Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Klare wijn" (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Klare wijn" (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inhoud
Het geschrift van de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk dat onder bovenstaande titel werd uitgegeven, bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste beschrijft de geschiedenis van de Bijbel op zijn weg door de eeuwen. Men kan uit dit historisch overzicht interessante dingen leren. Zowel de oude kerk als de hervorming, zowel de middeleeuwen als de problematiek van de nieuwe tijd worden in hun houding tegenover de Bijbel besproken.
Het tweede hoofdstuk bevat eigenlijk de grondstelling van het geschrift: de Bijbel moet voor zichzelf spreken. Daarbij worden besproken de verhouding van Woord en Geest, de Bijbel als Gods Woord en de Bijbel als mensenwoord, in verband waarmee de vrije wetenschap ruimte moet hebben om de Bijbel te benaderen als menselijk boek. Dit hoofdstuk is het kortste van de vier; het telt 14 bladzijden.
Het hoofdstuk draagt als titel: sleutelgeheimen. Hierin wordt het Israëlietisch karakter van de Bijbel beschreven. De zaligheid is uit de Joden. Dat brengt onder meer met zich mee, dat het boek van Gods openbaring een joods karakter draagt. Nadat dit duidelijk geponeerd is, wordt het toegelicht met een bespreking over de openbaring als een gebeuren, en de rol, die het spreken Gods daarbij inneemt. Tenslotte wordt het westers individualisme aan de kaak gesteld. De Jood denkt in een collectief verband. Daarom staat boven deze paragraaf: Onze Vader.
In dit hoofdstuk vinden we de theologische visie verstopt, welke op de achtergrond van de hier geboden leer aangaande de Heilige Schrift staat. Ik bedoel dat ,,verstopt" beslist niet onvriendelijk. Ik wil er alleen mee uitdrukken, dat het me zo verwonderd heeft, dat in dit synodale stuk geen duidelijke bijbelse verantwoording gegeven wordt ten aanzien van de leer van de Heilige Schrift. Hoewel ik op dit punt in een volgend artikel nog terug zal komen, lijkt het me goed dat nu reeds vast te stellen. Wat de schrijvers denken over de openbaring, moet men via hun uiteenzettingen over het Israëlietisch karakter van de Bijbel te weten komen.
Niet dat men dan in het onzekere gelaten wordt. Maar ik vind het theologisch gezien — op zijn zachtst gezegd — bedenkelijk dat men op dit zo aangelegen punt niet apart is ingegaan. Dat is in het vorige synodale stuk van 1953 wel geschied.
Men vraagt zich onwillekeurig af, wat hier achter zit. Wilde men meningsverschillen voorkomen, of verschil van mening niet naar voren laten komen? Heeft men een afkeer van theologische-theoretische reflectie over het gezag van de Bijbel? Welke motieven er allemaal in meespelen om het zo te doen, kan ik niet precies bevroeden. Eén ding lijkt me wel zeker. De openbaring is een gebeuren — dat is een grondstelling in het hele geschrift; het is in de lijn van het hier geschetste Israëlietische denken. Daarom zal men het ook beter gevonden hebben dat gebeuren zelf te schetsen dan er een hoofdstuk kerkleer of dogmatiek over te schrijven. In het gebeuren meldt zich de leer present, blz. 131. Deze stelling zal mede oorzaak er van zijn, dat een ,,leer aangaande de Heilige Schrift" alleen indirect in dit geschrift te vinden is.
Terloops moge ik er op wijzen, dat de titel sleutelgeheimen vreemd aandoet. Zijn het geheimen, die de sleutel tot het verstaan van de Bijbel vormen? Moet men daaruit afleiden dat het geheime sleutels zijn? Of zijn het sleutels die een geheim bevatten? Dan kan men dezelfde vraag stellen. Het lijkt me een ongelukkige combinatie van „bijbelse woorden en hun geheim" en „sleutelwoorden".
Intussen moet men wel bedenken wat met het bovenstaande gezegd is. De plaatsen, die gewoonlijk bij de leer aangaande de Heilige Schrift behandeld worden, ontbreken in dit hoofdstuk, terwijl ze ook in het vorige niet te vinden zijn.
De conclusie moet wel zijn, dat er in dit geschrift in elk geval niet systematisch ingegaan wordt op wat de Schrift over zichzelf zegt. De wijze waarop, het Nieuwe Testament het Oude waardeert, met de herhaalde formulering: er is geschreven! of met de inleidende zin: ,,De Heilige Geest zegt bij monde van" wordt dan ook niet theologisch verwerkt. Dat lijkt me een ernstig manco.
Het vierde hoofdstuk heeft tot titel: „De Bijbel nu". Daarin wordt de concrete toepassing gegeven van datgene, wat in het voorafgaande, en met name van wat in het derde hoofdstuk gesteld werd. Deze methode brengt met zich mee, dat het voor een deel herhaling is van wat reeds gezegd werd. Ik denk met name aan de paragrafen die er over handelen dat het gezag van de Bijbel geestelijk en concreet is.
Er staan in dit hoofdstuk ook wel nieuwe dingen, al doet het mij vreemd aan de beslissingen van de kerk — notabene na een opsomming van een reeks (kerk-)vaders, onder wie, om een greep te doen, Willem a Brakel en de vrijzinnige Roessingh, Thomas van Aquino en Abraham Kuyper, Thomas a Kempis en Stanley Jones, voorkomen — besproken te zien worden onder het thema: wij in gesprek met de Bijbel, — en dat alles dan in het laatste hoofdstuk over de Bijbel nu. Aan historische zin ontbreekt het bij deze opzet toch wel wat, dacht ik. Men heeft het zo hooggeroemde israëlietische denken zeker niet het volle pond gegeven.
Nogmaals komt in dit laatste hoofdstuk — er is trouwens geen hoofdstuk waarin dat niet op een of andere wijze gebeurde — de wetenschap ter sprake. Ze wordt aangeprezen als een goede hulp in ons gesprek met de Bijbel. Verder wordt gezegd dat we moderne mensen hebben te zijn, die in de wereld van nu staan, en haar verstaan. „De Bijbel werkelijk lezen, zoals hij gelezen wil worden, mag dus heel praktisch betekenen, de wereld en de mens van de twintigste eeuw een paar schreden voor blijven", blz. 253.
Vat men nu het geheel samen, dan kunnen we de visie die hier op de Schrift gegeven wordt als volgt onder woorden brengen: De Schrift heeft gezag in zichzelf. Zij zet zichzelf door, want zij is het Woord van God.
Wij behoeven niet op krampachtige wijze dat gezag er aan te verlenen; wij behoeven voor dat gezag geen apologie te leveren. Dat gezag is er; en het doet zich gevoelen. Dat is de eeuwen door het geheim van de Bijbel geweest. Dat zal ook het geheim blijven.
Vanuit deze grondstelling is het te begrijpen, dat er een ruime plaats aan de wetenschap, zelfs aan het kritisch-wetenschappelijk onderzoek van de Bijbel wordt ingeruimd. Omdat de Bijbel gezag in zichzelf heeft, kan hij door het kritisch-wetenschappelijk onderzoek ten diepste niet geraakt worden! In aansluiting op deze stelling wordt een merkwaardig fel en hardnekkig gevecht geleverd met de orthodoxe schriftbeschouwing. De inspiratieleer moet het ontgelden. Het woord fundamentalisme valt meer dan een keer. Grote schade heeft deze houding teweeg gebracht. Zij is geheel onnodig en absoluut overbodig. Zij wil eigenlijk de Schrift een handje helpen, op een punt waar de Schrift geen hulp behoeft, want zij heeft gezag en zet zich door, vroeger, nu en straks.
Het is geen wonder dat er commentatoren geweest zijn, die in verband met deze visie van een „bevrijdend geschrift" gesproken hebben.
Ik kan die typering verstaan, al moet ik er dan tegelijk bij zeggen, dat dit alleen zo gesteld kan worden, wanneer men de inspiratieleer en de hier bestreden orthodoxie, eigenlijk als een keurslijf gevoeld heeft, waarbinnen men zich moest bewegen zonder er in thuis te zijn. Welnu, wie daarvan af wil, en toch het goddelijk geheim van de Schrift wil belijden, kan in ,,Klare Wijn" zijn genot op! De vraag is alleen of daarmee aan het getuigenis van de Schrift over zichzelf recht gedaan wordt. Het zal niet zo gemakkelijk zijn op dit punt een discussie te voeren, want juist deze deur is door de schrijvers dicht gehouden. Niettemin moeten we toch proberen er binnen te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1967

De Wekker | 8 Pagina's

„Klare wijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1967

De Wekker | 8 Pagina's