Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christelijke diakonie en A.B.W. - Prof. C. Veenhof. Uitgave N.V. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam. Prijs ƒ 4,95.
In dit fraai verzorgde boek met geplastificeerde band geeft de vrijgemaakte hoogleraar in de ambtelijke vakken een brede verhandeling over de Algemene Bijstandswet. De tekst van dit boek verscheen eerder in het maandblad Dienst. Prof. Veenhof heeft er goed aan gedaan deze belangrijke artikelen in deze vorm onder breder publiek te brengen. Ook nu schrijft Veenhof grodig en historisch verantwoord. De hoogleraar blijkt goed kennis genomen te hebben van de hele situatie rond de verzorging van de armen. Belangrijk en beschamend is het tweede hoofdstuk ,,Een greep uit de geschiedenie". Het derde hoofdstuk tekent in zes paragrafen de Algemene Bijstandswet. Dat geschiedt op deskundige wijze. Belangrijk is wat opgemerkt wordt over de „ontkoppeling" van „.bijstand" en dienstverlening en over „verhaal" en „onderhoudsplichten". Het vierde en laatste hoofdstuk - overigens in tien paragrafen verdeeld - behandelt de roeping der kerk. Het is de overtuiging van prof. Veenhof dat de A.B.W. een opgericht teken is van het falen der kerk in wat een centraal moment is in de opdracht welke haar Heer aan haar gaf. Juist daarom mogen we niet hoogmoedig spreken over wat krachtens deze wet thans voor de in materiële nood verkerende mensen wordt gedaan. Scherp keert de auteur zich tegen de tegenstelling tussen hulp van de kerk, die als gunst moet worden beschouwd en die welke krachtens A.B.W. wordt verschaft en het karakter van recht draagt. Deze tegenstelling is tot in de wortel vals. Het duurt na vele omhalen en uitweidingen wat lang voor we achter het eigenlijke standpunt van prof. Veenhof komen. Maar op pag. 120 vinden we het toch. Het is dwaas en onlogisch in meer dan één opzicht wanneer kerkleden geen gebruik maken van de A.B.W. Maar er is ook een andere logica, zegt Veenhof. In dat verband wijst hij op de blijvende taak van de kerk. In een tijd van ongekende materiële welvaart is het goed, ja, noodzakelijk voor de leden der kerk om te blijven offeren voor hun medebroeders in nood. De hoogleraar vreest functie-verlies van de kerk. Daar waarschuwt hij met klem tegen. Tengevolge van de A.B.W. is ons volk en de kerk in een nieuwe situatie gekomen. De grote vraag is nu: Zal de kerk daarin kerk blijven? Beter: zal ze eindelijk echt kerk worden? Met klimmende belangstelling lazen we dit boeiende geschrift. In denken aan, schrijven over en hanteren van de A.B.W. kan dit geschrift goede diensten bewijzen. Ik heb de indruk dat de schrijver gereserveerder staat tegenover de A.B.W. dan in onze kring over het algemeen het geval is, al kwamen verschillende critische aspecten op de destijds in Apeldoorn gehouden conferentie over deze materie daar toch ook wel ter sprake. Overigens zit er in dit standpunt van prof. Veenhof iets tweeslachtigs. Maar de materie is niet gemakkelijk. Het onnadenkend aanvaarden van steun uit- of oncritische dank voor de ABW is ook niet juist. Aan alle diakenen en allen, die bij de uitvoering van de A.B.W. betrokken zijn, hartelijk ter bestudering aanbevolen. Het boek bevat als bijlage een referaat, waarin op eenvoudige wijze schriftuurlijke lijnen worden getrokken. Ik hoop dat dit boek van prof. Veenhof met aandacht in onze kring zal worden gelezen.

J.H. V.


Ik stond er bij - D. v.d .Meulen. Uitg. Bosch en Keuning N.V. Baarn.. Prijs ƒ 8,90.
Ondertitel van deze paperback is: het einde van ons koloniale rijk. De schrijver heeft vele jaren dienst gedaan als bestuursambtenaar, is een uitstekend kenner van de Islam en speelde als hoofdambtenaar een grote rol in de woelige jaren, die aan de liquidatie van ons Koninkrijk voorafgingen in Djakarta. De auteur kan levendig en boeiend schrijven. Alleen uit dit oogpunt is het een genot zijn boek te lezen, dat een goed inzicht geeft in de achtergronden zowel van de koloniale situatie als van de afstand van Indonesië. De heer v.d. Meulen was ouderling van de Geref. Kerk en in Nederland Antirevolutionair. Hij was het met het standpunt dat de A.R. Partij destijds innam niet eens - gelijk bekend heeft de A.R.P. dit vroegere standpunt verlaten en is omgezwaaid naar de visie die ook v.d. Meulen deelt. Wie dit boek leest wordt telkens weer getroffen door dit standpunt, inzonderheid in het tweede deel. We krijgen soms de indruk dat v.d. Meulen wat aarzelt. We gaan zijn standpunt niet bestrijden. Er is ook een andere visie mogelijk. We menen dat hij zich van de Ambonkwestie al te gemakkelijk afmaakt. Op pag. 224 lezen we dat de schrijver een bezoek bracht aan Makassar ter gelegenheid van de Malino-conferentie. „De mannen hadden een bijzonder verhaal te vertellen over de Nederlandse leider daar, de zendeling-dominee Bikker, die door zijn moed en tact veel voor zijn medegevangenen had bereikt". Een leuke notitie. Een instructief boek over een stuk geschiedenis, persoonlijk gekleurd, geschreven vanuit een bepaald gezichtspunt. De schrijver heeft het goed met zichzelf getroffen. Uiteraard kan een buitenstaander niet oordelen over de juistheid van de vermelde feiten etc.

J.H. V.


Ieder een zegen, deel 2, door ds. J.G. Meijer, uitgave Oosterbaan & Le Cointre, Goes, prijs ƒ 6,50, abonnees R.B.-serie ƒ 4,25.
In dit tweede deel van het werk, waarin gehandeld wordt over de zegeningen die de stammen van Israël ontvingen van hun stervende vader Jakob, komen de zegeningen over de stammen Dan, Gad, Aser, Naftali, Jozef en Benjamin ter sprake. Bij de verschijning van het eerste deel bespraken we reeds de opzet van dit werk. Er wordt niet alleen exegese geboden, maar de lijnen worden doorgetrokken naar de kerk van vandaag. De zegeningen van Jakob zijn nog altijd aktueel. Wel ziet de schrijver soms verbanden waar iedere lezer ze misschien niet direkt ziet. Op enkele plaatsen kan men zelfs met hem van mening verschillen. Ik ben het met hem eens, dat er een verkeerd gebruik is van het schema in- en uitwendige roeping (blz. 25). Ik stem hem toe dat onder één en dezelfde prediking niet de een maar uitwendig en de ander daarbij inwendig wordt geroepen. Alle kerkgangers worden hoofd voor hoofd gekonfronteerd met hun sprekende God. De Dordtse leerregels zeggen, dat zovelen er door het evangelie geroepen worden ernstiglijk geroepen worden. Alle hoorders van het evangelie beluisteren de stem van de Heilige Geest. Maar is daarmee alles gezegd? Hoe komt het, dat de een komt tot geloof en de ander niet? Is er nog niet, wat prof. v.d. Meiden eens noemde, een bijzondere geesteswerking met het Woord? Daaraan gaat de schrijver helemaal voorbij. Maar over het algemeen heb ik het boekje met veel instemming gelezen. Een goede bijbelstudie, die ik in veler handen wens. Laten verenigingen en bijbelclubs aan de hand van deze studie eens de zegeningen van vader Jacob bespreken. Men zal er veel winst uit halen.

O.


Na 't Suer dat Soet, door A.G. Eggebeen, uitgave N.V. „De Banier", Utrecht.
Dit boek brengt twee historische studie's over vrouwen, die van betekenis geweest zijn in het geslacht Oranje.
De eerste studie heeft tot onderwerp Juliana van Stolberg. Zij, de moeder van de eerste helden, die het verzet tegen de tirannie, hebben ingeluid en zich daarvoor zelfs met het leven gaven, is een vrouw van zeldzaam formaat geweest.
Het is goed in deze tijd, waarin nog al eens, geheel los van de historie, over ons koningshuis gesproken wordt, dit alles te lezen.
Draagt de eerste studie tot titel ,,De gravendochter uit de Harz", de tweede heeft tot opschrift "De erfgename van de Hertog", en handelt over Maria Stuart, de vrouw van Prins Willem III.
Haar leven was kort, 33 jaar werd zij, maar niettemin van grote betekenis. In het deel van de rouwpreek, die ds H. Witzius bij haar sterven gehouden heeft, - waarvan een deel door de schrijver is opgenomen in zijn studie - noemt hij haar „Een Princes derhalve, waardig dat zij niet slechts van haar onderdanen, maar ook van alle trouwe patriotten in Nederland en van alle liefhebbers van de evangelische waarheid en heiligheid hartelijk betreurd worde".
De schrijver doet in zijn studie een poging om de waarheid van deze woorden aan te tonen. En hij is daar wel in geslaagd. Ik kan maar wensen dat dergelijke studies ook nog gelezen worden.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1966

De Wekker | 8 Pagina's