Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

75 jaar geleden (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

75 jaar geleden (5)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In vier artikelen bespraken we de gebeurtenissen, die 75 jaar geleden plaats vonden in kerkelijk Nederland: de Vereniging tussen de kerken uit de Afscheiding en de Doleantie voortgekomen en het niet mee gaan met deze Vereniging van een klein gedeelte van de toenmalige Chr. Geref. Kerk. Onze kerken zijn tengevolge van deze daad in 1892 blijven voortbestaan en drie kwart van een eeuw hebben we naast de Geref. Kerken een plaats ingenomen. In dit slotartikel willen we over dit feit nog even nadenken.

Gedateerd
Na 75 jaar vragen we: is het goed geweest dat onze grootvaders en grootmoeders niet met de Vereniging zijn meegegaan en als Chr. Geref. Kerk zijn blijven voortbestaan, terwijl ze daarmee de schijn in ieder geval op zich hebben geladen sectarisch roet te hebben gegooid in het oecumenisch eten van die tijd?
Had men niet beter gehoor gegeven kunnen hebben aan de synodale oproep eerst te verenigen en daarna over de bezwaren te gaan praten? Waarom moest er een spaak in het wiel worden gestoken? Was dat alles wel verantwoord? En zitten wij nu vandaag niet met deze erfenis?
Als wij vandaag voor eenzelfde beslissing kwamen te staan zouden wij dan eenzelfde besluit hebben genomen? Moet er in de kerk van Christus geen verdraagzaamheid zijn? Er was in 1892 toch wel ruimte om het gevoelen van de Chr. Geref. Kerk uit te dragen? Waarom dan toch die scheiding? Is dit geen typisch Nederlandse zaak? Speelde het individualisme hier geen grote rol? En heeft dit individualisme in de geschiedenis van de kleine Chr. Geref. Kerk ook geen grote rol gespeeld? Hebben wij ons sinds 1892 niet onnodig afgezet tegen de Geref. Kerken en is het daarom kerkelijk niet onmogelijk om tot elkaar te komen? Bewijst het feit, dat de overgangen uit onze kerken naar de Geref. Kerken het grootst zijn, niet dat onze kerkleden de daad van 1892 hoe langer hoe meer corrigeren? Is dus het verschil tussen de Geref. Kerken en onze kerken nog wel te „verkopen", aanvaardbaar te maken en te handhaven?
We stellen die vragen maar vrijmoedig omdat ze bij velen, althans jongeren, leven. Het is beter geen struisvogelpolitiek te voeren, maar ze eerlijk op tafel te leggen.
Als we een antwoord geven op deze vragen, merken we eerst op, dat de beslissing van 1892 een gedateerde beslissing is. Daarmee is bedoeld: dat het moeilijk is voor ons om te zeggen: wij zouden die beslissing vandaag anders hebben genomen. De situatie van 1967 is een andere dan die van 1892. Elke beslissing is gedateerd. Dat geldt voor Afscheiding en Doleantie respect, in 1834 en 1886 evenzeer. Zelfs van de Reformatie van 1517 of feitelijk 1520, toen het tot een daadwerkelijke breuk kwam met de Roomse kerk. Ook al zouden wij zeggen: we zouden nu een andere beslissing nemen dan de mensen van 1892, betekent dat nog niet, dat zij het toen verkeerd gedaan hebben en dat wij vandaag hun beslissing ongedaan moeten maken door een streep te halen door de huidige Chr. Geref. Kerk.
Wie eerlijk de geschiedenis van de Vereniging van 1892 nagaat, de theologie van Kuyper en zijn plaats in het geestelijke en kerkelijke klimaat van toen overweegt, wie ook let op de spanningen, die van meet af de verenigde Geref. Kerken hebben beheerst, komt tot de conclusie, dat hij alle begrip moet hebben voor het niet meegaan met de Vereniging. De Asser predikant H. Boxuna heeft dat m.i. verdienstelijk aangetoond in zijn in deze serie tegelijk besproken boek.
Als wij ons die beslissing niet zo goed meer in kunnen denken of zelfs zeggen: vandaag zouden wij dat niet doen — zoals we uit allerlei mond wel eens horen — dan dient wel bedacht te worden dat we na 75 jaar in een heel ander klimaat leven; dat de theologie van Kuyper zijn tijd gehad heeft; dat we thans als Chr. Gereformeerden Kuyper wel eens in bescherming moeten nemen tegenover zijn kerkelijke afstammelingen van wie velen zich volkomen van hem hebben gedistancieerd.
Dat totaal verschillend klimaat is bepalend voor de waardering van de daad van 1892. Alleen als wij ons de situatie van toen trachten in te denken kunnen we begrijpen dat onze vaderen, aandringend op handhaving van Schrift en belijdenis — zoals dat in 1834 met grote kracht was gesteld — op dat moment en op die wijze (dat behoort er duidelijk bij) niet met de Vereniging konden meegaan.

Doorwerking
Een andere zaak is; is datgene wat in 1892 een bezwaar was om met de Vereniging mee te gaan een achterhaalde zaak of werkt dat op de een of andere wijze nog door in het huidige kerkelijke leven en de kerkelijke verhoudingen? Het antwoord hierop is m.i. bevestigend.
Het ging in 1892 om de functionering van de belijdenis met betrekking tot de kerk en het persoonlijk geloofsleven. De bezwaarden van 1892 hebben zich verzet tegen een wijsgerige opvatting van de belijdenis, een idealistische beschouwing van de gemeente en het geloofsleven, een visie waarbij kerkelijke eenheid meer accent krijgt dan geestelijke eenheid. Ze hebben dat niet in de finesses uitgewerkt, meer aangevoeld dan geargumenteerd, maar ze hebben getoond de kerk en haar belijdenis lief te hebben, er van overtuigd dat die belijdenis geen dorre aangelegenheid is, maar dat de religie van de belijdenis in prediking en beleven de kracht van de kerk is.
Op dit punt zijn onze bezwaarde grootouders nog actueel. Dit rechtvaardigt m.i. nog ons afzonderlijk voortbestaan naast de Geref. Kerken en ook naast de Geref. Kerken (vrijgemaakt). In de artt. 27—29 van de Nederl. Geloofsbelijdenis wordt een belijdenis t.a.v. de kerk afgelegd, die gekenmerkt wordt door de werkelijkheid van het kerk-zijn in deze wereld en de noodzaak van het levende kerklidmaatschap, getuige het feit dat niet alleen over de merktekenen van de ware kerk maar ook over die van de ware christenen wordt gesproken.
Dat is in veranderde tijden, ook bij veranderingen in kerkelijke verhoudingen en theologische probleemstellingen, de kracht van de Chr. Geref. Kerken. Haar bestaansrecht wortelt in de gang van zaken rond de Vereniging; haar bestaansreden is gelegen in de bovengenoemde situatie. We kunnen niet alleen leven van het bestaansrecht; de bestaansreden moet duidelijk functioneren. Gebeurt dat niet, dan is het bestaansrecht een schimmige zaak.

Opdracht
Dat brengt een zware opdracht voor ons mee. Als we 75 jaar zijn blijven voortbestaan na de imponerende Vereniging, dan is dat geen luxe geweest en mag het in veranderende tijden geen vanzelfsprekendheid zijn, dat we zonder meer in de bestaande verhoudingen berusten en de kerkelijke verdeeldheid naast ons neerleggen.
Wie vandaag nadenkt over de kerkelijke verhoudingen, zou willen dat we allen met elkaar opnieuw zouden kunnen beginnen en zouden kunnen komen tot een kerkelijke herverkaveling. Velen met mij, zijn er vandaag van overtuigd, dat er in alle kerken van gereformeerde belijdenis broeders en zusters zijn die met elkaar uitstekend één kerk zouden kunnen vormen. We zitten echter allen in een bepaalde kerk en hebben allen een geschiedenis achter de rug, die we niet zonder meer kunnen doorstrepen en zeker niet wanneer we dat niet allen tegelijk zouden willen doen,
De gereformeerde bonders zullen zeggen: laten alle gereformeerde belijders terugkeren naar de Hervormde Kerk; dan wordt de Hervormde Kerk weer gezond. Dit kan de oplossing niet zijn. We zouden dan eerst de hervormde situatie moeten aanvaarden zoals ze nu is. En het motief voor een dergelijke aansluiting zou kerkpolitiek van aard zijn, hetgeen niet juist zou zijn.
Intussen maakt dit de machteloosheid uit van de gereformeerde belijders. We zijn dankbaar voor de oprichting van het C.O.G.G. Het Contact Orgaan van de Gereformeerde Gezindte heeft zeker reeds goed werk gedaan voor de ontmoeting en het gesprek. Maar dat doet juist verlangend uitzien naar de éénwording van alle gereformeerde belijders. Tegelijk moet gezegd, dat het C.O.G.G. nog maar uiterst zwak is. Zodra we gaan proberen om verder te gaan, b.v. om plaatselijk wat te doen, stuiten we op grote, bijna onoverkomelijke moeilijkheden. Hoe zullen we ooit verder komen en hoe zal er ooit verandering komen?
In deze situatie zal het zaak zijn dat we als Chr. Geref. Kerken ons enerzijds niet afsluiten van andere kerken en groepen en anderzijds onszelf zijn. We behoeven noch mogen aparte stokpaardjes te berijden, maar we zullen duidelijk moeten laten zien, dat het ons gaat om het katholieke evangelie en de oecumenische belijdenis. Daarop moeten we anderen aanspreken en dat moet anderen aantrekken. Het zal duidelijk zijn, dat individualisme van welke aard ook, onze kracht verzwakt. Als we naar binnen uit elkaar groeien, hoe zullen we naar buiten kracht oefenen? De in-droeve situatie van de kerkelijke verdeeldheid moet ons meer dan ooit op onze hoede doen zijn voor interne verstarring en publieke verwarring. God schrijft de kerkgeschiedenis ook van de komende jaren. We weten niet hoe Gods gangen zijn. Laten wij letten op wat Hij te zeggen heeft. Als door welke oorzaak ook de bevroren wateren ontdooien, kunnen er grote dingen gebeuren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1967

De Wekker | 8 Pagina's

75 jaar geleden (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1967

De Wekker | 8 Pagina's