere afgevaardigden gaven frappante voorbeelden. Prof. Oosterhoff vond het antwoord te negatief. Hij wilde dat het positieve element duidelijker naar voren komt in ons antwoord. Geloven wij nog in de opdracht? Als we daar niet meer in geloven, laten we dan maar ophouden, zei hij. In dit verband wilde hij, dat de kerkeraden nog eens weer opgeroepen werden om plaatselijk toch samensprekingen te houden en elkaar te zoeken. De rapporteur meende dat dit een routinezaak zou worden, maar dit argument sprak prof. Oosterhoff niet aan. Uiteindelijk kwam het besluit er zo uit te zien:
,,Aan de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken te berichten, dat de Synode met belangstelling heeft kennis genomen van de brief van 5 februari 1965; dat zij getroffen werd door de wijze waarop een beroep werd gedaan op het hart van de synode;
maar dat zij tevens met teleurstelling heeft geconstateerd dat in de gehouden samensprekingen tussen deputaten, enerzijds het contact van de Chr. Geref. Kerken met andere kerken en in het bijzonder de aansluiting bij de G.O.S., anderzijds bepaalde gebeurtenissen in de Geref. Kerken belemmeringen in de toenadering tussen deputaten bleken te zijn en verontrusting in onze kerken hebben veroorzaakt;
dat naar de mening van de Gen. Syn. de verschillen t.a.v. de toeigening des heils en de hantering van het geref. belijden omtrent de kerk de bediening des Woords en de tuchtoefening in de kerken raken en dat daarom deze verschillen vóór een vereniging tussen de kerken dienen te worden weggenomen;
deputaten, evenals in 1962, op te dragen met de deputaten van de geref. kerken wegen te zoeken, die tot wegneming van de geconstateerde verschillen kunnen leiden."
De synode nam dit besluit met één stem tegen.

Plaatselijke eenheid en kerkverband
Uit de vorige zitting resteerde ook nog de instructie van de P.S. van het Oosten: ,,De Generale Synode bezinne zich op en geve richtlijnen voor de wijze, waarop kerkeraden dienen te handelen, die in samensprekingen met kerken van gereformeerd belijden tot een grote mate van eenheid in belijden zijn gekomen en aan deze eenheid gestalte zoeken te geven." Commissie II kwam met een nieuw voorstel, dat de meeste afgevaardigden meer aansprak. Toch kon het nieuwe voorstel niet zonder meer onder de hamer doorgaan. Ook nu werden weer amendementen ingediend. Sommigen - zij het uit verschillende motieven - vonden bepalingen niet nodig en meenden, dat men genoeg had aan de kerkorde, die de classis een grote plaats toekent in de toelating tot de kansel. Anderen vonden, dat er meer ruimte moest gemaakt worden, opdat de bedoelde samenleving ook gerealiseerd kan worden met een plaatselijke kerk, wier kerkverband geen enkel contact heeft met onze deputaten. De bespreking werd verward. De praeses stelde daarom nog één keer de beslissing uit tot spijt van verschillende broeders uit Eindhoven, die deze zitting graag hadden willen meemaken. Ook op dit punt viel vrijdagmorgen een beslissing met grote eenparigheid; slechts één stem was tegen.
We menen er goed aan te doen het gehele besluit in ons verslag op te nemen.
De Generale Synode besloot:

I.
dat het aanvankelijk gestalte geven aan de eenheid tussen tot verschillende kerkverbanden behorende plaatselijke kerken van gereformeerd belijden door nauwer samenleven, uitkomende in de toelating van elkanders ongecensureerde leden tot elkanders Avondmaalsbediening, het van tijd tot tijd laten voorgaan van elkanders predikanten in de dienst des Woords en het aanvaarden van elkanders attestaties, alleen kan geschieden met kerken, waarvan de Synode der eigen kerken heeft geconstateerd, dat zij zich in alles willen stellen op de grondslag van Gods heilig Woord en de gereformeerde belijdenis en met welk kerkverband contacten worden onderhouden door wederzijdse deputaten.

II.
1. de hiervoor omschreven nauwere samenleving kan alleen tot stand komen na genoegzame samensprekingen tussen de betrokken kerkeraden, waarbij gebleken is dat er metterdaad een eenheid is in erkenning en beleving van het Woord Gods en de belijdenis der kerken, alsook van de regels, die op grond daarvan voor het kerkelijke leven gelden;
2. de kerkeraad van de Christelijke Gereformeerde Kerk moet over de voorgenomen nauwere samenleving de gemeente horen en haar raadplegen; slechts bij een naar het oordeel van de kerkeraad genoegzaam eenparigheid van gevoelen in de gemeente kan de kerkeraad verdere stappen tot de voorgenomen nauwere samenleving doen;
3. de kerkeraad van de Christelijke Gereformeerde Kerk moet vervolgens het oordeel van de classis vragen omtrent de voorgenomen nauwere samenleving;
4. de classis zal, lettende op de noodzaak om de eenheid en de zuiverheid der leer en der kerkregering te bewaren, zich overtuigen van de onder II.1 bedoelde eenheid;
5. de classis zal door middel van de rondvraag naar art. 41 K.O. en van de kerkvisitatie naar art. 44 K.O. voortdurend haar aandacht wijden aan de tot stand gekomen nauwere samenleving;

III.
De nauwere samenleving, onder I en II bedoeld, is zuiver plaatselijk en mag niet gezien worden als een vereniging tussen de betrokken kerken of als het constitueren van een nieuwe kerkformatie.
De plaatselijke kerk behoudt haar zelfstandig karakter wat opzicht, tucht en diakonaat betreft;

IV,
Het bovengenoemde nauwere samenleven draagt een voorlopig karakter in afwachting van de verdere ontwikkeling beide kerkverbanden.

Hiermede was de langdurige behandeling van een belangrijke zaak ten einde. Het was bijzonder verheugend dat de Synode uiteindelijk op deze wijze zich plaatste achter de zaak. In haar bezinnend gedeelte had de commissie opgemerkt: In zulk een werk Gods - herkenning en erkenning van elkander als kerk van Christus - is vervulling te zien van een echt schriftuurlijk begeren. Het dient daarom met omzichtigheid beoordeeld en met vreugde gezien te worden.
We sluiten ons bij dit woord aan en besluiten, voor deze keer ons Synode-verslag om in een slotartikel de laatste zaken te verslaan:
belijdenisvragen, kiesrecht der gemeente en sluiting.

J. H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode 1965-1966 (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1966

De Wekker | 8 Pagina's