Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar herstel van de kanselruil?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar herstel van de kanselruil?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder dit opschrift schreef de vrijgemaakte predikant van Eindhoven, ds G. v.d. Brink, een artikel in het kontaktblad van de Geref. kerk van Eindhoven, dat we via ,,Opbouw" overnemen in ons blad, opdat onze lezers op de hoogte blijven van hetgeen over onze kerken wordt geschreven.

De voornaamste aktiviteiten die in het afgelopen jaar werden ontplooid tussen de Chr. Geref. kerkeraad en de onze, hebben in het teken gestaan van bovengenoemde vraag.
Op 12 en 13 januari 1966 sprak de Chr. Geref. Synode van Apeldoorn uit, dat een nauwer samenleven met een kerk van een ander verband onder bepaalde voorwaarden mogelijk was.
Dat nauwer samenleven zou kunnen uitkomen in: 1. intercommunie; 2. kanselruil; 3. het aanvaarden van eikaars attestaties. Eén van de voorwaarden was, dat zulks alleen zou geschieden met kerken behorend tot een kerkverband, waarvan de Chr. Geref. Synode had geconstateerd, dat het zich in alles wil stellen op de grondslag van Gods Heilig Woord en de Geref. Belijdenis en met welk kerkverband kontakten worden onderhouden via wederzijdse synodale deputaten. Aan deze voorwaarde voldoet momenteel alleen ons kerkverband.
Verder stelde de Synode de voorwaarde, dat genoegzame samensprekingen tussen beide kerkeraden hadden geresulteerd in de erkenning, dat „er metterdaad eenheid is in erkenning en beleving van het Woord Gods en de belijdenis der kerken, alsook van de regels, die op grond daarvan voor het kerkverband gelden". Verder moest in eigen gemeente een, naar het oordeel van de kerkeraad, genoegzame eenparigheid van gevoelens aanwezig zijn.
Tenslotte moest de classis „lettende op de noodzaak om de eenheid en de zuiverheid der leer en der kerk-regering te bewaren, zich overtuigen van de hierboven bedoelde eenheid in de leer".
Reeds op 25 januari (dus 2 weken na het totstandkomen van deze besluiten) reageerde de Chr. Geref. kerkeraad met de volgende positieve uitspraak:

Wij zien het als onze roeping om, geheel overeenkomstig de regeling die de Synode gegeven heeft, te komen tot hernieuwde realisering van het nauwer samenleven met de Geref. Kerk (vrijgemaakt) te Eindhoven, en daarmee tot de in oktober 1963 opgeschorte uitvoering van het besluit tot kanselruil. Het is dan ook het voornemen om overeenkomstig punt b-3 van het Synode-besluit ons te wenden tot de classis Utrecht van onze kerken ten einde haar oordeel te vragen.

Ter voorbereiding van deze stap ontplooide de Chr. Geref. kerkeraad in het afgelopen jaar een dubbele aktiviteit. Eén naar binnen en één naar buiten.
De laatste was gericht op de door de Synode gevraagde eenparigheid in de leer. Er bestond behoefte aan nader kontakt met onze kerkeraad, om te verifiëren of de eenparigheid van gevoelen, waartoe onze kerkeraden reeds gekomen waren, en waarvan verantwoording was afgelegd in „Het Getuigenis" van 1958, nog aanwezig was. In dit kader hebben wij in het afgelopen jaar drie gecombineerde vergaderingen gehouden, waarop we gesproken hebben over de toeëigening van het heil en de kerk. We kozen deze onderwerpen, omdat het te verwachten was, dat de belangstelling van de broeders van de Chr. Geref. classis zich zou concentreren op deze punten. Het is immers bekend, dat bij de landelijke samensprekingen juist ten aanzien van deze kwesties ernstige verschillen waren gebleken.
Na afloop van deze mooie vergadering sprak de Chr. Geref. kerkeraad zich hierover als volgt uit:

„Op grond van deze samensprekingen zijn wij tot de konklusie gekomen, dat wij ons nog steeds kunnen stellen op het standpunt, weergegeven in „Het Getuigenis" van 1958, dat er tussen onze beide plaatselijke kerken een genoegzame eenparigheid van gevoelen is op de in geding zijnde punten, ook al kan er niet gesproken worden van volkomen overeenstemming zoals dat trouwens ook binnen onze eigen kerken niet het geval is".

Naar binnen heeft de Chr. Geref. kerkeraad zich gericht met een onderzoek naar de eenparigheid van gevoelen ten aanzien van het voorgenomen nauwere samengaan. De kerkeraad heeft dat gedaan door een gemeentevergadering te beleggen; door te vergaderen met leden, die zelf de wens te kennen gaven dóór te praten; door de zaak ter sprake te brengen bij huisbezoek en door het voorleggen van een conceptinstruktie voor de classis aan de gemeente. Het bleek dat sommige broeders en zusters bezwaar maakten. Deze bezwaren richtten zich met name tegen de prediking in de Geref. Kerk. Ook vreesde men verdeeldheid en verwarring in eigen gemeente. Wij mogen echter stellen dat het gros van de Chr. Geref. gemeenteleden positief staat ten opzichte van de toenadering.
De Chr. Geref. kerkeraad liet zich door de naar voren gebrachte bezwaren niet weerhouden zich te richten tot de najaarsclassis met het verzoek om „door het uitspreken van een gunstig oordeel mee te werken aan de voortgang van een zaak, die, zoals ter Generale Synode is uitgesproken „verblijdend moet worden genoemd in de gebrokenheid van de kerk des Heren in ons land en in de moeilijkheden om als plaatselijke kerken van éénzelfde belijdenis elkander te vinden en tot zegen te zijn" en waarin ,,een vervulling is te zien van een echt Schriftuurlijk begeren". Ten aanzien van de bezwaren tegen de prediking van de Geref. predikant merkte de kerkeraad op, „dat de gehouden samensprekingen ons reden geven tot een grote mate van vertrouwen op dit punt". De kerkeraad zegt dan verder: Stellig zal juist het nauwere samenleven zoals wij dit beogen er veel toe kunnen bijdragen dat we in deze dingen nog meer naar elkaar toegroeien, vanuit de praktijk van de prediking zelf". Ik verklap nauwelijks een geheim, als ik hierbij vertel, dat beide predikanten maandelijks elkaars, op de ruilzondagen gehouden preken via de bandrecorder beluisterden en op gezette tijden bespraken. Meermalen werden preken van ondergetekende zelfs op een kerkeraadsvergadering der Chr. Geref. broeders afgedraaid en besproken. Dit is een duidelijk bewijs van de ernst, waarmee onze Chr. Geref. broeders te werk gingen en het verhoogt de waarde van hun konklusie.
De Chr. Geref. classis Utrecht van 20 oktober kreeg, behalve via de instruktie van Eindhoven, met de zaak te maken door het verslag van de kerkvisitatoren, die bij hun bezoek aan de Chr. Geref. kerkeraad van Eindhoven reeds ruim aandacht besteed hadden aan deze zaak. Op verzoek van de Chr. Geref. kerkeraad was een deputatie van onze kerkeraad bij het tweede visitatie-bezoek aanwezig. Informatief is op deze vergadering het punt prediking weer aan de orde geweest. Verder vond de Utrechtse classis een „elftal" bezwaarschriften op haar tafel, ingediend door broeders uit Eindhoven.
De vraag kwam toen aan de orde, of nu wel van ,,genoegzame eenparigheid" (intern) kon worden gesproken. Hoewel dit punt naar de letterlijke tekst van de synodebesluiten aan het oordeel van de kerkeraad staat, kon de vergadering aan deze zaak toch niet voorbijgaan.
Extern speelde de vraag naar de genoegzame eenstemmigheid in de leer natuurlijk een rol. De classis benoemde een commissie die tot taak heeft, zich te overtuigen van de eenheid in de leer (extern) en die in haar onderzoek ook zal hebben te betrekken het feit, dat door de bezwaarschriften de indruk is gewekt, dat er niet genoeg eenparigheid is, intern.
Op zaterdag 10 december kwam de kerkeraad samen met deze classicale commissie. „Ons Kerkblad" van 16 december vermeldt van deze vergadering o.m. „dat de besprekingen, die van de kant van de commissie een informatief en oriënterend karakter droegen in een broederlijke sfeer verliepen. Er werd gesproken over enkele punten, die bij de samensprekingen ter sprake zijn gekomen, nl. doop- en gemeentebeschouwing en de toeëigening van het heil; de positie van de Geref. Kerk (vrijgemaakt) te Eindhoven binnen het kerkverband; en de eenparigheid in eigen gemeente in het licht van de binnengekomen bezwaarschriften".
De classicale commissie zal zich binnenkort nader uitspreken inzake de te volgen werkwijze. De vraag of de kanselruil zal worden hersteld lijkt klein en onbelangrijk in vergelijking met het grote gebeuren om ons heen. Maar laat ons niet verachten de dag der kleine dingen.
De Here begint altijd bij het kleine en onaanzienlijke.
We kunnen o zo dankbaar zijn voor de vrijmoedigheid die de Chr. Geref. kerkeraad tot op dit ogenblik ontving. Misschien blijkt die nergens zo duidelijk als in de slotregels van de brief van kerkeraad aan gemeente d.d. 25 januari 1966, die we hier citeren: „Broeders en zusters, deze besluiten zijn door ons genomen in afhankelijkheid van de HERE, die ons in Zijn goedheid deze mogelijkheden geschonken heeft. Wij vertrouwen dat U één en ander biddend wilt overwegen, en dat we gezamenlijk verder mogen gaan op deze weg, waarvan we geloven, dat de HERE ons er op leidt.
Wij moeten ons schamen, dat wij in het afgelopen jaar over het algemeen zo weinig aandacht hebben opgebracht voor de zaak die de Chr. Geref. kerkeraad met zoveel volharding heeft nagestreefd.
Dat moet voor het komende jaar toch anders worden.
Laat het gebed om de eenheid van hen die bij elkaar horen en het hunkerend verlangen daarnaar, toch niet verslappen. Onze aandacht moet dan trouwens worden uitgebreid naar de nog ruimere kring van allen, die de Here Jezus oprecht liefhebben.
Het is immers: één Lichaam en één Geest, zoals wij ook geroepen zijn tot één en dezelfde hoop . . . één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en met allen en in allen, Ef. 4:4-6.

Prof. C. Veenhof voorziet dit artikel van het volgende onderschrift:

Ik heb diepe bewondering voor de Geref. en de Chr. Geref. Kerk van Eindhoven die zo volhardend worstelen om te luisteren naar het gebed van Christus om de eenheid van allen voor wie Hij de dood inging.
Maar tegelijk slaak je de verzuchting: hoe kan het toch dat mensen die waarachtig weten wat zonde, genade, vergeving is, zo'n moeite hebben om nader tot elkaar te komen.
Laten de broeders in Eindhoven voortgaan!

De verzuchting van prof. Veenhof kunnen we enerzijds begrijpen, hoewel prof. Veenhof ook wel iets weet van de spanning tussen kerkverband en plaatselijke kerk. Overigens slaken wij, die geregeld de vrijgemaakte pers van de laatste maanden volgen, wel eens de verzuchting: hoe kan het toch dat mensen die waarachtig weten wat zonde, genade en vergeving is zo scherp tegen elkaar in schrijven. Of is er verband tussen de ene verzuchting en de andere?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1967

De Wekker | 8 Pagina's

Naar herstel van de kanselruil?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1967

De Wekker | 8 Pagina's