Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijk leven in Canada

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijk leven in Canada

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „De Wekker" van 10 en die van 17 september 1965 zijn twee artikelen overgenomen uit „Ons Kerkblad", het kerkelijk orgaan van de classis Utrecht, waarin ik schreef over „Kerkelijk leven in Canada".
Deze artikelen zijn door ds. J. Tamminga critisch bezien in het oktober- en november-nummer van „The Messenger", het kerkelijk orgaan van The Free Christian Reformed Church of Canada and The Old Christian Reformed Church of America.
De redaktie van ,,De Wekker" verzocht me hierop nader in te gaan. En dan op een dergelijke wijze, dat de lezers grondig werden ingelicht over de bezwaren van ds. Tamminga tegen wat ik schreef.
Het spijt me pas nu aan dit verzoek te kunnen voldoen. Maar graag wil ik de bezwaren van ds. Tamminga doorgeven. En wellicht mag ik daarbij dan een enkele kanttekening maken.
Zelf schreef ik ongeveer het volgende: De Free Christian Reformed Church of Canada is ontstaan vanuit de Christian Reformed Church. Met name onze mensen sloten zich aanvankelijk bij deze kerkformatie aan. En terecht. Want deze kerk is historisch gezien de afgescheiden kerk van Noord Amerika en confessioneel gezien komt ze ons het meest nabij in vergelijking met de andere daar bestaande kerken.
We kunnen deze kerk niet anders beoordelen dan als een planting Gods, een ware kerk des Heeren, die echter niet aan deformatie ontkomen is. Immers, door in 1908 de leeruitspraken van de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1905 over te nemen, heeft men de deur opengezet voor onschriftuurlijke en onconfessionele leringen aangaande het verbond Gods en het sacrament van de doop.
Toch mag dit geen reden zijn deze kerkformatie zonder meer voorbij te gaan. Art. 28 van onze geloofsbelijdenis spreekt ten deze duidelijke taal. We hebben ons bij de Kerk des Heeren te voegen, die de Heere in een bepaald land heeft. Ook al is deze niet volkomen zuiver. Daar, op die plaats, hebben we trouw te zijn aan de Schrift en ons te hoeden voor verloochening van eigen geloof en belijden. Daar, op die plaats, hebben we te doen wat de hand vindt om te doen.
Zo hebben vele emigranten aanvankelijk gehandeld. Zij hebben hun strijd in de Christian Reformed Church gestreden. En.. . ze zijn er tenslotte buiten komen te staan.
Daaruit is de Free Christian Reformed Church geboren.
Deze kerkformatie is door onze kerken erkend. En dienovereenkomstig hebben nu onze kerken ook jegens de Free Christian Reformed Church te handelen.
Dit was in grote lijn mijn betoog.
Ds Tamminga begint met te erkennen, dat historisch gezien de Free Christian Reformed Church inderdaad op déze wijze is ontstaan.
Hij schrijft: ,,Er zijn heel wat van onze emigranten eerst naar de Christian Reformed Church gegaan in de mening, dat zij daar „goed terecht" konden, maar zij zijn wel heel bitter teleurgesteld, want zij ontdekten al heel gauw, dat leer en prediking niet waren naar Schrift en belijden. Zij konden en mochten daar niet blijven. Er was maar een ding wat zij konden doen: een eigen kerkelijk leven opbouwen.
Men streefde in de opbouw van een eigen kerkelijk leven geen eigen persoonlijke belangen na. Er waren geen sectarische bedoelingen in het spel. Er was niet sprake van scheurmakerij. Het was niet zo, dat het kostte wat het kost, de eenheid der kerk er aan gewaagd moest worden. Ware dat het geval, het zou het beste zijn zo gauw mogelijk het kerkelijk dak boven ons af te breken en dan met schuldbelijdenis tot de Christian Reformed Church te gaan of terug te keren. .. Wat een strijd en opofferingen heeft het gekost en wat een zelfverloochening om een eigen kerkelijk leven op te bouwen. Maar men kon en mocht niet anders om des beginsels wil. Hier was sprake van een heilig moeten. Als we het goed ontleden ging het ten diepste om Gods Woord en de belijdenis. Die waren in het geding. Die werden aangetast. En dat kon en mocht niet worden getolereerd".
Ik ben blij met deze woorden. Want ze bevestigen, dat de Free Christian Reformed Church inderdaad uit de Christian Reformed Church is ontstaan. De wijze waarop moge dan verder buiten beschouwing blijven, 'k Heb daar het mijne van gezegd. Het feit als zodanig stellen we vast.
Alleen veroorloof ik mij deze opmerking. Wanneer ds. Tamminga schrijft, dat deze emigranten zich bij de Christian Reformed Church aansloten in de mening, dat ze daar ,,goed terecht" konden, zal dit wel niet betekenen, dat ze dit deden omdat ze dachten daar precies dezelfde leer en sfeer te ontmoeten als in onze kerken hier. Indien ze dat dachten, pleit het niet voor hen. Ze hadden beter kunnen weten. Ook uit onze eigen pers. Ze sloten zich bij de Christian Reformed Church aan, omdat ze dit de kerk des Heeren in Canada achtten. Een kerk met gebreken. Zelfs met officieel geijkte gebreken, maar nog altijd kerk des Heeren.
Zo is mij in Canada menigmaal verzekerd. En men heeft het diep betreurd na de nodige strijd deze kerkformatie te hebben moeten verlaten.
Ik heb voor veler strijd diep respect gekregen tijdens mijn verblijf in Canada. Dat ds. Tamminga zich tegen mijn betoog verzet, betreft dus niet de wijze waarop ik het ontstaan van de Free Christian Reformed Church schetste. Dat heeft in grote lijnen zijn instemming.
Zijn verzet richt zich tegen de overtuiging, dat het roeping was zich bij de Christian Reformed Church aan te sluiten. Hij bestrijdt dit krachtig. Want, zo betoogt hij, deze kerkformatie beantwoordt niet aan Schrift en belijdenis. Zij wijkt zodanig daarvan af, dat niemand het recht had en heeft zich daarbij te voegen. Tenminste, indien men het belijden van de Chr. Geref. Kerken in Nederland onderschrijft.
Maar leest u zelf. Ds. Tamminga schrijft:
,,Het is niet de vraag of er een juiste prediking hier of daar of zelfs op menige plaats gevonden wordt. Het is niet de vraag MAG het Woord Gods nog zuiver gepredikt worden of KAN het nog zuiver gepredikt worden. De roeping der kerk is naar de belijdenis, dat het zuiver gepredikt MOET worden en dan niet hier en daar of op menige plaats maar in HEEL DE DENOMINATIE, terwijl tegelijkertijd, weer naar Schrift en belijdenis, de kerk alles heeft te weren en uit te bannen wat NIET is naar het Woord Gods en de belijdenis. Een leer en prediking, die niet is naar de Schrift en niet getolereerd kan worden binnen het raam van onze belijdenis, MAG NIET gevonden worden in de kerk. Men MAG er niet de deuren voor open zetten. De kerk moet beoordeeld worden aan haar officiële papieren en die spreken hier in dit geval toch heus wel een duidelijke taal. Ik zal het weer zo zacht mogelijk uitdrukken (maar ik ben er van overtuigd, dat de zaken veel scherper liggen): men heeft toegelaten de belijdenis te lezen in een bepaald licht en haar te interpreteren in het licht van de uitspraken van Utrecht 1905 (in Amerika 1908). De deuren der kerk zijn in werkelijkheid wagenwijd opengezet voor de leer van dr. Kuyper, een leer, die rechtstreeks ingaat tegen onze belijdenis. Ds op den Velde draagt in heel zijn redenering een „kerkbegrip" in, dat vreemd is aan onze belijdenis. Ben ik als emigrant inderdaad alleen maar verplicht te vragen: kan ik hier ter plaatse mijn geloof belijden en beleven? of heb ik tegelijk de dure roeping niet alleen de plaatselijke kerk, doch heel de denominatie te toetsen aan de belijdenis? En als ik dan weet, dat in die kerk een leer gebracht wordt en dienovereenkomstig gepredikt wordt, in strijd met onze belijdenis, moet ik dan toch, ondanks alles, eerst mij voegen bij die kerk?"
Mij dunkt, hier is het standpunt van ds. Tamminga heel duidelijk weergegeven. Deze overwegingen brengen hem er toe te stellen, dat het in strijd met eigen belijden was wanneer Chr. Geref. emigranten zich aanvankelijk voegden bij de Chr. Reformed Church. En zeker handelen ze in strijd met eigen belijden wanneer ze in deze kerk blijven!
Ik kan dit standpunt begrijpen, maar meen het desondanks met kracht te moeten afwijzen.
En dit is voor mij maar geen bijkomstigheid. Het gaat hier om onze houding ten aanzien van de kerk des Heeren en dus ten aanzien van de Heere zelf.
Mag ik daarom enkele opmerkingen maken?
De vraag waar ds Tamminga aan voorbij gaat, naar mijn gevoelen, is deze: was (en is) de Christian Reformed Church ondanks 1908 kerk des Heeren of niet?
Aan die vraag mag niemand voorbij gaan.
Over 1908 behoeven we niet te spreken. 'k Onderschrijf ten volle wat ds. Tamminga daarover opmerkt. Dat is de zaak niet.
De zaak is deze: was de Christian Reformed Church des Heeren of niet?
Indien niet. . . dán was het roeping haar zonder meer voorbij te gaan.
Indien wel. . . dán mocht niemand haar zonder meer voorbij gaan. De eerbied voor het werk des Heeren, hoezeer ook door menselijk falen verduisterd, verbiedt mij dat.
Dan had ik mij bij deze kerk te voegen en in deze kerk mijn goddelijke roeping te vervullen.
1908 is diep te betreuren. Het gaat mij te ver om te zeggen: daardoor is deze kerk valse kerk geworden.
Maar dit gaf m.i. geen recht nu zonder meer aan deze kerk voorbij te gaan en zonder meer een eigen kerkelijk leven op te bouwen.
Had men dit in Canada gedaan dan was op ingrijpende wijze de continuïteit in het kerkbouwend werk des Heeren verbroken.
De christelijke kerk is uit de joodse kerk opgekomen.
De reformatorische kerk uit de rooms katholieke.
De afgescheiden kerk uit de hervormde.
Nooit en te nimmer is naast de bestaande kerk zonder meer een nieuwe kerkloot ontsprongen.
Er is historische voortgang.
Er is continuïteit in het werken Gods.
De kerkgeschiedenis is de werkgeschiedenis van de Heere Jezus.
Een ,,nieuwe" kerk is altijd vrucht van een reformatiebeweging in een gedeformeerde kerk.
Wie dit loslaat, laat de Schriften los. Laat ook ons belijden los. Veroordeelt ook de levenspraktijk van onze vaderen.
Daarom ben ik zo blij dat onze emigranten zich aanvankelijk wel aansloten bij de kerk des Heeren in hun nieuwe vaderland, die - het moet gezegd - op het verkeerde pad was en is. Daarom ben ik blij, dat ze getracht hebben iets te bereiken door te spreken en te getuigen. Hadden ze meer moeten doen? Langer moeten volhouden? Of liever gezegd: hadden ze moeten getuigen totdat ze zelf uitgeworpen werden? Dat laatste lijkt mij het meest in de Geest van Christus. Maar hierover wil ik echter geen laatste oordeel vellen. Allerlei omstandigheden kunnen er toe leiden eerder een punt te zetten en over te gaan tot stichting van een eigen kerkelijk leven. We moeten dan de zwakte, die dit noodwendig meebrengt accepteren en wachten op het oordeel Gods in de historie van zulk een kerk. Zulk een daad is dan in de volle zin van het woord geloofsdaad.
Maar om 1908 alleen zonder meer te zeggen: en nu stichten we een nieuwe kerk. . . neen, dat lijkt me niet naar de Schrift - denk aan Jezus' houding t.a.v. de synagoge - niet naar de belijdenis - denk aan art. 28 N.B.G. - en niet naar de levenspraktijk der vaderen - denk aan Luther, Calvijn, de Cock enz. -.
'k Dacht, zij zouden anders schrijven dan ds Tamminga doet, hoe hoog ik hem acht en waardeer.
Zijn veroordeling zou terecht zijn, indien onze mensen zich hadden aangesloten bij de Christian Reformed Church en in alles berust hadden. Dat ware verloochening van het belijden. En wanneer er nu nog voormalige christelijke gereformeerden in de Christian Reformed Church zijn - en ze zijn er - dan heb ik er begrip voor wanneer zij zeggen: wij achten het ogenblik nog niet aangebroken deze kerk te verlaten. Daarom beticht ik ze niet van verloochening van het geloof. Maar ik laak ze wanneer ze niet krachtig blijven getuigen en alles in het werk blijven stellen de lijn, die hun kerk volgt, om te buigen.
En nog eens wil ik onderlijnen het eigenlijke doel van mijn schrijven. Onze Chr. Geref. Kerken hebben de Free Christian Reformed Church erkend. Omdat ze haar zagen opkomen uit de Christian Reformed Church en ten volle begrip hadden voor haar strijd. Dan dienen de kerken en ook de leden daarvan de consequenties te aanvaarden deze kleine kerkformatie voluit serieus te nemen. Eventuele emigranten naar déze kerk te verwijzen en voorts alles te doen wat mogelijk is om haar bij te staan in de vervulling van haar roeping. Van haar roeping óók t.a.v. de Christian Reformed Church.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Kerkelijk leven in Canada

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1966

De Wekker | 8 Pagina's