Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is Kerk-zijn? (VIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is Kerk-zijn? (VIII)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog één aspekt van kerk-zijn wil ik noemen. Er zou natuurlijk meer te noemen zijn. Zo behoort ook tot kerk-zijn wezenlijk de opdracht om het evangelie van Christus te verkondigen in de arbeid van zending en evangelisatie. Een kerk, die de opdracht van Christus om Zijn evangelie in de hele wereld te verkondigen (Matth. 28:19; Mark. 16:16) verloochent, is de naam kerk niet waard.
De kerk mag het rijke evangelie van Christus niet voor zichzelf bewaren. Dan verlaagt ze zichzelf weer tot een klub of een vereniging. De deuren van de kerk moeten wijd openstaan naar de wereld. Niet opdat de wereld daar doorheen heerschappij zal oefenen in de kerk, maar opdat het evangelie van Christus heerschappij zal ontvangen in de wereld. De kerk moet er met de blijde boodschap, waaruit zij zelf mag leven, op uit.
Zij mag niet een knusse gemeenschap van mensen zijn, die alleen op eigen zieleheil bedacht zijn. Zij moet haar roeping kennen in de wereld, waar God haar heeft geplaatst.
Christus zelf was met innige ontferming bewogen over de schare, die rondom Hem stond. Van die bewogenheid moet de kerk iets hebben en uitdragen. Genoemd naar de naam van Christus, moet zij in de wereld iets van Christus zelf vertonen.
Maar ik wilde nog op iets anders wijzen.
Tot het kerk-zijn behoort ook gemeenschap te oefenen met allen, die het ware geloof deelachtig zijn.
De Heilige Geest werkt in de Zijnen éénzelfde geloof in de éne Heiland.
Er is één Christus en dat is de Christus der Schriften, de gekruisigde en weer opgestane Heiland. Hij is de éne Middelaar tussen God en mensen (1 Tim. 2:5). Die Hem aannemen door het geloof ontvangen de bevoegdheid kinderen Gods te zijn (Joh. 1:12).
Het geloof, dat de Heilige Geest in onze harten werkt, doet ons verstaan, dat we midden in de dood liggen om onze zaligheid alleen buiten ons zelf in die Heiland te zoeken. Dat is het geloof dat al Gods kinderen samenbindt.
Paulus spreekt van ,,één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen" (Ef. 4:5v). Ook onze Katechismus zegt, dat de Zone Gods zijn kerk vergadert ,,in de eenheid van het ware geloof" (Zondag 21).
In dat geloof ligt de eenheid van Christus' kerk. Er is tussen al de gelovigen in Christus over heel de wereld een geestelijke band, die hen samenbindt. Zij belijden hetzelfde evangelie, dezelfde genade, dezelfde Zaligmaker. Hebben dezelfde verwachting, dezelfde strijd, maar hebben ook deel aan dezelfde overwinning.
Het is altijd weer een machtige belevenis christenen overal uit de wereld vandaan, ongelijk van kleur, afkomst of ras te horen getuigen van hetzelfde evangelie en van dezelfde Heiland. Dat is vrucht van éénzelfde Geest.
In het boek der Openbaring lezen we van de grote schare der verlosten die niemand tellen kan, uit alle volk en stammen en natiën en talen. Maar ondanks alle verschil zingen ze uit één borst: ,,De zaligheid is van onze God die op de troon gezeten is, en van het Lam" (Openb. 7:9vv). Ze roemen in éénzelfde God en in éénzelfde Zaligmaker.
Toch is er hier tussen de ware gelovigen vaak zoveel verdeeldheid. Dat moet ons bedroeven. Dat kan de wil van Christus niet zijn.
Zelfs in éénzelfde plaats behoren gelovigen tot verschillende geïnstitueerde kerken en zij kunnen elkaar niet ontmoeten aan de ene avondsmaalstafel. Het is niet zó, dat Gods kinderen slechts in één kerk te vinden zijn. Ze zijn overal.
Ik weet, dat er zijn, die daar niet zo zwaar aan tillen. De kerk, zo redeneren zij, is maar de uiterlijke vorm. Die doet niet zoveel terzake. De kerken zijn, welke men ook neemt, toch allemaal zinkende schepen. Het komt slechts aan op het persoonlijke werk van de Heilige Geest in het hart. En zij, die dat werk des Geestes aan hun hart kennen, weten zich een eenheid over alle kerkmuren heen. Er zal immers later ook niet worden gevraagd, tot welke kerk men heeft behoord, maar of men een gekende des Heeren is.
Er zit in deze redenering iets dat waar is. Het werk van de Heilige Geest is onmisbaar tot zaligheid. En er is door alle kerkmuren heen een onzichtbare kerk van hen die het ware geloof in Christus bezitten.
Maar toch mag men zich met deze onzichtbare kerk niet zonder meer troosten. De geestelijke eenheid, die er is tussen alle ware gelovigen, moet ook zichtbaar tot uitdrukking komen.
Christus heeft in het hogepriesterlijk gebed gebeden voor de eenheid van allen, die in Hem geloven. Hij bidt: „opdat zij allen één zullen zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn" (Joh. 17:21).
Christus bidt voor de geestelijke eenheid van al de Zijnen. Die eenheid moet iets vertonen van de eenheid, die er is tussen de Zoon en de Vader.
Maar Christus bedoelt niet alleen een geestelijke eenheid, die onzichtbaar is. Hij voegt aan zijn gebed toe: ,,opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden heeft". De eenheid waarom Christus bidt moet een eenheid zijn, die zichtbaar is voor de wereld. Aan de eenheid der gelovigen moet de wereld het gans bijzondere van Christus zien. Door die eenheid geleid, moet de wereld komen tot het geloof in Hem.
De verdeeldheid der gelovigen stoot de wereld af. Zij ziet in al de ruzies en de twisten der kerken de Christus niet. Zij ziet daarin menselijk geknoei. En vaak terecht
Het gebed van Christus moet ons dringen tot de zichtbare eenheid van hen, die in Christus geloven.
Betekent dat, dat we kunnen meegaan met alle modern oekumenisch streven? Zeer zeker niet.
Christus bidt in zijn gebed om de eenheld van allen, die door het woord der apostelen in Hem geloven. Het gaat om het geloof in de Christus der Schriften, zoals Hij in het evangelie wordt geopenbaard. Christus bidt niet om de eenheid van allerlei geloven in allerlei Christussen.
Er worden in onze tijd vele Christussen verkondigd. Niet ieder denkt bij de naam van Christus gelijk. De Christus van de vrijzinnigen is een andere dan die van de rechtzinnigen, de Christus van de Roomsen een andere dan die van de Protestanten, de Christus van Calvijn een andere dan die van Bultmann. En zo kan men door gaan. Het gaat om de Christus der Schriften en het ware geloof in Hem. Er is geen eenheid mogelijk tussen waarheid en dwaling, tussen gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid, tussen geloof en ongeloof. De eenheid, waar Christus om bidt, is de eenheid van allen die geloven door het woord der apostelen, zich daardoor laten leiden en daaronder buigen.
En die eenheid moet ook zichtbaar zijn.
Daarom mag de gedeeldheid van Christus' kerk ons nooit met rust laten. Er zijn er, die daar zo gemakkelijk aan voorbijgaan.
Kerk-zijn betekent lijden aan de gedeeldheid van de kerk, bidden om de eenheid van de kerk, daarvoor werken en strijden.
Het gaat om de gemeenschap van allen, die éénzelfde Heere en Heiland belijden, uit éénzelfde geloof leven, onder éénzelfde evangelie buigen. Dat betekent geen eenheid tot elke prijs of een eenheid ten koste van de waarheid.
Nog altijd geldt het woord, dat Bullinger in 1557 schreef aan Beza: ,,Christus eist van ons niets dringender dan onderlinge liefde en heilige eendracht. Wij verlangen intussen niet naar elke eendracht, maar naar een vrome, gematigde eendracht, die geenszins strijdt met de tot dusver beleden zuivere waarheid, die wegens haar oprechtheid gemeenschappelijk en aangenaam is voor alle vromen". Er is ook een verdeeldheid, die om Christus wil geboden is. Kerk-zijn van Christus betekent te leven ,,naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen, die daartegen zijn, houdende Jezus Christus voor het enige Hoofd" (art. 29 N.G.B.).
Maar het betekent ook eenheid zoeken met alle ware gelovigen, zoals ook in 1834 in de Akte van afscheiding en wederkeer op grond van art. 28 van de N.G.B, daarvan gesproken werd.
Daarom hebben onze kerken deputaten voor de eenheid. Maar de roeping van de eenheid moet niet slechts weerklank vinden in wat deputaten doen, maar in het hart van elke ware christengelovige, tot welke geïnstitueerde kerk hij ook behoren mag.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Wat is Kerk-zijn? (VIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1966

De Wekker | 8 Pagina's