Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De predikantsvrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De predikantsvrouw

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eind september hielden onze predikantsvrouwen hun jaarlijke contactdag. Op deze wijze houden deze zusters onderling contact en hebben zij gelegenheid over hun plaats en positie te spreken.
In de Friese Kerkbode (geref.) schreef ds E. J. Oomkes een artikel over de predikantsvrouw mede naar aanleiding van een enquête die onder hervormde predikantsvrouwen is gehouden,
We geven dit artikel hier door.

Op een startavond voor het jeugdwerk, waar de plaatselijke predikanten een forum vormden, op wie de jongeren hun vragen mochten afvuren, werd aan één van hen, tijdens een „Mies en scene", de vraag gesteld: „Wat ziet u als de ideale predikantsvrouw?' Deze antwoordde daarop, kort weergegeven, dat ze een goede echtgenote voor haar man en een goede moeder voor de kinderen is. Hij had er nog bij kunnen zeggen, dat ze de huishouding goed moet besturen. Maar het een bestaat misschien niet zonder het andere. Ik zou zeggen, dit is niet alleen het ideaal voor een predikantsvrouw, iedere man, zal graag zo'n vrouw als echtgenote hebben.
Het is de vraag of de gemeenteleden niet een ander beeld van een ideale predikantsvrouw hebben. Zij zien haar doorgaans als dominees eerste assistente bij zijn ambtswerk; zij moet de leiding van het vrouwenwerk voor haar rekening nemen; presidente van de vrouwenvereniging; leidster van een meisjesclub zijn. Zij moet bejaarden en eenzamen opzoeken, neemt het initiatief voor bazars en allerlei activiteiten en festiviteiten. Zij stelt haar huis de hele dag gastvrij open voor de gemeenteleden die zij vriendelijk ontvangt, ook al dreigt het eten aan te branden. Zij woont de gemeentesamenkomsten bij en zoekt de jarigen op, tenminste de bejaarde-jarigen. Zeker het maakt wel verschil of de pastorie op het platteland staat of in de stad; in het dorp zal men meer dan in de stad van mening zijn, dat de gemeente recht heeft op de predikantsvrouw; ook in de ene streek zal men gemakkelijker naar de pastorie gaan dan in de andere, maar ik dacht zo, dat vele gemeenteleden in het bovenstaande wel hun ideaalbeeld van de predikantsvrouw zagen getekend. En in vele gevallen beantwoordt de werkelijkheid daaraan ook.

De gemeenten mogen tevreden zijn
Het vorig jaar heeft de Bond van Nederlandse predikanten, in samenwerking met het Sociologisch Instituut van de Ned. herv. kerk een enquête gehouden onder vrouwen van hervormde predikanten. Er werden 1566 formulieren verzonden, waarvan er 782 terugkwamen. Een hoog percentage.
Deze leverde interessante gegevens op. O.a. kwam daardoor aan het licht dat 11,5 procent van de predikantsvrouwen leiding geeft aan allerlei verenigingen. Bijna zeventig procent leidt zo'n drie verenigingen. Hoog is ook het getal predikantsvrouwen, dat allerlei semi-ambtelijke bezoeken aflegt. Globaal gezien is driekwart van alle predikantsvrouwen actief bezig in de gemeenten met vrouwenverenigingen, jeugdclubs, zondagsscholen, bezoeken afleggen, die in het verlengde van het werk van hun man liggen.
Blijkbaar is het overgrote deel van de predikantsvrouwen bereid te voldoen aan het ideaal beeld van de gemeente. En als ze dan bovendien nog een goede huisvrouw en een goede moeder voor de kinderen is, dan is het helemaal prachtig.
Weliswaar is dit een enquête gehouden onder hervormde predikantsvrouwen, maar we mogen redelijkerwijs aannemen, dat het met de gereformeerde predikantsvrouwen net zo staat. Zij zullen wel niet beter, maar ook niet slechter zijn. De gemeenten mogen tevreden zijn, dacht ik.

Zijn de predikantsvrouwen ook tevreden?
De vraag mag gesteld of het geschetste beeld van de ideale predikantsvrouw werkelijk zo ideaal is. Stamt dit beeld niet uit een periode, die bezig is te verdwijnen? Dateert het niet uit „domineesland" van de 19e eeuw. Kan en mag zij nog aan dit ideaalbeeld beantwoorden? Mag de gemeente dit nog van haar vergen; van haar verwachten? Immers, de maatschappij, waarin ook de predikant en zijn vrouw staan, is grondig veranderd of bezig te veranderen. De tijd dat deze een agrarisch-ambtelijk karakter droeg, waarin het hele gezin meewerkte in het bedrijf van het hoofd van het gezin, is grotendeels voorbij. In deze sfeer was het vanzelfsprekend, zowel voor haar als voor de gemeente, dat de predikantsvrouw een aandeel had in het ambt van haar man. Nu is het opvallend, dat iedereen deze verandering accepteert, als het de bedrijven betreft, maar dat deze vanzelfsprekendheid ten aanzien van het meewerken van predikantsvrouw in de taak van haar man, eigenlijk tot op de dag van vandaag is blijven bestaan, met name op het platteland. Werkt ook hier het conservatisme, dat de godsdienst en godsdienstige gewoonten vaak kenmerkt, na?
Nog iets anders speelt hierbij een rol. Vroeger stapte een meisje, dat met een dominee trouwde, meestal heel anders, met andere gedachten de pastorie binnen dan nu. Vaak was ze afkomstig uit een predikantenmilieu en wist ze dus hoe het pastorieleven was en wat er van haar verwacht werd. Haar rol was haar a.h.w. op het lijf geschreven. Zij had bewust een dominee getrouwd. Het meisje van nu, dat als jonge predikantsvrouw de pastorie ingaat, komt vaak uit een ander milieu. Zij gaat vaak zonder enige voorbereiding op wat haar wacht de pastorie in. Zij heeft een man getrouwd, die toevallig ook nog predikant is.
Bovendien mist ze heel wat vrije tijd, vergeleken met vroeger, doordat huishoudelijke hulp moeilijk te krijgen en haast niet te betalen is. Ook heeft zij niet zelden een zelfstandige baan gehad, een eigen opleiding. Daarom wenst zij zich niet automatisch te laten inschakelen als een soort aanhangsel of verlengstuk van haar man. Zij wil haar eigen werk, haar eigen leven, haar eigen sfeer. Zij wil echt volwaardig vrouw van haar man zijn en zichzelf kunnen zijn. „Trouw nooit met een dominee. Het is bijna alsof men de favoriete maitresse van een getrouwd man is" schreef het vorig jaar een Engelse predikantsvrouw in een Anglicaans maandblad. Zij zegt er schoon genoeg van te hebben voortdurend op de tweede plaats te worden gesteld na de gemeente en noemt het werk van een predikantsvrouw een „beroerde baan".
Zij roert ook het probleem van de buitenshuis werkende predikantsvrouw aan. Een steeds meer voorkomend verschijnsel. Vroeger was het ondenkbaar dat een predikantsvrouw, overeenkomstig haar opleiding, aanleg, ambitie, een baan als onderwijzeres, als maatschappelijk werkster of verpleegster aannam. Of dat ze haar artsenopleiding productief maakte in de praktijk. Tegenwoordig een niet zeldzaam verschijnsel. „Waarom zou ik niet?" schreef een andere predikantsvrouw. „Ik ben geen ambtsdrager. Ik wil alleen maar mijn eigen leven leiden, zodat het mijn geweten, mijn man, mijn gezin én mij zelf voldoet. Ik heb er geen behoefte aan verantwoording af te leggen aan de gemeente over mijn activiteiten".

Accepteert de gemeente dit?
In de eerst plaats wil ik opmerken dat de reactie hierop duidelijk verschilt in een stad of in een dorp. In een stad interesseert het de gemeente niet zo als op een dorp, wat de predikantsvrouw doet; men weet het vaak niet eens.
In een dorp ligt het anders. Daar vindt men het in het algemeen niet passend voor een predikantsvrouw als zij buitenshuis betaalde arbeid verricht. Dat ze eens invalt als onderwijzeres, verpleegster of iets dergelijks kan er nog zo'n beetje door. Dat kan in het algemeen belang zijn. Maar een volledige baan? „Als „mevrouw" blijkbaar tijd over heeft, kan zij beter wat in de gemeente doen", hoort men dan zeggen. Of men heeft het gevoel, dat men geen gemeente-huis meer heeft als „mevrouw" altijd weg is; dat men geen open-pastorie meer heeft. Is deze beschouwing juist?
Allereerst dit: Het is m.i. onjuist zonder meer er van uit te gaan dat de predikantsvrouw verplicht is de leiding op zich te nemen van allerlei verenigingen, activiteiten enz., op zieken- en bejaardenbezoek te gaan e.d. In de beroepsbrief, die de predikant ter hand wordt gesteld, worden, wel zijn werkzaamheden omschreven, maar met geen woord gerept over wat zijn vrouw moet doen. Terecht. Men beroept een predikant en niet een predikantsvrouw, al is het zeker van groot belang, met welke vrouw hij komt. En dit laatste mag zeker meespelen in de overwegingen bij het beroepingswerk.
Men betaalt trouwens wel hem, maar niet haar. Men moet haar dan ook niet trachten in te schakelen als een onbetaalde werkkracht en haar willen gebruiken als eerste bediende van de dominee. „Ja maar", zegt men soms: „Als ze niet bereid is om mee vooraan te staan in het gemeentewerk had zij maar geen dominee moeten trouwen". Een tegenvraag is dan op zijn plaats: „Trouwt een dominee met een vrouw die hij liefheeft of met een vrouw die zijn eerste assistente kan zijn?" Als het goed is, het eerste, dacht ik. Ook wat dat betreft is er wel iets veranderd. In de vorige eeuw was men niet zo wars van een huwelijk op grond van verstandelijke overwegingen. Ik laat in het midden of er toen meer ongelukkige huwelijken waren dan thans, nu men zegt uit liefde te trouwen. Maar in elk geval is de kans nu groter dat weliswaar een predikantsvrouw niet beantwoordt aan het ideaal van predikantsvrouw „oude stijl" maar toch wel een goede echtgenote en een lieve moeder is.
Dit alles klinkt erg rationeel. En als zodanig is het zeker te verdedigen, dat een predikantsvrouw ook buitenshuis gaat werken, als haar gezinsleven dat toelaat. Toch zullen ook de pastoriebewoners er goed aan doen, een open oog en hart te hebben voor de verlangens en de verwachtingen van de gemeente, aangaande hen, ook al zijn die nog grotendeels gegrond in het verleden en niet helemaal rechtmatig. Niet ieder gemeentelid heeft er oog voor dat de pastorie van de predikant langzamerhand of snel een andere aan het worden is. En dat daarmee ook de positie van de predikantsvrouw een andere gaat worden.

Wat mag de gemeente verwachten
Wat de gemeente van haar predikantsvrouw mag verwachten is m.i. dat zij in de eerste plaats een goede echtgenote voor haar man is. Dat zij er voor zorgt dat hij zo goed mogelijk zijn werk kan doen, waarvoor hij geroepen is. Zij moet thuis de goede sfeer scheppen, die hij nodig heeft om zich te kunnen ontspannen en nieuwe kracht op te doen. Daardoor dient zij indirect ook de gemeente, die zij vriendelijk te woord zal staan en hartelijk ontvangen, als zij aan de pastorie aanklopt.
En verder mag de gemeente van haar verwachten, wat zij van ieder gemeentelid mag verwachten, dat zij actief kerkelijk meeleeft. Ook hartelijk meeleeft met de gemeente, en voorzover haar huishouding dit toelaat, dit ook duidelijk toont, door eenzamen, lijdenden en blijden eens op te zoeken, in de hoop, dat haar voorbeeld ook het meeleven van de andere gemeenteleden zal stimuleren.
Daarbij mag zij van de gemeente verwachten, dat deze begrip heeft voor de vaak moeilijke en eenzame positie waarin zij verkeert.
Als er één is die tekort komt in liefde en aandacht voor haar man, ik meen, dat dat wel de vrouw van een predikant is!

We hopen nu maar dat onze predikantsvrouwen en de gemeenteleden het met dit artikel eens zijn. Inderdaad: eerste taak van de predikantsvrouw is een goede echtgenote zijn voor haar man.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1966

De Wekker | 8 Pagina's

De predikantsvrouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1966

De Wekker | 8 Pagina's