Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gij hebt - Gij zult

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij hebt - Gij zult

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij, o Heere, mijn God, hebt uw wonderen en uw gedachten aan ons vele gemaakt Gij, o Heere, zult uw barmhartigheden aan mij niet onthouden Psalm 40: 6 en 12.

We staan weer bij de wisseling van de jaren.
Het jaar dat we aanduiden op onze kalender als 1966, is met al zijn wereldrumoer, oorlogsgeweld en rampen, levensdrukte en zegeningen ten eind.
Op de nieuwjaarsmorgen wordt de nieuwe kalender opgehangen, het nieuwe dagboek ter hand genomen en de nieuwe, wellicht al gedeeltelijk gevulde agenda ligt maandagmorgen op ons bureau. We gaan weer verder, we moeten, we mogen verder. De tijd staat immers niet stil, want God gaat verder met Zijn plan.
Is er dan iets méér veranderd, dan dat de 6 in een 7 overgaat en verder dezelfde reeks van dagen en weken, met dezelfde taken en drukte, dezelfde zegeningen en zorgen ons wachten?
Zeker er was oudejaarsavond-gezelligheid met speciaal baksel en de nieuwjaarsdag is er (waarop we langzaam beginnen, het werd gister nog al laat!) met vele goede wensen over en weer. Er waren kerstboomvuren in de straten en lawaai van ontstoken vuurwerk en de sirenes loeiden door het klokgelui van twaalf uur heen, waarom eigenlijk?
Is het een prestatie van ons, als we de oudejaarsavond mogen bereiken en de nieuwjaarsmorgen mogen ingaan? Is men blij dat het afgelopen is en we opnieuw kunnen beginnen in dezelfde oude wereld, met hetzelfde egoïstische hart, dragend dezelfde zorgen?
Of is het de oer-heidense gedachte om met veel lawaai de bij dit keerpunt dreigende geesten te verdrijven?
Als we zoeken naar de zin van veel gebruiken en gewoonten rond de jaarwisseling dan is er voor de christen, die de betrekkelijkheid van de tijd heeft leren verstaan, maar één ding dat werkelijk zinvol kan zijn: de ontmoeting met de Eeuwige.
Het met heel ons leven, met alles wat wij er van gemaakt hebben, persoonlijk, huiselijk en als gemeente des Heeren ons stellen voor Zijn ogen.
Immers bij al wat wisselt en voortjaagt is er maar één rustpunt. Bij al wat terug ziende ons met rouw en smart of vreugde en dank kan vervullen is er maar één houvast.
Bij al wat ons schuldbewust doet buigen of hoopvol doet verwachten en blij kan doen roemen is er maar één toevlucht: de onveranderlijke God van ons leven, die jaar uit jaar in, in Christus, rol is van genade.
GIJ, o Heere, mijn God, zo zingt David in psalm 40.
Daarom is het zinvol juist in de oudejaarsavond-dienst, maar niet minder in de nieuwjaarsmorgen-bidstond als gemeente des Heeren voor Zijn aangezicht te verschijnen.
Wat waarde hebben onze oudjaarsavond-mijmeringen en -herinneringen, onze nieuwjaarsmorgen-wensen en -voornemens als ze ons niet voeren tot de gemeenschap met God, de HEERE, mijn God, zoals David mag roemen?
En als hij dan terugziet op wat was, dan is er licht en schaduw. Er waren in zijn leven niet enkel zonnige dagen, er zijn ook benauwde en bange uren geweest, dagen van duisternis en vrees, waarin het omkomen nabij was, de dagen van de ruisende kuil en het modderig slijk!
Maar nu dit alles achter ligt blijft hij niet staan bij het „ik heb", dan wordt het één groot wonder in zijn leven en in dat van allen die de Heere vrezen.
Dan wordt het: Gij hebt uw wonderen en uw gedachten aan ons vele gemaakt!
Als al het onze waarmee wij onze dagen en nachten vulden in het jaar dat verging in Gods weegschaal wordt opgewogen, wat hebben wij er dan van gemaakt, wat blijft er dan te roemen over? Immers niets.
Dan is de belijdenis van David ons niet vreemd: talrijker dan de haren van mijn hoofd zijn mijn ongerechtigheden. En als God dan eens de eindstreep trekt, en dat hoeft niet te wachten op de oudejaarsavond van een jaar!
Dan is er veel te belijden en laag te buigen, maar dan is er ook zo onnoemelijk veel te danken. Niet wat wij deden, maar wat ondanks dat. God deed.
Hij hoorde ons geroep en onze gebeden.
Zijn leiding, Zijn zorg, Zijn kastijding tot ons nut. Zijn genade die bleef, Zijn zegen die zo onnoemelijk veel weldaden gaf en deed behouden van dag tot dag, wat een verwondering mag er in ons klimmen als we ze tellen gaan.
Zal ik ze tellen en vertellen, zo zijn ze talrijker dan dat ik ze zou kunnen uitzeggen.
Over de eindstreep van 1966 valt genadelicht! De genade en oneindige vergevende liefde die het morgenrood spreidde in de krib van Bethlehem, straalt ook in de avond van het jaar in Christus over allen die schuldverslagen buigen en verwonderd zien misschien dwars door de wolken van verdriet en gemis, van ziekte en zorg heen, op de gouden stralen van Zijn wonderen. Hij dacht ook in 1966 aan mij!
Uw gedachten Heere — ik kon ze niet altijd volgen en ik dacht zo menigmaal anders, maar uw gedachten zijn tot mijn behoud in de enige Zaligmaker!
Wie zo Gods hand in zijn leven mag zien en Gods hart ontsloten in Christus vol van genade, nee, die gaat niet met overmoedige plannen en veel durf en grote woorden het nieuwe jaar in. Die gaat echter wel met een sterk en blij geloofsvertrouwen verder!
GIJ hebt . . . en daarom geloof ik het HEERE, GIJ zult, wat ook de toekomst voor ons verborgen houdt, uw barmhartigheden aan mij niet onthouden.
Dan gaan we met Hem verder, die het alleen uit Zijn trouw gedaan heeft en daarom ook doen zal. Dan kunnen we ons leven en onze toekomst leggen in Zijn handen.
Achter Hem die in de Overste Leidsman en voleinder des geloofs nimmer wijkt noch faalt, gaat dan de weg, door de levensdrukte van elke dag, door alle verleiding en strijd, door de vreugden die we ons voorstellen op deze nieuwjaarsdag en door de nachten die vallen van zorg en verdriet, ja, als het Zijn wil is, door de schaduwen van de dood, zo ze onverhoeds ons overvallen zouden.
Dan weet het geloof in vast vertrouwen: Gij zult, en toch bidt het ziende op eigen ontrouw en wankeling, laat uw weldadigheid en uw trouw mij gedurig behoeden.
We mogen 1967 beginnen op de dag des Heeren!
De dag die ons spreekt van de opstanding uit de doden, van de overwinning in Hem die gister en heden dezelfde is tot in eeuwigheid.
Wat de toekomst brengen moge, Hij leeft en Zijn genade is ook in 1967 genoeg.
Dat zij het geheim van ons werken en de vreugde van ons verwachten in het nieuwe jaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1966

De Wekker | 8 Pagina's

Gij hebt - Gij zult

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1966

De Wekker | 8 Pagina's