Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenheid Geref. Belijders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenheid Geref. Belijders

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Friese Kerkbode schrijft ds E. J. Oomkes, lid van gen. synode der Geref. Kerken, onder deze titel een artikel, waarin hij de besprekingen over deze zaak op de gen. synode weergeeft.

Een trieste zaak
Onze kerken hebben „deputaten voor eenheid onder gereformeerde belijders".
Ook zij brachten rapport uit op de synode over hun handelingen en activiteiten. Maar er zat helemaal niets in dat ook maar een vleugje van blijdschap schonk. Integendeel. Het bracht nog eens weer duidelijk onder onze aandacht wat we eigenlijk al lang wisten: de verhouding tussen de gereformeerde kerken, zonder en met toevoegsels, biedt geen enkel perspectief voor een ophanden zijnde hereniging ervan. Zij lijkt zelfs verder ervan verwijderd te zijn dan ooit.
Eén van de opdrachten van deze deputaten was, samen te spreken met de afgevaardigden van de Christelijke Gereformeerde kerken.
Vooral de herdenking van de Afscheiding in 1934 deed pijnlijk gevoelen de scheur die er tussen de kerken, die stammen uit deze reformatie, was gekomen. Men voelde: Hierin mogen we niet berusten. Onze synode benoemde deputaten om contact te zoeken met de Christelijke Gereformeerde kerken. Maar het contact kwam niet tot stand. In 1941 sprak de generale synode van deze kerken uit geen samenspreking te begeren met deputaten van de Gereformeerde kerken.
Maar in 1947 kwam er een keer in deze houding. Intussen waren de Vrijgemaakte Gereformeerde kerken ontstaan. Deze wendden zich tot de Chr. Geref. kerken. Dit had tot gevolg dat deze nu positief gingen reageren. En sindsdien zijn er vele samensprekingen gehouden. Vooral in het laatste van de vijftiger jaren. Daarna werden ze steeds minder frequent. In de jaren 1964 en 1965 zijn er nog drie samensprekingen geweest tussen de chr. gereformeerde deputaten en die van ons, maar in de periode 1966-1967 kwam er slechts één ontmoeting tot stand. Deze had plaats in januari van dit jaar. Daaraan was voorafgegaan een brief van de chr. gereformeerde synode, waarin deze o.a. schreef; „Uw en onze kerken zijn in de loop der jaren uit elkaar gegroeid".
Deze woorden nam prof. Van Riessen, één van onze deputaten, als uitgangspunt van zijn causerie, waarmee hij de samenspreking inleidde. Hij wees daarbij op twee hoofdzaken, nl. op wat er reeds was aan verschil in vroegere jaren en op wat daar later nog is bijgekomen.
Oorspronkelijk was er in de Geref. kerken een meer opgewekt „vrolijk" christendom, in de Chr. Geref. kerken een meer „bekommerd" christendom. Er was verschil over de „belofte" van het verbond. Bij de christelijk gereformeerden lag het accent in prediking, pastoraat en catechese anders dan bij ons. Bij ons zouden zonde, zelfonderzoek, oordeel zo niet verwaarloosd, dan in elk geval een minder belangrijke rol spelen dan bij hen. Ook werd ons een objectieve prediking verweten. Wij hadden een verschillende kerk- en gemeentebeschouwing.
Bij deze reeds bestaande verschillen zijn andere bijgekomen, waardoor we steeds verder uiteen groeien. In de Chr. Geref. kerken leven grote bezwaren tegen onze levensstijl. De grens tussen kerk en wereld wordt uitgewist. Wij verwereldlijken steeds meer. Men meent een ontwikkeling bij ons te ontwaren, die funest is. Het gereformeerde leven wordt karakterloos. Men constateert bij ons een crisis rondom de belijdenis, die gedegradeerd dreigt te worden tot een vodje papier. Heeft ze nog gezag? Wordt zelfs het gezag van Gods Woord niet bij ons aangetast? Er is een streven bij velen in onze kerken naar een oecumenische samenleving en oecumenische verbanden, dat onschriftuurlijk is. Het krijgt gestalte in het drijven van aansluiting van onze kerken bij de Wereldraad van kerken en in de gemeenschappelijke kerkdiensten.
Zo zouden we nog wel een tijdje door kunnen gaan. Prof. Van Riessen heeft dit alles en nog meer genoemd in zijn inleiding.
Hierin zat heel wat stof dat over en weer tot nadenken stemde.
Op de synode werd naar aanleiding van deze rapportage aan onze deputaten gevraagd of deze van oordeel waren dat de chr. gereformeerde broeders gelijk hadden met hun bezwaren.
Inderdaad mogen we ons dat wel eens afvragen. Geven wij geen aanleiding tot en daarmee voedsel aan de bezwaren die bij de chr. geref. broeders ten opzichte van ons leven? Al zullen wij tegelijk moeten vragen aan de Chr. Geref. kerken: Acht u, ondanks alles wat u tegen ons hebt, het geen eis der Schrift is dat we elkaar blijven zoeken? Om Christus' wil? Ja, dat we tot eenheid komen?
En is de ontwikkeling, die zich in onze kerken voltrekt, niet mede een gevolg van, wordt ze niet mee beïnvloed door uw afwezigheid bij ons, waardoor we de heilzame correctie van uw kant missen?
Ik kan me voorstellen dat de chr. gereformeerden er op 't ogenblik niet voor voelen om samen met ons in de kerkboot te gaan zitten, Maar we hebben elkaar nodig. En zij zijn toch niet van gevoelen dat we „de honden" zijn, waarover de synode van de Vrijgemaakte kerken met betrekking tot onze kerken sprak?
Bovendien: We hebben dezelfde belijdenis. Daar mag u ons aan herinneren en binden. Want daaraan zijn we gebonden in leer en prediking. Heeft deze dan geen samenbindende kracht meer? Berust de vervreemding, het steeds meer uiteengroeien niet voor een groot deel op allerlei factoren, die weliswaar niet zo maar uit de lucht gegrepen zijn, maar die toch tegenover de roeping tot eenheid niet legitiem, wettig genoemd kunnen worden? Is het belangrijkste resultaat van de samensprekingen dan dit dat ze bewezen hebben „dat er nog alle reden is om christelijk gereformeerd te blijven" (ds. J. H. Velema in Kerk tussen klem en knoop)?
Wij betreuren het zeer dat de conclusie van de zeven samensprekingen, sedert 1960 gehouden, moet zijn: Zij hebben tot geen resultaat geleid. De deputaten van beide kerken zien er geen heil meer in, de samensprekingen voort te zetten. Het heeft weinig of geen zin.
De synode vond dit maar een verdrietige zaak. En dat is ze. Een beschamende zaak. Dat kerken die elkaar zo na staan, elkaar blijkbaar niet kunnen vinden.
Onze synode wilde daarin niet berusten. Zij droeg onze deputaten op zo mogelijk toch er mee door te gaan.
Of er perspectief in zit?
Betekent dit nu, dat als de samensprekingen inderdaad beëindigd worden, dat er dan geen enkel contact meer met de Chr. Geref. kerken is? Nee, dat niet. Er is nl. nog het

C.O.G.G.
Dat is het Contact Orgaan van de Gereformeerde Gezindte. Dit bestaat sinds 1963, toen de statuten hiervan werden vastgesteld. Daarin zijn de samenstelling en het doel omschreven en voorts regelingen vastgelegd aangaande middelen, moderamen en vergaderingen.
Dit Contactorgaan bestaat uit personen, die behoren tot de volgende kerken of groeperingen, al of niet officieel vertegenwoordigd: De Chr. Geref. kerken, de Geref. kerken, de Vrijgemaakt Geref. kerken, de Gereformeerde Bond in de Ned. Herv. kerk, de Gereformeerde Gemeenten (art. 1).
Het doel is te bevorderen, dat de deelnemende kerken of groeperingen met elkaar contact oefenen, opdat ze elkaar beter leren verstaan, elkaar aanspreken op de basis van Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid en op deze wijze dichter tot elkaar komen (art. 2).
Dit doel tracht het C.O.G.G. te bereiken door besprekingen te houden over onderwerpen, die voor de Gereformeerde Gezindte als geheel van belang zijn; door conferenties te organiseren en door verder alle middelen aan te wenden, die tot het gestelde doel dienstbaar kunnen zijn (art. 3).
Genoemde deputaten vertegenwoordigen in dit orgaan onze kerken.
Wie de lijst van leden wat nauwkeuriger bekijkt, zal ontdekken dat niet alle groeperingen of kerken die tot de Gereformeerde Gezindte of Gezindheid gerekend kunnen worden hierbij aangesloten zijn, doordat ze zelf niet wilden of behoren tot een groepering die niet uitgenodigd is als lid toe te treden, b.v. de Confessionele vereniging in de Hervormde kerk.
Vrij regelmatig worden er conferenties belegd. Hier ontmoeten elkaar dus personen uit de diverse kerken, op basis van dezelfde belijdenis.
Over dit contact lieten de deputaten zich optimistischer uit. Van de conferentie, dit voorjaar gehouden, schreven ze dat deze „zeker als geslaagd kan worden beschouwd".
Dat is tenminste iets. Maar meer ook niet. Het mag ternauwernood genoemd worden.
Het thema was zeer zeker interessant: „De mondige christen in de mondige wereld".
Maar wat schieten we er mee op? Men krijgt de indruk dat hier veel te vrijblijvend gesproken en geconfereerd wordt. Wij mogen niet vergeten dat het doel moet zijn dat we dichter bij elkaar komen en dat het confereren en samenspreken, uiteindelijk hierin zal moeten uitmonden, dat de eenheid in het geloof gestalte moet vinden in één kerk.
En al die mooie en geslaagde conferenties doen het feit niet te niet, dat wij als gereformeerden in de verschillende kerken, niet tot één kerk kunnen komen op de grondslag van de drie reformatorische belijdenisgeschriften, die we allen onderschrijven.
Zo zijn de posities bevroren. Ieder heeft zich in zijn eigen loopgraaf ingegraven. En er mag dan zelden meer met scherp geschoten worden, we blijven er in zitten.
Het mag dan waar zijn, dat elke kerk en elke groep zijn eigen ontwikkelingsgeschiedenis heeft, een eigen stempel heeft gekregen, een eigen type vertoont, een eigen klimaat heeft, dat neemt niet weg, dat we het „eigene" zo belangrijk zijn gaan vinden, dat het een verhindering is geworden voor de eenheid, die wij op grond van de gemeenschappelijke basis mogen verwachten.
Dit is geen „schuldeloze schuld".
Hiermede komen we voor God niet uit en doen we onze Here Jezus Christus oneer aan!
We hebben niet de indruk, dat dit de leden van dit orgaan het schaamrood op de kaken brengt.
Zeker, we mogen elkaar niet afschrijven.
Maar het is wel heel moeilijk te (blijven) geloven in de gereformeerde gezindte.
Blijkens de voorstellen van de deputaten zien zij er nog wel iets in om dit contact voort te zetten. De synode stelde zich daarachter en wekt de kerken op „in het gebed de eenheid onder gereformeerde belijdenis af te smeken".
Maar bidden kan soms ook een vrome dekmantel worden om onze onwil tot daadwerkelijke bekering te camoufleren.
Zou het uitgesloten zijn, dat God zegt: „Houd op met bidden! Bekeer u eerst van uw boze werken"?

We gaan uiteraard op de inhoud van dit artikel niet in. We nemen dit artikel over om te laten weten hoe deze predikant de situatie ziet.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1967

De Wekker | 8 Pagina's

Eenheid Geref. Belijders

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1967

De Wekker | 8 Pagina's