Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Janneke redt het wel, door Annie Oosterbroek-Dutschun, Iris-reeks deel 15, uitgave Kok te Kampen, prijs ƒ 2,90 gebonden.
Janneke moet de huishouding doen bij een zieke moeder na het overlijden van haar vader en nadat haar oudste zuster getrouwd is. Het gaat best, maar ze krijgt wel moeilijkheden met een jonger zusje. Maar tenslotte loopt alles goed af. Goede jeugdlektuur.

O.


Ex auditu verbi. Theologische opstellen aangeboden aan Prof. Dr. G.G. Berkhouwer. J.H. Kok N.V. Kampen, 1965. Geb. ƒ 27,50.
Toen professor Berkouwer op 11 oktober 1965 zijn zilveren jubileum als hoogleraar aan de Vrije Universiteit vierde, is hem een prachtig geschenk aangeboden. Niet minder dan zeventien hoogleraren uit binnen- en buitenland schreven een studie voor een feestbundel, die ter ere van Berkouwer verscheen. Er zijn collega's van de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit bij: Nauta en Schippers, van de Theologische Hogeschool van de Geref. Kerken te Kampen: Polman en Ridderbos, en van verschillende andere theologische faculteiten: Bakhuizen van den Brink en Berkhof (Leiden), Van Niftrik (Amsterdam), Van Unnik (Utrecht), Schillebeeckx en Schoonenberg (Nijmegen). Maar ook theologen van naam uit Zwitserland, Duitsland en Schotland: Karl Barth, Oscar Cullmann, Hans Küng, Thomas F. Torrance en Otto Weber. Dan zijn Jacobs en Oberman nog niet genoemd.
Het zal de jubilaris gezien zijn vele contacten niet verwonderd hebben, dat ook drie rooms-katholieken theologen het hunne hebben bijgedragen: Küng, Schillenbeeckx en Schoonenberg. Deze opstellen mogen er ook zijn!
Het is niet mijn bedoeling om alle artikelen te noemen en te bespreken. De boekhandel kan aan iedere belangstellende wel een gedetailleerde inhoudsopgave van deze bundel verstrekken. Het langste stuk is dat van prof. dr. G.C. van Niftrik: De geschiedenis van een domineesdochter. Het is een soort ,,theologische feuilleton" over Goethe en Friederike Bron, dat eindigt met deze zinnen: ,,Men leze mijn stuk als een uiting van diep onbehagen in de huidige geest der theologie. Wij verschralen en verarmen. Mijn verhandeling was niet meer dan het stellen van vragen en het slaken van kreten. Een uitweg weet ik ook niet. Maar wij weten zoveel minder dan 25 jaren geleden. Dat zal prof. Berkouwer wel met mij eens zijn".
Het onderwerp van prof. dr. A.D.R. Polman staat in dit verband met zijn veranderde visie op de leer der uitverkiezing. Het gaat over de leer der verwerping van eeuwigheid op de Haagse conferentie van 1611. Dr. Polman verklaart, dat Barth en Berkouwer hem de ogen geopend hebben voor het onbijbelse kader, waarin het grondmotief (de verkiezing uit vrije genade) vroeger gezet is. Berkouwer drukte zich in de regel voorzichtiger uit dan Polman nu. De leer van de dubbele praedestinatie is volgens Polman geen religieuze belijdenis, maar een onheilvolle penetratie van een wijsgerig determinisme, waarin door het stellen van een causale determinatie het structuurverschil tussen Gods verkiezing en verwerping weggenomen wordt. Ik kan dit zomaar niet onderschrijven.
Prof. dr. P.J.A.M. Schoonenberg, als vertegenwoordiger van de rooms-katholike ,,nieuwe theologie" voorstander van herinterpretatie van oude dOgma's, geeft een interpretatie van de leer van de erfzonde, waar het laatste woord ook nog niet over gezegd is. Hij denkt in de richting van een gesitueerd zijn, dat aan al onze eigen beslissingen voorafgaat, zodat de erfzonde niet meer als persoonlijke schuld te beschouwen is.
Het opstel, dat prof. dr. H. Berkhof schreef, moet zeker apart vermeld worden. Hij koos een ,,hachelijk thema": De methode van Berkouwers theologie. Berkhof onderscheidt drie fasen in de theologische ontwikkeling van Berkouwer: eerst gaat het om het volstrekte gezag van de Heilige Schrift, dan om de heilsinhoud van de Schrift, en tenslotte om de existentiële strekking van de Schrift. Hij wijdt zeer waarderende woorden aan het dogmatische werk van Berkouwer, maar het zal niemand ontgaan dat zijn analyse en beoordeling een scherpe kritiek bevat, al is deze voor een deel in de vorm van vragen onder woorden gebracht. Ongetwijfeld is er bij Berkouwer een duidelijke ontwikkeling, en gaat hij hoe langer hoe meer eigen wegen, waarbij hij zich op meer dan één punt van de gereformeerde traditie verwijdert.
Er worden wel meer kritische stemmen gehoord. Heeft Berkhof de theologie van Berkouwer raak getypeerd? Volgens Berkouwer zelf beslist niet! Men zie zijn verweer in het Gereformeerd Weekblad (dec. '65 - jan. '66).
Dr. Berkhof heeft m.i. wel bepaalde tendensen opgemerkt, b.v. in de leer van de erfzonde en in de leer van de laatste dingen, maar hij generaliseert en schematiseert teveel, zodat zijn betoog, hoe suggestief ook, toch niet overtuigend is. Het begrip ,,correlatie" is in het werk van Berkouwer van fundamentele betekenis. Men kan zijn methode met enig recht als correlatie-methode aanduiden. De term heeft bij hem echter niet de gewone zin van wederzijdse afhankelijkheid - anders zou hij onmogelijk kunnen spreken van de correlatie van geloof en openbaring, geloof en rechtvaardiging enz. Het is wel een voortduren op elkaar betrokken zijn.
Ds E. G. van Teylingen heeft er vooral twee motieven in aangewezen: in de eerste plaats verzet tegen alle speculatie en in de tweede plaats de behoefte om in de dogmatiek de kerugmatische bepaaldheid der Schrift niet te veronachtzamen. Het lijkt mij onjuist als Berkhof schrijft, dat Berkouwer de feitelijkheid uitsluitend onder het gezichtspunt van haar existentialiteit wil benaderen. Maar wel kan dit artikel van Berkhof voor Berkouwer een aanleiding zijn om zich rekenschap te geven van de grenzen en gevaren van zijn methode. In zijn laatste dogmatische studie (De Heilige Schrift I) zegt hij zelf: ,,Berkhofs vrees voor een correlatie, die de openbaring zou willen structureren vanuit de existentie of vanuit de mogelijkheid van een ,,existentiële verwerking" is dan ook stellig legitiem" (bLz. 165). En het is in elk geval de verdienste van Berkhof, dat hij een belangrijke bijdrage leverde tot de discussie over de theologie van Berkouwer en de dogmatische methode in het algemeen.
Al met al is het een bundel, die met zijn veelzijdigheid - behalve dOgmatici hebben ook exegeten en historici eraan meegewerkt - en actualiteit - tal van actuele vragen komen in deze opstellen aan de orde - een passend huldeblijk is voor een theoloog als prof. dr. G.C. Berkouwer.
Dr. M.J. Arntzen verzorgde de bibliografie, die wel geen aanspraak maakt op volledigheid, maar toch een overzicht biedt van een groot aantal publikaties, ook in diverse tijdschriften. In de inleiding wordt de keuze van de titel gemotiveerd. ,,Ex auditu verbi" (uit het horen van het Woord): door alle woorden van prof. Berkouwer klinkt een toon heen van eerbiedig luisteren naar de Schriften.
Een waardevolle feestbundel!

Van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1966

De Wekker | 8 Pagina's