Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schriftgegevens
De kerk heeft de jaarlijkse herdenking van de hemelvaart van Christus weer gehouden. Zij doet dat vanuit het geloof in de Schrift.
De Schrift zegt dat op de opstanding van Christus Zijn hemelvaart gevolgd is. Veertig dagen na Zijn opstanding is de Heiland zichtbaar voor de ogen van zijn discipelen vanaf de Olijfberg opgevaren naar de hemel (Hand. 1:9). Met nadruk wordt gezegd, dat dit gebeuren zichtbaar door Zijn discipelen werd waargenomen, totdat een wolk Hem aan hun ogen onttrok.
Christus Zelf sprak reeds vóór Zijn lijden aan het kruis herhaaldelijk van Zijn heengaan tot de Vader (Joh. 14:28; 16:10, 17, 28). Na Zijn opstanding zegt Hij tot Maria Magdalena: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader (Joh. 20:17).
De hemelvaart is voor Christus de terugkeer tot Zijn Vader, want Hij is van de Vader uitgegaan en gekomen in deze wereld (Joh. 16:28).
Het betekent ook dat Hij Gods heerlijkheid ontvangt. Lijden en kruis zijn achter de rug. Als een kroon op Zijn werk in gehoorzaamheid aan de Vader ontvangt Hij de heerlijkheid. En hij bidt in het hogepriesterlijk gebed, dat ook de Zijnen mogen zijn waar Hij is om Zijn heerlijkheid te aanschouwen, die de Vader Hem gegeven heeft (Joh. 17:24). Een oud-christelijk lied, dat Paulus aanhaalt in 1 Tim. 3:16, zegt van Hem: opgenomen in heerlijkheid. En de schrijver van de brief aan de Hebreeën schrijft, dat Christus met heerlijkheid en eer gekroond is (Hebr. 2:9).
De heerlijkheid, die Christus door Zijn hemelvaart is ingegaan, wordt ook aangeduid als een zitten aan de rechterhand van God. In de wijze van zeggen is er soms een klein verschil. Nu eens wordt gezegd, dat de Vader Hem aan Zijn rechterhand heeft doen zitten (Hand. 2:30; Ef. 1:20) en dan weer dat Hij daar Zelf is gaan zitten (Mark. 16:19; Hebr. 1:3; 8:10), en er nu gezeten is (Kol. 3:1; Hebr. 1:13).
Het wil zeggen, dat Christus verheven is tot de hoogste macht, waardigheid en eer. Het werd als de hoogste eer beschouwd te mogen zitten aan de rechterhand van een koning. Wat is dan hoger eer dan te mogen zitten aan de rechterhand van God. Dat is de eer, die alleen Christus is waardig gekeurd.
We hebben hier natuurlijk met een beeldsprakige uitdrukking te doen, maar ze is duidelijk. Door Zijn hemelvaart heeft Christus een naam ontvangen boven alle naam, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Heere, tot eer van God, de Vader (Fil. 2:9 v.v.).
De hemelvaart is de voltooiing van wat reeds in de opstanding openbaar geworden is. Christus ontvangt Gods heerlijkheid.
In de pinksterpreek van Petrus zijn de opstanding en de hemelvaart van Christus onlosmakelijk aan elkaar verbonden (Hand. 2:32 v.v.) en hij verbindt er ook direkt het pinksterfeest mee, want ze liggen alle in dezelfde lijn. Maar er is een duidelijke heilshistorische vooruitgang. En het is Zijn gelovigen tot eeuwig nut. De hemelvaart van Christus is voor hen geen verlies, maar volle winst. Christus zegt: Het is u nut, dat Ik wegga (Joh. 16:7). In de hemelvaart van Christus ligt het nut voor Zijn kerk (vgl. antw. 49 van de Kat.). De hemelvaart betekent allerminst dat Christus weg is van Zijn kerk. Met Zijn godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmer van haar (Matth. 28:20).

Plaats of toestand
Betekent de hemelvaart van Christus nu alleen dat Hij van de ene toestand in de andere is gekomen? Uit de toestand van de vernedering en van het lijden in die van de verhoging en de eer? Of is er ook een verandering van plaats?
Er wordt gezegd, dat Christus werd opgenomen in de hemel (Mark. 16:19; Hand. 1:11), dat Hij naar de hemel is gegaan (1 Petr. 3:22), in de hemel zelf is binnengegaan (Hebr. 9:24).
Er is beweerd, dat dit niet zozeer plaatselijk moet worden gedacht, doch als een toestand. Maar de Schrift kent de hemel wel terdege als plaats. God heeft zowel de hemel als de aarde geschapen (Gen. 1:1). Daarheen is Christus opgenomen. Daaruit keert Hij ook eenmaal weer.
Toen de Heiland van de Olijfberg naar de hemel was opgevaren, zeiden Zijn engelen tot de discipelen, dat Hij op dezelfde wijze als waarop Hij naar de hemel was opgenomen daaruit eens zou weerkomen (Hand. 1:11). De hemel heeft Christus opgenomen tot Zijn wederkomst (Hand. 3:21). Daarom mag de kerk Hem uit de hemel verwachten (Fil. 3:20; 1 Thess. 1:10).
Ook onze belijdenis denkt de hemel als een plaats. De Katechismus zegt (antw. 49), dat Christus in de hemel voor het aangezicht van Zijn Vader onze voorspreker is. En dat wij ons vlees in de hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij als het Hoofd ons als Zijn lidmaten tot Zich nemen zal.
Dat wordt heel konkreet gedacht. Christus, die bij Zijn menswording ons vlees heeft aangenomen, heeft dat niet afgelegd, maar Hij heeft het, zij het verheerlijkt, meegenomen in de hemel.
Maar bij die verheerlijking heeft de gereformeerde theologie nooit aan een vergoddelijking gedacht. Op dat punt bestond er een controverse met de Luthersen en daar draagt zondag 18 van de Katechismus duidelijk de sporen van. Maar dat de hemel een plaats en niet slechts een toestand is daar waren beide richtingen der reformatie het over eens.

Is dit nog te handhaven?
Er zijn in onze tijd mensen die beweren dat deze opvatting niet meer te handhaven is. De hemel zou behoren tot het mythisch denken van de oude bijbelschrijvers.
Dat mythisch denken hield ook in een heel ander wereldbeeld. Zij dachten in kategorieën van beneden en boven. De aarde beneden en de hemel boven. En die hemel werd even reëel gedacht als de aarde.
Wij — zo zegt men dan — hebben een ander wereldbeeld. Wij hebben ontdekt, dat de aarde een bol is. En als wij naar boven wijzen, wijzen we in precies de tegenovergestelde richting als wanneer onze tegenvoeters naar boven wijzen. Hun hemel ligt voor ons niet boven, maar beneden en dat geldt voor hen van onze hemel.
En bovendien hebben wij de ruimten doorzocht. Astronauten draaien in hun cabines in een fabelachtige hoogte rondom de aarde en straks landen ze op de maan.
En eigenlijk betekent dit in de onmetelijke ruimte nog niets. Wijlen prof. v. d. Berg heeft eens gezegd, dat wat de astronauten doen nog niet meer is dan de sprong van een vloo over een theeschoteltje in een kerkruimte.
Sterren staan duizenden en duizenden lichtjaren bij ons vandaan. En een lichtjaar is de weg die het licht in een jaar doorloopt. Dat worden fabelachtige afstanden, want het licht legt in 1 seconde 300.000 km af.
Men heeft berekend dat een ruimtevaarder, die reist met de snelheid van het licht en met zijn ruimteschip 40.000 jaar weg is geweest, nog niet verder in het heelal is doorgedrongen dan tot ongeveer de kern van ons Melkwegstelsel en dan heeft hij nog maar een klein deel van de wereldruimte bereisd.
Kan men bij zo'n wereldbeeld nog aan de hemelvaart geloven? Althans volhouden dat de hemel ergens een plaats boven ons is?
Mensen als Bultmann en Robinson menen van niet. We moeten de Schrift op dit punt „onmythologiseren", d.w.z. lospellen uit de mythische voorstellingen van de bijbelschrijvers en uit hun wereldbeeld. Dan houdt men misschien nog wel iets over van een verheerlijkte Christus, maar geen hemel meer en dan moet zondag 18 van de Katechismus ook anders worden geformuleerd. Onze vaderen hadden met de hemel nog geen moeite, want hun wereldbeeld stond van dat van de bijbel niet zo heel ver af. Maar wat moeten wij er mee? Heeft Christus in Zijn hemelvaart de ruimten doorreisd, zij het in een fantastische snelheid zoals alleen een god die halen kan?
Dan gaan we over Christus' hemelvaart „aards" denken, hoe ruim we ons de kosmos dan ook denken, maar we komen er niet boven uit. Zo houdt men ook God niet meer over. En dat zien we in onze tijd gebeuren. God wordt dood verklaard. Men kan God nergens meer plaatsen. En dan is Hij er niet.
Bovendien gaat dan de natuurwetenschap heersen over de bijbel. We vragen dan aan de natuurwetenschap wat we van de bijbel mogen geloven. En dat is onjuist. Dat betekent niet de ontkenning van de natuurwetenschap, al moeten vele van haar resultaten kritisch worden aanvaard. Maar de natuurwetenschap mag niet het uitgangspunt zijn van wat wij geloven. Dan blijft er niet alleen niets over van de hemelvaart van Christus, maar ook niets van de schepping en van de opstanding van Christus, om maar iets te noemen. Deze zijn ook natuurwetenschappelijk niet te plaatsen of te duiden. En worden daarom ook grif ontkend.
Maar zoals de opstanding van Christus een reëel feit is en natuurwetenschappelijk niet kan en behoeft bewezen te worden, zo hebben we ook in de hemelvaart van Christus te doen met een werkelijk feit tot heil van de kerk. Maar we moeten er niet aards over denken en niet in onze natuurwetenschappelijke kategoriën.
De wetenschap wordt vandaag de mythische vorm voor velen, die men de bijbelschrijvers verwijt.
Er blijven vragen, die door ons niet beantwoord kunnen worden. Maar het geloof aanvaardt de hemelvaart van Christus als een feit, dat blijdschap en verwachting geeft. En we kijken boven onze aarde en de ruimte uit naar Hem Die tot Zijn kerk gesproken heeft: Zie, Ik kom.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1967

De Wekker | 8 Pagina's

Hemelvaart

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1967

De Wekker | 8 Pagina's