Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet knippen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet knippen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vreemde opschrift boven dit artikel, dat zich niet gaat bewegen op naaistersgebied, doet een brief van een lezeres van ons blad me aan de hand.
De verzorging van een rubriek als deze in ons blad is een boeiende aangelegenheid èn om het schrijven van het artikel zelf èn om de reacties, die deze artikelen opleveren.
Er mogen pessimisten zijn die zeggen dat ons kerkelijk orgaan, gelijk de meeste bladen, ongelezen blijft en zelf zal menige schrijver in een sombere bui wel eens de verzuchting slaken: wat haalt het allemaal uit en wat blijft er van over? — Toch blijkt telkens weer dat er niet alleen gelezen, maar ook nagedacht wordt.
Er zijn in deze tijden grote gevaren, die scherp en duidelijk moeten worden gesignaleerd. Enkelingen en gezinnen worden bedreigd. In een dergelijke tijd is het van grote betekenis dat de juiste geestelijke steun wordt gegeven. Die steun mag en moet allereerst van de kerk verwacht worden.
De mening van onze lezeres is nu dat die steun niet gegeven word wanneer de kerk een eenzijdige prediking brengt; een prediking, die alleen gericht is op het zieleheil. Het misverstand dreigt dat men met dit te zeggen de allerbelangrijkste vraag niet zou vinden of ons leven met Christus geborgen is in God. Maar dat is niet het geval. De enige troost in leven en sterven is voor de mens van alle tijden dat hij het eigendom van Christus is.
Doch dit hartelijk te onderschrijven betekent niet te menen dat dit leven louter ziele-leven is. Trouwens dit eerste antwoord van de Heidelberger spreekt duidelijk over: lichaam en ziel, beide in leven en sterven. Het leven wordt als een eenheid gezien.
Het bezwaar van onze lezeres is nu dat deze eenheid zo vaak niet uitkomt. Waarom wordt er toch zo vaak een prediking over het geestelijk leven in engere zin gebracht? God de Heere blijft voor de kerkganger dan zo veraf, zo wazig en vreemd.
Vanaf de kansel mogen wij niet in stukjes worden geknipt. We moeten weer leren ons natuurlijk leven geestelijk te leven. Zou er dan niet minder geklaagd worden over gebrek aan zekerheid des geloofs?
Ik geef deze opmerking van onder de kansel graag door, omdat ik meen dat hier een rake opmerking wordt gemaakt, die van grote betekenis is.
Er mag niet geknipt worden in de kerk.
Het natuurlijke en het geestelijke leven liggen niet mijlenver uit elkaar. Wat is trouwens precies het natuurlijke en wat is precies het geestelijke leven? Kan hier een nauwkeurige scheiding worden aangebracht of aangegeven?
Gebeurt dit dan krijgen we inderdaad grote tegenstellingen; dan heeft de boodschap van de prediking weinig of niets te maken met het leven van elke dag. We kweken op deze manier ,,dualisten" — mensen, die 's zondags heel anders zijn dan ze van maandag tot zaterdag denken en leven. De praktijk van het kerkelijk leven in Nederland laat iets van dit dualisme zien. We kennen mensen, die 's zondags een stevige preek voor de ziel over de gangen van de ziel willen horen, maar die in de week de kronkelende gangen van het leven maar al te goed kennen. De uitdrukking „zwaar in de leer, maar licht in het leven" hangt hiermee samen. Op dezelfde lijn ligt het merkwaardige verschijnsel dat mensen, die in het zakenleven hyper-moderne methoden toepassen en zeer zakelijk de dingen weten aan te pakken, in het kerkelijke leven de wijzers van de klok liefst zouden willen terugdraaien en daar oude vormen willen bewaren. Ze zijn niet vatbaar voor deze inconsequentie. Want de kerk is toch heel wat anders en geloof heeft toch niets met je zakenleven te maken?
Maar men vergist zich op een ontstellende manier.
De eis van Gods Woord heeft wel degelijk met alles te maken. Niets wordt buitengesloten. In de Bijbel wordt het leven als een eenheid beleefd. Er is in het Oude Testament helemaal geen overgang van het natuurlijke naar het geestelijke of van het geestelijke naar het natuurlijke. Dat kan ook niet krachtens het Israëlitische ,,worteldenken" dat onze Westerse geest vreemd is.
Maar ook het Nieuwe Testament brengt geen scheiding aan. Wordt in de brieven van Paulus niet veel aandacht gegeven aan de ethiek — de wijze van leven? Wie de vermaningen leest hoort toch in feite het ene thema: hetzij gij eet of hetzij gij drinkt of iets anders doet, doet het alles ter ere Gods. Dat is niet knippen; ook niet lijmen. Maar dat is van één levenspatroon uitgaan, dat albeheersend is voor het leven.
Het trof me dezer dagen nog weer in de geschiedenis van de Samaritaanse vrouw.
Midden in het boeiende, flitsende gesprek over het levende water — ,,zieleheil" — zegt de Heiland: Ga heen, roep uw man. Dat was practisch preken. Haar zonde zat in haar sexuele leven. Dat is geen afzonderlijk gebied, maar hier ligt de breuk. Op dit punt moet ze eerlijk worden; anders kan Jezus niet tot haar zeggen: Ik, Die met u spreekt, ben het.
Al te gemakkelijk wordt over concrete zonden heengeleefd, heengepraat en heengepreekt.
We zingen met stemverheffing: Die door de vlakke velden rijdt. Maar de velden zijn zo vlak niet. Er liggen meer dan molshopen. Ruzies kunnen we rustig laten zitten. Onenigheden tellen we niet. Jaloezie is een natuurlijke zaak. Oneerlijkheid in gesprek en zaken is voor velen een tweede natuur geworden. Tegen karakterzonden strijden is er niet meer bij. God weet wel dat Hij mij zo geschapen heeft. Aan je humeur toegeven is iets dat iedereen doet. Dat heeft met geloof niets te maken.
Maar we vergeten dat we op deze punten concreet bekeerd moeten worden, omdat op deze punten onze verdorven aard blijkt en de Heere ons hier concreet aan onze zonden willen ontdekken om ons te laten zien de zonde, de zondige wortel van ons bestaan.
Maar we knippen al te gemakkelijk en op deze wijze krijgen we een levensvreemd geloof, waar we in de praktijk niet veel mee kunnen doen.
Hier ligt inderdaad de oorzaak van veel donkerheid en duisternis. Alleen als onze zonden concreet worden kan ook de genade een concrete werkelijkheid worden.
En tegelijk — als we niet knippen, dan komt ook het hele leven voor de Heere open te liggen. Dan mogen we met onze concrete noden tot de Heere gaan niet in sierlijke woorden of deftige, levensvreemde taal, maar zo gewoon en natuurlijk mogelijk. We hebben de Heere dan veel meer nodig. Hij heeft heerschappij over alle dingen. Hij is zo groot dat Hij zich juist met het kleine, het gewone bemoeit.
Gezegend de kinderen, die zo door hun ouders worden opgevoed.
We leven in een moeilijke tijd. Er zijn heel wat ouders, die met de handen in het haar zitten, als ze denken aan de levensomstandigheden van nu en aan de bedreigingen, waaraan hun kinderen bloot staan.
Juist daarom is het tot rijke troost dat we niet alleen een Evangelie voor de ziel en de hemel hebben, maar voor het hele leven van elke dag. Daar wil de Heere ons nabij zijn; daar wil Hij een helper zijn.
Zo dat het advies juist is: NIET KNIPPEN — op de preekstoel, in de catechisatielokaal, in het gebed.
We mogen allen wel bidden: laten de dominees er niet langs heen preken en laat de gemeente er niet langs heen luisteren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1967

De Wekker | 8 Pagina's

Niet knippen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1967

De Wekker | 8 Pagina's