Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van slaaf een broeder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van slaaf een broeder

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu voortaan niet als een dienstknecht maar meer dan een dienstknecht, namelijk een geliefde broeder. . . Filémon: 16a

Wij komen in dit korte briefje in aanraking met het slavendom. In de tijd van de apostel Paulus telde het romeinse rijk plus minus zestig millioen slaven. Hun functie in het economisch bestel was eenvoudig niet weg te denken.
De rijke christen Filémon - woonachtig in Colosse - had ook verschillende slaven in dienst. Eén hunner heette Onésimus. Mogelijk was deze Onésimus in slavernij geboren. Gelijk zijn collega's stond hij in voortdurende relatie tot zijn heer en meester. Die relatie kon enkel door verkoop of door de dood verbroken worden. Natuurlijk had hij ook een eigen wil. In feite had hij niets te willen. De wil van een slaaf werd door de wil van zijn baas verslonden.

Nu leven wij in een heel andere tijd. Niemand van ons is slaaf. Toch staat Onésimus heel dicht bij ons. Want op vele plaatsen noemt de bijbel ons mensen van nature slaven. Zo staat het tenminste in het oorspronkelijke. De statenvertalers schijnen dit woord slaaf wat te kras gevonden te hebben. Hun overzetting dienstknecht doet echter te veel aan een vrij man denken, die bij voorbeeld om zes uur naar huis kan gaan. Maar dat is in ons grondwoord beslist niet de bedoeling. Je bent 24 uur van de dag slaaf.
Heel eerlijk tekent de bijbel ons onze slavernij. Wij worden in de slavernij geboren. Wij zijn slaven van de zonde, van de angst, van de eenzaamheid en van de dood. Dat is gekomen door onze val in Adam. Wij scheurden ons van God los. Daardoor raakten wij juist in de macht, in het tyrannieke geweld van de duivel, die door Jezus een mensenmoordenaar genoemd wordt.
Tot deze vorst der duisternis staan wij in voortdurende relatie. Daar hij nooit sterft, komen wij niet los. De duivel houdt zijn prooi vast. Hij geeft zelfs geen snipperdag. Al mag hij de touwtjes wel eens laten vieren en ons toestemmen allerlei mooie, vrome, orthodoxe geveltjes voor ons levenshuis neer te zetten, wij blijven in zijn greep.
En net als bij de slaven van de oude dag, ons willen gaat op in satans willen.
Wij doen de begeerte van de vader der duivelen, zelfs met alle plezier.
Dat is ons aller beeld.

Onésimus, slaaf van Filémon en van de duivel, neemt op een goede dag de benen. Hij vlucht. Bovendien gaat hij er met gestolen geld vandoor.
Van Colosse vlucht hij naar Rome. In deze plaats zaten vele slaven ondergedoken.
In deze wereldstad ontmoet hij Paulus, een gevangene terwille van de zaak van Jezus Christus. Hoe hij met Paulus in aanraking gekomen is, is ons totaal onbekend. Drie zijn er die het weten: Paulus, Onésimus en... God. Vast staat dat de naam van Paulus hem uit het huis van Filémon bekend was. Zijn heer Filémon leerde namelijk op een van zijn zakenreizen buiten Colosse Paulus kennen, hoorde hem preken en werd christen. Natuurlijk trachtte Filémon Onésimus voor de Heere Jezus in te winnen. Onésimus bleef echter een slaaf van de duivel.
In het huis van Paulus gaat Onésimus Jezus als Zaligmaker van zondaren te voet vallen. Heilig zijn, o God, Uw wegen Hij kwam tot het geloof, dat niet de keizer heer en meester is, maar Jezus Christus. Zo werd Onésimus bevrijd uit zijn geestelijke slavernij. Bevrijd van de schuld van de machten der zonde en des doods.
Je kunt het ook anders stellen: hij werd van een slaaf van de satan nu een slaaf van Jezus Christus. Dit werd hij door de wedergeboorte. In deze nieuwe geboorte verbreekt de Christus je relatie met de boze. Ook dat tweede kenmerk van een slaaf werd waarheid: Onésimus kwam in een permanente verhouding tot de Heere te staan. En deze verhouding kan nooit verbroken worden, omdat Christus de Levende is en blijft. Alleen daarom zal een geestelijk mens nooit sterven. En als laatste notie: vernieuwde mensen kennen de begeerte om te doen wat de Meester van hen vraagt. Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?

De vraag is nu: zijn wij al in beginsel een slaaf van Jezus Christus geworden? Alleen dan zijn we werkelijk vrij. Bevrijd van de vloek, van de schuld, van de macht der zonde. Het kruis op Golgotha is daarvan het onweerlegbaar bewijs. Bid tot de Heilige Geest om in deze vrijheid echt te kunnen staan.
Geestelijke mensen zijn dus bevrijd van, maar tegelijk bevrijd tot. Ze verrichten dienst, een liefdedienst jegens God en de naaste met Gods wet in hun binnenste als uitgangspunt, een wet die je niet doet vragen: wat wens ik te doen, maar wat behoor ik te doen?
Wellicht bekoort u het slaaf-zijn van Jezus Christus. U voelt echter zo sterk de band met de duivel. Weet tot uw vertroosting: de Heere is almachtig. Vraag om Zijn beloofde komst. Hij komt en maakt u vrij. Ja, alleen Christus Jezus kan ons verlossen van de heerschappij der duisternis.

Een grote zegen was Onésimus dus ten deel gevallen. Graag had hij bij Paulus willen blijven. Maar dat kan niet. Onésimus moet terug. Want vrijheid houdt in de eerste plaats niet in, dat we bevrijd worden uit een bepaalde levenssituatie, maar dat we Jezus Christus toebehoren. Heel goed kunnen we begrijpen, dat Onésimus opziet tegen een ontmoeting met Filémon. De straffen voor weggelopen slaven waren ook niet mals. Onésimus vreest, al weet hij, dat zijn heer de nieuwe religie is toegedaan.
Paulus schrijft een aanbevelingsbriefje, waarin hij beklemtoont, dat Onésimus eigenlijk meer is dan een slaaf van Filémon: hij is nu uw broeder geworden. Zo moet Filémon Onésimus gaan zien en zo Onésimus Filémon.
Dit zal op de duur zijn conseguenties hebben voor het slavendom. Neen, Paulus werkt niet voorbarig of revolutionair. Hij plaatst geen dynamiet onder de slavernij. Maar de gemeenschappelijke verhouding tot Christus legt in de oude relatie heer-slaaf wel iets van zout, van een zuurdeeg.

Onésimus gaat terug naar het alledaagse leven. Ook de slaven van Jezus Christus staan in het alledaagse leven, maar dan als een lichtend licht en werkend aan het heil van de naaste, opdat velen broeders worden. Daarbij verlangend naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar men op de goede wijze volkomen slaaf zal zijn van Jezus Christus en van elkander goede broeders en zusters.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Van slaaf een broeder

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1966

De Wekker | 8 Pagina's