Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijke tucht (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke tucht (7)

Kerkorde (319)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog eenmaal: wat zegt het Nieuwe Testament?
In ons vorige artikel hebben we gezien dat de Heere Jezus Christus zijn apostelen toen Hij ze de wereld inzond met de sleutelmacht heeft toegerust. En op grond van deze bevoegdheid, hun door Christus geschonken, hebben de apostelen overal in de gemeenten de kerkelijke tucht in het leven geroepen. Zij hebben verordeningen en regels gegeven voor het gemeentelijk leven in het algemeen en voor de tuchtoefeningen in het bijzonder. Dit laatste was nodig, want wel konden de apostelen de gemeenten aanspreken als geliefden Gods en geroepen heiligen (Rom. 1:7, 1 Cor. 1:2) maar dit betekende in geen geval dat de gemeenten niets meer met de zonde uitstaande hadden, integendeel, de zonde speelde, helaas nog een grote rol in het leven der gemeenten zowel wat de leer betreft als wat de levensopenbaring der gemeente aangaat. En in verband hiermede gaven de apostelen richtlijnen ja zelfs bevelen aan de gemeenten. Wij kunnen er niet aan denken hier al de plaatsen in het Nieuwe Testament te bespreken die betrekking hebben op de kerkelijke tucht. We noemen er enkele: Rom. 16:17, 1 Kor. 5:2, 9-13, 1 Thess. 5:14, 2 Thess. 3:6, 14, 1 Tim. 5:20, Tit. 3:10, 2 Joh. 10, Openb. 2:2,14,20, 24. F.W. Grosheide bespreekt in zijn meer genoemd geschrift de kerkelijke tucht in het Nieuwe Testament nog meer teksten. Het lijkt me niet ondienstig om hier de conclusies weer te geven, die Grosheide aan het slot van zijn verklaring der verschillende teksten trekt. Hij zegt, a.w. blz. 53 v.:
1. Het Nieuwe Testament kent in verschillende boeken oefening van tucht, waaronder wij verstaan, dat er door de ambtsdragers een zeker toezicht wordt geoefend over de leden der gemeente, terwijl door die ambtsdragers in samenwerking met de gehele gemeente maatregelen moeten worden genomen, wanneer één der leden der gemeente zich aan het over hem uitgeoefende toezicht niet stoort.
2. Dit toezicht wordt uitgeoefend binnen een bepaalde gemeente, wat evenwel niet uitsluit, dat meer gemeenten daarbij betrokken worden, aangezien Christus de opdracht om tucht te oefenen in de eerste plaats schenkt aan de apostelen. De apostelen waren voor heel de kerk. Ook Paulus richt uit de plaats waar hij vertoefde tot de Korinthiërs een brief om hen aan te sporen in hun gemeente tucht te oefenen. Wanneer we zeggen, dat de tuchtoefening geschiedt in bepaalde gemeenten dan houdt dat in dat zij gaat over bepaalde personen. Wij vinden in het Nieuwe Testament algemene uitspraken, die dwaalleer, Gal. 1:8, of goddeloze levenswandel, 1 Kor. 6:9 vlg. veroordelen. In dergelijke Schriftgedeelten kan men geen tuchtoefening lezen. Zij bieden daarvan hoogstens de grondslag.
3. De tuchtoefening moge in de eerste plaats het leven betreffen, het optreden der apostelen tegen de dwaalleer leert, dat er ook tucht moet worden goefend over de leer.
4. De tuchtoefening begint met onderling vermaan, doch zal, indien nodig, wegens gebrek aan bekering bij de vermaande, kunnen voortschrijden tot uitsluiting uit de gemeente.
5. Het vermaan is in de eerste plaats een onderling vermaan onder de leden der gemeente. Heeft dit onderling vermaan niet de gewenste gevolgen, dan komt de tuchtoefening bij de ambtsdragers der gemeente. Deze ambtsdragers verrichten de laatste tuchthandelingen,
6. De tucht dient tot bekering van de zondaar en tot heilighouding van de gemeente.
Tot zover de conclusies van Grosheide. Verschillende zaken, door hem genoemd, of aangeduid, komen later D.V. nog ter sprake, zodat wij ze thans kunnen laten rusten.
Zoals reeds in een van de voorgaande artikelen is opgemerkt wordt tegenwoordig door vrijwel niemand meer ontkend dat het Nieuwe Testament de kerkelijke tucht leert. Ook zij die van geen kerkelijke tucht, vooral van geen leertucht, willen weten moeten erkennen dat het Nieuwe Testament haar eist, waarbij men dan op allerlei manieren probeert om aan de klem van deze eisen te ontkomen.
Maar duidelijk moet het ons ook zijn dat alle gezag in dezen door de kerk uitgeoefend een afgeleid en dienend gezag is. De enige Souverein van de kerk is Christus en zijn Woord is de enige wet, die de conscienties bindt. Christus bedient zich echter bij de regering en dus ook bij de tuchtoefening in zijn kerk van mensen, maar deze mensen, gemeenteleden en ambtsdragers, hebben zich in alles, ook bij de uitoefening van de kerkelijke tucht, te schikken naar de wil van Christus, die Hij geopenbaard heeft in zijn Woord. En daarom heeft men, terecht, de kerkelijke tucht kunnen omschrijven als de handhaving van de heerschappij van Gods Woord in de kerk. Als de kerkelijke tucht dat niet is maar als ze handhaving is van de wil of van de opvattingen van mensen dan is zij niet meer of minder dan goddeloosheid en dan staat zij in dienst van Satan.

H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1967

De Wekker | 8 Pagina's

Kerkelijke tucht (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1967

De Wekker | 8 Pagina's