Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wanneer bloeit een gemeente? (Levende gemeente (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wanneer bloeit een gemeente? (Levende gemeente (4)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van de laatste artikelen werd de vraag gesteld: maar wanneer bloeit een gemeente nu? Zijn er nog wel bloeiende gemeenten? Is dat geen uitstervend begrip? In ieder geval is het de moeite waard over deze vraag eens na te denken en het practische gemeentelijke leven te toetsen aan het antwoord op deze vraag.

Altijd onvolkomen
We willen beginnen met te zeggen dat een bloeiende gemeente geen volmaakte gemeente is. Er zijn geen volmaakte christenen, geen volmaakte ambtsdragers en bijgevolg ook geen volmaakte gemeenten.
Als we het beeld nagaan van de verschillende Nieuw-Testamentische gemeenten, zoals dat uit de brieven van Paulus en de zeven brieven aan de Klein-Aziatische gemeenten voor ons oprijst, dan weten we: er was in die gemeenten die het Pinksterfeest nog maar enkele tientallen jaren achter zich hadden, veel te berispen. De kritiek wordt niet gespaard. Soms zijn er ergerlijke misstanden, die we na de hooggestemde aanspraak van de gemeenten misschien niet verwacht hadden.
Zo is het de eeuwen door gebleven en zo zal het zijn tot aan de wederkomst van Christus. De allerheiligsten hebben nog maar een klein beginsel van de voorgestelde gehoorzaamheid. Dat is ook op de gemeente in haar geheel van toepassing. Alle leden van de gemeente zijn geen ware levende lidmaten. En alle levende lidmaten leven niet zonder zonde, die op bepaalde momenten duidelijk openbaar komt met al de gevolgen van dien.
Alle kerkleden moesten hartelijke meelevende broeders en zusters zijn, die getrouw de kerkdiensten bezoeken en hun hart ophalen aan de prediking van Gods Woord en de ambtsdragers met vreugde in hun woningen ontvangen. Ze moesten allen geduld hebben en tonen met de ambtsdragers en hun gebreken, aangezien het Gode belieft in Zijn kerk van mensendienst gebruik te maken.
Er moest geen laksheid en lauwheid voorkomen in een gemeente met betrekking tot de dienst des Heeren en hoe vaak is dat het geval. In elke gemeente is een goede kern te onderscheiden op welke men altijd rekenen kan; er is een brede zoom leden, die naast het gemeentelijke leven staat en er zijn diverse randgevallen, die zichzelf buiten het kerkelijke leven plaatsen.
Als alle gemeenteleden de juiste offervaardigheid betrachten en niet eens één tiende maar een veertigste van hun inkomen voor Gods kerk gaven, dan kon het kerkelijk werk, plaatselijk en landelijk, zonder zorgen geschieden, laat staan wat er zou kunnen gebeuren als we de tienden gaven! Maar nu is er een zeker percentage gemeenteleden — inzonderheid in de grotere gemeenten — die zich aan hun verplichtingen onttrekt en anderen laten zorgen dat de financiën niet al te ongezond zijn.
Als alle doopleden van onze kerken trouwe catechisanten waren en als de daarvoor in aanmerking komende jeugd zich op de een of andere wijze gaf aan het jeugdwerk, dan zouden we grootste verwachtingen mogen koesteren met betrekking tot de toekomst van de kerk.
Helaas de werkelijkheid is anders.
Er zullen niet veel gemeenten zijn waar alle doopleden de catechisatie bezoeken, terwijl de opkomst ook dan niet volmaakt is.
Het percentage „ongeorganiseerde” jeugd — jeugd die zich niet bemoeit met het jeugdwerk in de gemeente — is schrikbarend hoog. Het ligt zeker tussen de zestig en zeventig procent. Een zaak die nog lang niet genoeg de aandacht heeft van kerkeraden en ambtsdragers.
We zouden nog meer kunnen noemen, maar we laten het bij het signaleren van de genoemde verschijnselen.
Het zal altijd onvolkomen blijven; er zal altijd nog veel te wensen overblijven. Schrift en belijdenis roepen ons niet zonder reden op tot het jagen naar de volmaaktheid wat veronderstelt dat deze volmaaktheid hier in deze bedeling nog niet aanwezig is.

Toch normen
Maar het besef van de blijvende onvolkomenheid van het gemeentelijke leven moet ons niet tot een defaitistische houding brengen: het geeft allemaal toch niets. Laten we de lopende zaken maar afdoen en proberen de zaak drijvende te houden. Zo mag het in het persoonlijke leven niet. Het besef van de onvolkomenheid prikkelt de christen temeer niet naar sommige, maar naar al Gods geboden te gaan leven.
Zo moet het ook zijn ten aanzien van het gemeentelijke leven.
Een bloeiende gemeente is geen volmaakte gemeente, maar die bloei kan en moet wel openbaar komen.
We noemen enkele punten.
Die bloei komt allereerst openbaar in haar verhouding tot haar Heere en Koning, Een gemeente bloeit wanneer in haar midden zich een levend geloofsleven openbaart, gekenmerkt door een opwas in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus en een vaste hoop op Zijn wederkomst en een vurige verwachting van Zijn toekomst.
Als dat generaal genomen het leven van de gemeente karakteriseert dan bloeit de gemeente. Daar ligt haar eigenlijke kracht, het geheim van haar bestaan, de hartslag van Christus' lichaam.
Zodra we de bloei in andere dingen gaan zoeken raken we het spoor bijster en zijn we bezig onszelf te misleiden.
De gemeente bloeit niet zonder meer wanneer een keurig kerkgebouw is gebouwd dat goed bezocht wordt. Dat kan uiting zijn van die bloei; het kan ook camouflage zijn om het gemis van het geheim te bedekken en te doen alsof.
Nu zal het altijd moeilijk zijn om te constateren of de gemeente in deze zin werkelijk bloeit. Dit is ten diepste voorbehouden aan de grote Huisbezoeker-Kerkvisitator, Jezus Christus, Die harten en nieren proeft.
Op het ambtelijke huisbezoek kan dit openbaar komen. Het zal, als het werkelijk gevonden wordt, de gemeente stempelen in haar gemeente-zijn: haar trouw, haar geestelijke belangstelling, haar godvruchtige levenswijze, haar offervaardigheid.
Het bestaat niet dat een bloeiende gemeente een lakse, koude, kille gemeente is. Het is onmogelijk dat in een bloeiende gemeente de onderlinge verhoudingen veel te wensen overlaten, twist en nijd oorzaak zijn van langdurige kerkeraadsvergaderingen en de onverdraagzaamheid zo groot is dat men elkaar in feite kan luchten noch zien.
Met een bloeiende gemeente is ook onverenigbaar kerkelijke losbandigheid en hardvochtige kritiek op het gemeentelijke en kerkelijke leven. We moeten vandaag de mentaliteit signaleren: het is bij ons bij voorbaat verkeerd en het is bij de buren altijd goed. Deze instelling komt „links” en „rechts” voor. Voor de een is ons kerkelijk leven te bekrompen en zijn er ruimere kerkgemeenschappen, waar het beter is; voor de ander beweegt ons kerkelijk leven zich in dalende lijn en is het elders beter.
Maar bij een bloeiend gemeentelijk leven wordt de kritiek beslist anders gemaakt: in liefde, tot opbouw.
Het is een merkwaardige zaak dat jongeren en ouderen vandaag alleen maar zwart-wit kunnen oordelen als het gaat over de kerk: het is alles of het is niets; het is fantastisch of het is waardeloos.
De een kan geen critiek hebben en de ander leeft van critiek maken.
Maar een teken van bloeiend gemeentelijke leven is het in geen van beide gevallen. Men mag nog zoveel onvolkomenheden constateren — en ze zijn er — men zal toch nooit de kerk, die naar Zijn Woord getrouw wil leven mogen afschrijven omdat Christus haar nog niet afschrijft en Zijn Geest nog werkt.
Daarom moeten we weten wat er aan schort, waar de bloei ligt en moeten we biddend werken daar te komen, waar Christus Zelf Zijn kerk wil hebben. Er zijn nog meer kanten aan dit onderwerp. Daarover D.V. een volgende keer.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1968

De Wekker | 8 Pagina's

Wanneer bloeit een gemeente? (Levende gemeente (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1968

De Wekker | 8 Pagina's