Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zondag in geding (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zondag in geding (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er wordt de laatste tijd veel geschreven en gesproken over de Zondag. Het leven van vandaag brengt allerlei problemen mee. Op allerlei gebied is veel verschuiving. In allerlei kring is de Zondagsviering en de Zondagsarbeid aan de orde. In enkele artikelen willen we dit onderwerp belichten. We stellen ons voor eerst de stand van zaken in diverse kerken en kringen op te nemen; daarna enkele vragen te stellen en hopelijk enkele lijnen te trekken.

Het C.N.V.
In „De Gids", orgaan van. het Christelijk Nationaal Vakverbond, van 17 november 1965 verscheen een alarmerend artikel, waarin een aanklacht gericht werd tegen de kerken - bedoeld werden de Chr. Geref. Kerk, en, de Geref. Kerken en de Ned. Hervormde Kerk - dat zij het C.N.V. maar lieten wachten en modderen. In januari 1960 werd het rapport „Zondag en Zondagsarbeid" gepubliceerd van de sociaal-ethische commissie van het C.N.V. Resultaat van de bestudering van dit rapport was: we komen er alleen niet uit. Men wilde graag het standpunt van de kerken weten t.a.v. de vraag: geldt het oud-testamentische sabbathsgebod ook voor de nieuw-testamentische Zondag?
Op deze vraag werd door deze drie kerken of haar deputaten geantwoord dat men het rapport zou bestuderen. Maar het duurde het C.N.V. een beetje te lang. De kerken lieten niets meer van zich horen. Zes jaar lang nu al. In „Kanttekeningen" van ,,Trouw" van 20 november 1965 werd op de C.N.V.-klacht ingehaakt. Het standpunt van de kerken blijft tot dusver in, de mist hangen. Dat is niet goed. Anders bestaat het gevaar dat de kerken achter de feiten aan blijven lopen. Daarom o kerken - antwoord ons, antwoord ons!
In 1960 had het Convent der Chr. Sociale Organisatie een predikantenconferentie op ,,Woudschoten" belegd, waar het onderwerp „Zondagsarbeid" werd behandeld. Dr. E. de Vries belichtte de theologische kant van dit onderwerp. Hij verdedigde o.a. de stelling: ,,De Zondag is spontaan ingevoerd om de mensen in gemeenschap met elkaar in de samenkomst met hun Heer het feest der bevrijding en vreugde te doen vieren tot welzijn van de mensen en van de samenleving en de sociale weldaad van de verlossing te gedenken". ,,Tast de Zondagsarbeid deze vrijheid, dit feest aan, dan zal zij moeten worden afgewezen". De wet der vrijheid geeft aan de ene kant aan, dat Zondagsarbeid niet verboden is - ieder zij voor zijn eigen besef ten volle verzekerd - en aan de andere kant, dat zij de vrijheid en dus ook de beleving van de vrijheid en de medemenselijkheid niet mag aantasten. Algemene Zondagsarbeid zal dat zeker doen en moet daarom worden afgewezen". We geven zonder commentaar deze stelling door, maar tekenen alleen aan dat tengevolge van deze visie de Zondagsarbeid niet a priori werd afgewezen.
De Zondagsarbeid vroeg opnieuw de aandacht toen in 1964 de Christelijke Bedrijfsgroepen Centrale de kerkeraden van verschillende kerken deelgenoot maakte van de moeilijke situatie waarin deze organisatie was komen te verkeren door de aandrang die van de zijde der Nederlandse papierfabrikanten op haar werd uitgeoefend om medewerking te verlenen aan de invoering van vol-continudienst in deze bedrijfstak. Vele kerkeraden hebben op de brief van april '64 gereageerd. Het standpunt van de C.B.C, was dat „Verdere aantasting van de Zondag ten behoeve van grotere produktie de ontkerstening van ons volksleven zal bevorderen". Ondanks dit standpunt en dank zij de aandrang van de kant van de werkgevers viel de beslissing dat in principe de noodzaak van invoering van vol-continuarbeid in de Papierindustrie erkend werd. Deze organisatie kon haar leden alleen maar troosten met de wetenschap ,,dat wij gedaan hebben wat in ons vermogen was om de vrije Zondag in ere te houden".
Inzonderheid kregen kerkeraden in plaatsen met papierindustrie te maken met dit probleem b.v. in de Zaanstreek, op de Noord-Veluwe en in Apeldoorn. Maar ook in andere plaatsen komt de zaak aan de orde. Gelukkig wordt met de invoering van de continuarbeid veel soepelheid betracht. Het lijkt - als mijn indrukken juist zijn - dat men over het algemeen huiverig staat tegenover de volcontinu-arbeid. Hoewel er werknemers zijn, die gelokt worden door het goede loon voor Zondagsarbeid, is er in brede kringen van de arbeiderswereld toch nog een diep verzet tegen invoering van Zondagsarbeid. Is de Zondag te diep verankerd in ons volksleven? Of verzet men zich omdat men de vrije zaterdag niet prijs wil geven?

Nieuwe gereformeerde opvattingen
Intussen was er over de Zondag al heel wat nagedacht en geschreven. Het is reeds meer dan drie jaar geleden dat ,,Trouw" verschillende hoogleraren naar hun mening vroeg over het vierde gebod en de zondag. Heftige reakties pro en contra volgden. Duidelijk bleek dat er het een en ander aan het verschuiven is in de Zondagsopvatting in de gereformeerde wereld.
Een duidelijk voorbeeld werd gegeven in het boek ,,De thora in de thora", waarin de tien geboden uitvoerig worden besproken. Het vierde gebod wordt behandeld door de Delftse studentenpredikant ds. R.J. v.d. Veen. Hij keert zich met grote kracht in zijn bijdrage tegen de gedachte dat de Zondag een verschoven sabbat is. Zondag 38 wordt geprezen omdat deze Zondag alle wettische opvattingen over de Zondag afwijst, maar tegelijk klaagt de auteur dat deze zondag er mee schuldig aan is dat de bezinning in de kerk over de sociaal-economische aspecten van het leven het heeft moeten doen zonder de aanwijzingen, die God ons daarvoor heeft gegeven in het vierde gebod. Hij fulmineert nogal hevig tegen wat hij noemt de Constantijnse Zondag. Het was immers de eerste christelijke keizer, Constantijn de Grote, die een wet op de bescherming van de Zondag heeft gemaakt Verschillende werkzaamheden werden verboden. Latere keizers hebben deze bepalingen verscherpt. Hij acht deze constantijnse Zondag niet juist, en wil er radicaal mee breken. We lezen dan ook:,,Recreatie op zondag, sport op zondag, naar het zwembad gaan op zondag, reizen op zondag, je kunt er misschien Constantijn, in elk geval Voetius maar niet Paulus tegen in stelling brengen". Hij diskwalificeert niemand die één keer per Zondag naar de kerk gaat, als dat laatste tenminste werkelijk vaststaat.
Ds v.d. Veen heeft met zijn bijdrage wel zo ongeveer de praktijk van het gereformeerde leven weergegeven, zoals deze ook in onze kerken begint door te dringen, al of niet theoretisch beredeneerd. Direkt moet hierbij opgemerkt dat er nog velen in de Gereformeerde Kerken zijn, die zich met deze praktijk niet kunnen verenigen.
Dat bleek bijv. uit de reakties op de rede, die ds G.W. Rijksen in juni van het vorige jaar hield, toen hij de stelling poneerde: ,,De christelijke sportbeweging mag de Zondag voor zich opeisen als uiting van dank en blijdschap voor de bevrijding door Christus, die de mens in zijn totaliteit heeft vrijgemaakt van alle slaafse binding aan zonde, vlees en wet". De opmerkzame lezer herkent overigens verwantschap in gedachtengang tussen ds Rijksen en de eerder geciteerde dr de Vries, die beiden sterke nadruk leggen op de Zondag als bevrijding en van vrijheid.

De Geref. Synode
Op de laatste vergadering van de Generale Synode der Geref. Kerken is de materie van de zondagsviering ook aan de orde geweest. De bespreking resulteerde in de aanvaarding van een aantal richtlijnen, die op voorzichtige wijze probeerden leiding te geven in deze netelige zaak, waaraan zoveel kanten zitten. We kunnen al deze richtlijnen hier niet overnemen. We lezen o.a.: ,,De wezenlijke zin van de sabbat als teken van de rust die in Christus is vervuld en door Hem gegeven wordt, gaat door in de nieuw testamentische bedeling en behoort op eigentijdse wijze gestalte te krijgen in de zondagsviering". Pikanter is de stelling: „Op grond van de heilige schrift kan de zondagsarbeid als zodanig niet worden verboden of als zondig worden gekwalificeerd". En: ,,De gemeenteleden zullen zich niet zonder meer aan noodzakelijke zondagsarbeid onttrekken; zij dienen vanuit de navolging van Christus solidair te zijn met de medemens". Uiteraard werden deze richtlijnen met de nodige reserves begeleid. Maar de strekking van deze uitspraken is: Zondagsarbeid is niet zondig. Een eerdere richtlijn was dan ook: ,.Sociale, economische en technische factoren kunnen zondagsarbeid wenselijk, misschien wel noodzakelijk maken".
Wie nadenkt over de nu aangenomen en gepubliceerde richtlijnen kan tot geen andere conclusie komen dan dat de Geref. Synode nu officieel de Zondagsarbeid heeft goedgekeurd.
We geven in dit stadium verder geen beoordeling of veroordeling van dit besluit. Het gaat ons in dit artikel alleen nog maar om een weergave van de stand van zaken.
In ieder geval was de uitspraak van de Synode voor de Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging aanleiding een brief te zenden aan deze Synode. In deze brief, die ook aan verschillende week- en kerkbladen werd toegezonden, werd een sterke afwijking geconstateerd in de formulering van deze richtlijnen van hetgeen ter Gen. Synode van Rotterdam 1952/'53 werd uitgesproken. Toen werd gesteld „dat ook de eis der industrialisatie in geen geval een reden mag zijn om in deze voor groter toegeeflijkheid te pleiten of met het gebod Gods de hand te lichten".
In hetzelfde schrijven wordt geconcludeerd: ,,O.i. wordt in het door U gepubliceerde aantal richtlijnen te weinig aandacht gevestigd op de ontzaglijke gevaren van de consequente doorvoering der glijdende werkweek, waardoor het theocratische ritme van de scheppingsweek wordt doorbroken. Vrij algemeen is men de overtuiging toegedaan, dat deze ontwikkeling in toenemende mate zal leiden tot ruïnering van het kerkelijk leven en tot ontwrichting van het gezinsverband. De zondagsontheiliging is immers geen op zichzelfstaand probleem. Zij hangt samen met en is een gevolg van de vervreemding van God, waardoor de ontkerstening van ons volk steeds verder om zich heen gaat grijpen". Deze laatste zin onderschrijven we hartelijk. Misschien is er nog gelegenheid het licht te laten vallen op de theologische achtergronden van genoemde Vereniging, waarbij wij ook wel eens vraagtekens zetten, maar we zijn het hierover eens: door de zondagsontheiliging, die een gevolg is van de verschraling van de dienst van God, zal de ontkerstening worden bevorderd. Als de kerkgang in het gedrang komt en de kerken leeg worden moeten we vrezen voor een voortgaande losweking van God en Zijn Woord.
In een volgend artikel willen we zien hoe de stand van zaken is in de Geref. Bond en in onze kerken.

J. H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1966

De Wekker | 8 Pagina's

De Zondag in geding (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1966

De Wekker | 8 Pagina's