Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een studie over de realiteit van het geloof (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een studie over de realiteit van het geloof (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn boek „De realiteit van het geloof" heeft dr. H. M. Kuitert zich niet willen beperken tot kritische beschouwingen over de nieuwe theologie en haar anti-metafysische tendens.
Omdat het voor hem tot de onmogelijkheden behoort om terug te keren tot de „metafysische theologie", presenteert hij ons een eigen ontwerp, met name in het vijfde hoofdstuk: Het heil historisch in ons midden.
De grote ontdekking is voor hem die van de geschiedenis en daarmee van de historiciteit van de mens en zijn formuleringen. De realiteit van het geloof is ook de realiteit van de historiciteit van het geloof.
Het gaat er dr. Kuitert om de menselijke subjectiviteit zijn legitieme plaats aan te wijzen in het grote raam van openbaring en geloof. Hij meent daarmee in de lijn te blijven van Bavinck en Berkouwer.
Het komt er volgens Kuitert op aan om recht te doen aan de menselijke inbreng in de taal en voorstellingswereld van het geloof.
Hij verdedigt dan de stelling, dat de theologie, resp. de dogmatiek, moet inzetten bij de traditie in de zin van het overgeleverde geloofsgoed. Met traditie wordt hier in de eerste plaats het bijbels getuigenis bedoeld.
Voor de traditie gelden de regels: traditie vraagt om interpretatie, en traditie dient historisch-kritisch onderzocht te worden. Dat wordt nu ook op de Heilige Schrift toegepast, die het „corpus van de traditie" heet.
„De overlevering die de christelijke kerk van vandaag heeft overgenomen van een vorige generatie, en die ze op haar beurt weer overgeeft aan een volgende, dient zich aan als een getuigenis, en wel: als een getuigenis van historische omgang en avontuur van Israël met Israels God, culminerend in het getuigenis van de omgang met Jezus Christus als de unieke representatie van deze God" (blz. 163). Er bestaat geen andere Godsgetuigenis dan wat door de subjectiviteit van Israël, zijn profeten en apostelen is heengegaan.
Voorzover na te gaan is, handelt de auteur van dit boek het begrip „getuigenis" zonder zich voldoende rekenschap te geven van de bijbelse inhoud van het woord. Het is niet zozeer een subjectief als wel een betrouwbaar getuigenis. Het is maar niet een getuigenis van de openbaring, het draagt zelf het karakter van openbaring.
Van groot belang is in het geheel van Kuiterts uiteenzetting het onderscheid, dat gemaakt wordt tussen openbaringsgetuigenis en historische klankbodem. Wij hebben in de Heilige Schrift niet zonder meer Gods openbaring: „Wij hebben in de Schrift Gods Zelfopenbaring in de vorm van Israels kennis daarvan".
Hoe moeten wij nu uitmaken, wanneer wij op „elementen van klankbodem" stuiten en wanneer op het getuigenis zelf? Wij kunnen volgens Kuitert wel in grote lijnen maar nooit helemaal precies onderscheiden tussen getuigenis en klankbodem, zaak en verpakkingsmateriaal.
Het woord „verpakkingsmateriaal", al staat het op blz. 185 tussen aanhalingstekens, wijst in een verkeerde richting. Is er dan iets in de Heilige Schrift dat er niet toe doet, zoals verpakkingsmateriaal er niet toe doet?
Kuitert is onder de indruk van de onvolledigheid en het voorlopigheidskarakter van de christelijke waarheid.
Met een beroep op Joh. 16 : 13 zegt hij, dat de volle waarheid er nu nog niet is. De Geest zal er zijn kerk naar toe leiden.
Het is voor mij zeer de vraag, of deze verklaring van Joh. 16 :13 juist is. Heeft Christus de apostelen niet beloofd, dat de Geest hen in de volle waarheid leiden zal, en is deze belofte niet vervuld?
Het specifieke van de christelijke waarheid is voor Kuitert, dat zij niet in onveranderlijke, eeuwige formules voor ons staat. De christelijke waarheid bestaat onder ons niet anders dan in toeëigenings- en doorgeefgestalte.
Het orthodox protestantisme loopt gevaar het geloof te binden aan dogmatische voorstellingen en begrippen, die doorgeefgestalten van vroegere generaties waren.
De theologie van bisschop Robinson zou echter juist aan talloze orthodox-protestantse christenen een gevoel van bevrijding bezorgd hebben, omdat diens „Eerlijk voor God" verlof wil geven om de taal van gisteren te verlaten voor die van vandaag.
Intussen rijst de vraag, of de Heilige Schrift niet ontheven is aan deze historiciteit van de waarheid.
Kuitert is van mening, dat de canon van huis uit niet minder toeëigenings- en doorgeefgestalte van het geloof is dan al die toeëigenings- en doorgeefgestalten, die erop gevolgd zijn. „Structureel ligt hier geen verschil, willen we tenminste blijven bij de aard van Gods zelfopenbaring zoals wij die gevonden menen te hebben. Er is een gezagsverschil, te weten dat verschil wat de eerste oog- en oorgetuigen markeert en tot uitzondering maakt boven alle anderen die van hun getuigenis afhankelijk zijn" (blz. 196).
Dr. Kuitert weet wel, dat zijn opmerkingen hierover al te summier zijn. Ze zijn m.i. ook beslist onjuist.
Zo zou het structureel verschil tussen Schrift en belijdenis opgeheven worden!
Het gezagsverschil zou hierin bestaan, dat het eerste getuigenis onherhaalbaar is.
Het is te begrijpen, dat prof. dr. H. van Riessen hier zijn conclusies uit trok: „Structureel is er dus geen verschil tussen Johannes, Paulus, Augustinus en de dominee, die zondag gepreekt heeft. Het gezagsverschil is uitsluitend gelegen in het dichterbij of verder af staan van het historische feit, waarom het gaat. In deze volgorde neemt het gezag dus gradueel toe: De dominee, Augustinus, Paulus, Johannes" (Mededelingen van de Vereniging voor Calv. Wijsbegeerte, maart 1967).
Het schijnt dat de term „historiciteit" ook dient om aan te geven, dat het bijbels getuigenis ook deel heeft aan de relativiteit, die aan historische bronnen nu eenmaal eigen is. Dr. Kuitert handhaaft de „harde kern", die door de gebeurtenissen wordt gevormd. De Heilige Schrift als „traditio" heeft haar ontstaan èn haar voortbestaan te danken aan de geschiedenis als gebeurtenis in het verleden, die overgeleverd werd om de haar inherente betekenis. Maar het overleveren wordt hier van de mens uit verstaan: „Een andere reden om geschiedenis over te leveren is er eenvoudig niet te bedenken: zij moet — hoe dan ook — als historische gebeurtenis belangrijk genoeg geweest zijn om haar van generatie op generatie voort te zeggen" (blz. 176).
Deze argumentatie is alleen overtuigend voor wie overtuigd zijn. Een versterking van de reformatorische positie tegenover Bultmann en zijn geestverwanten kan ik er in het minst niet in zien.
Boven de subjectieve benadering van de Bijbel, waarover men eindeloos discussiëren kan, komen wij alleen uit als wij een ander standpunt innemen. Ik zou hier met nadruk willen verwijzen naar wat prof. dr. H. N. Ridderbos heeft betoogd in zijn boek „Heilsgeschiedenis en Heilige Schrift", 1955, blz. 122, 123.
Het onderscheid tussen het Nieuwtestamentisch getuigenis en alle vroegere of latere boeken, christelijke of niet-christelijke, ligt niet alleen hierin, dat zij „afkomstig zijn van degenen, die zelf getuigen en hoorders van het oorspronkelijke Woord en de oorspronkelijke daad Gods in de eenmalige Christus-openbaring geweest zijn" — dit alles geeft aan dit getuigenis als zodanig nog geen ander dan een menselijk gezag — maar in het feit, dat het ook als getuigenis in deze Christusopenbaring zelf is opgenomen en in die zin ook zelf een „eenmalige" betekenis heeft.
Wij kunnen met Ridderbos zeggen: Het is het door Christus Zelf geautoriseerde en door de Heilige Geest toebereide getuigenis van hetgeen gehoord en gezien en getast is van het woord des levens. Hieraan ontleent het Nieuwtestamentisch getuigenis zijn openbaringskarakter en zijn betekenis als fundament der kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1967

De Wekker | 8 Pagina's

Een studie over de realiteit van het geloof (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1967

De Wekker | 8 Pagina's