Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het feest van de mondigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het feest van de mondigheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Pinksterfeest, dat we a.s. zondag vieren, kan onder verschillende aspecten bezien worden. Het is het feest van de kerk, het feest van de zending, omdat het is het feest van de Geest, Die komt wonen en werken in de kerk en nu de wereld stuwt naar het einde, naar de grote toekomst, waarin God alles zal zijn in allen. De laatste dagen zijn met Pinksteren aangebroken. Pinksteren kunnen we ook noemen het feest van de mondigheid van de kerk.

Modern
Mondigheid is een bij uitstek moderne zaak, waarover op allerlei manieren wordt gesproken en geschreven. Wij leven als mondige mensen in een mondige wereld. Vroeger mag de wereld onmondig zijn geweest, vandaag is de wereld „volwassen”. In vroeger eeuwen was in ieder geval de mens onmondig, afhankelijk van allerlei machten. Maar die tijd is voorgoed voorbij. De mens van 1968 is mondig geworden. Dat is het voorrecht van het leven in deze tijd: wij zijn mondig.
Prof. dr. ir. H. van Riessen schreef vorig jaar een boeiend boek „Mondigheid en machten”, waarin uiteraard dit moderne begrip mondigheid ook ter sprake komt. „Wij kunnen spreken van een uitzonderlijke situatie van mondigheid. Zij vertoont de bijzonderheid dat zij zich als menselijke macht der onafhankelijkheid presenteert” (172). Het is de bekende Duitse theoloog Bonhoeffer geweest die voor deze mondigheid alle aandacht heeft gevraagd. In deze onafhankelijkheid, deze alleenheerschappij van de mens, ziet hij het waarmerk van de mondigheid, die onze tijd op unieke wijze kenmerkt.
Van Riessen heeft in zijn boek duidelijk gemaakt dat deze volstrekte, verabsoluteerde mondigheid schijnbaar is. „Zij bestaat niet, omdat niets in de schepping onafhankelijk is van God. Het is dus een verdwaalde kijk van de mens op de schepping en met name op zichzelf”.
Het gaat om de ware mondigheid, juist in deze tijd.
De mondige mens, die zijn eigen mondigheid „viert”, die God kan missen en Zijn afwezigheid vaststelt, is in de grond van de zaak zeer onmondig. Hij is een groot kind, dat denkt volwassen te zijn, maar in kritieke ogenblikken ervaart dat hij toch nog niet op eigen benen kan staan. Alleen de moderne mens erkent dat niet zo grif. Zijn teleurstelling erkent hij niet als schuld, maar hij zoekt een uitweg in levensgenot of doodsverachting.
Juist tegen de achtergrond van de geschetste mondigheid krijgt de bijbelse mondigheid een eigen betekenis.
Het is nu juist het Pinksterfeest, waarop de door Christus verworven mondigheid, duidelijk aan de dag treedt en gaat werken in de kerk en haar leden.

Aktueel
Op Pinksteren wordt de kerk van Christus mondig. Paulus is de grote prediker van de mondigheid geweest. Hij heeft een diep inzicht gehad in de genade Gods, in het werk van Christus, in de betekenis van de Heilige Geest. Gevolg daarvan is de boodschap over de mondigheid. In Galaten 4 in het bijzonder, maar in de brief aan de Galaten in het algemeen, stelt hij dit onderwerp aan de orde. Israël was onmondig; het verschilde niet van de slaaf. Nu de tijd van Christus is gekomen behoort de christen als een zoon van de Vader zich te gedragen. Hij is in de rechten van de erfgenaam gesteld. Hij moet overeenkomstig zijn verworven mondigheid leven.
De Geest van Pinksteren is de Geest, Die in de vrijheid stelt; banden losmaakt; boeien slaakt; belemmeringen opheft; op niveau brengt. Het is duidelijk dat dit alleen kan omdat Christus Zijn werk heeft volbracht. Zijn verlossing betekent dat het voor de gelovige tussen God en hem in orde is en dat er niets meer tussen zit, maar ook niets meer tussen zitten kan noch mag. Dat betekent vrijheid. Er kunnen geen andere machten meer zijn, principiëel gezien, die nog niets te betekenen hebben en de mens, die in Christus is, afhankelijk maken.
Het blijkt in Jeruzalem op de eerste Pinksterdag direct wat die mondigheid betekent.
Vrijgemaakt door de Geest, geplaatst in de vrijheid, gaan zij de grote werken Gods verkondigen. Dat is hun mondigheid geworden. De ongelovige Joden hebben zich de ogen uitgekeken en de oren van het hoofd gehoord, bij wijze van spreken, toen zij de discipelen zo zagen en hoorden spreken. Hun verklaring was: dronkenschap. Maar Petrus heeft duidelijk gemaakt dat er iets anders aan de orde was. De aangekondigde mondigheid is nu een feit. Zonen en dochters, vrijen en slaven, mannen en vrouwen worden bevorderd tot profeten en profetessen. De Geest doorbreekt het generatie-, het sociologische- en het sexeverschil. De gemeente zelf komt op hoger plan. Niet alleen wordt een zondaarshart vervuld met de Heilige Geest (dat gebeurde voor Pinksteren ook wel) maar de gemeente wordt bruidsgemeente, mondige gemeente van de Bruidegom, dank zij de Heilige Geest, door de Bruidegom gezonden opdat de Bruid waarlijk Bruid zou zijn, in zichzelf onwaardig, maar door Zijn Geest op Zijn niveau gebracht!
Het is duidelijk dat deze mondigheid een andere is dan de hooggeloofde mondigheid van de moderne mens.
Een paar kenmerkende verschillen geven we aan.
Moderne mondigheid is de keerzijde van Gods afwezigheid; bijbelse mondigheid kan alleen bestaan door Gods aanwezigheid.
Moderne mondigheid maakt hoogmoedig; bijbelse mondigheid stemt tot ootmoed.
Moderne mondigheid plaatst de mens in het middelpunt, die roemt in zijn emancipatie; bijbelse mondigheid plaatst God in het middelpunt en verwondert er zich over dat de mens Gods medearbeider mag zijn.
Pinksteren is zo gezien een bij uitstek aktueel feest. De mondigheid op Pinksteren staat loodrecht op de mondigheid van de moderne mens.
Deze mens wil wat hebben; de christen mag wat zijn.
De moderne mens beleeft zijn mondigheid als vrijheid, die tot losbandigheid voert. De christen beleeft zijn mondigheid als vrijheid, die hem bindt aan God alleen.
Pinksteren — het feest van de ware mondigheid, die omhoog heft, vrij maakt en bindt en de mens als mens tot zijn recht doet komen.
Er gebeurt op Pinksteren niet iets nieuws. Maar dat de mens mens Gods kan zijn door Christus en het nu door de Geest ook werkelijk is en zo zijn mondigheid beleeft — dat is Pinksteren.

Praktisch
Wat betekent die mondigheid in de praktijk?
Een paar trekken.
Allereerst het is typerend voor deze mondigheid dat de christen door geen macht welke ook, zich van Christus laat aftrekken. Paulus heeft met bijzondere klem zich verzet tegen hen, die opnieuw de weg van de wet wilden gaan. Hij zag dat als een teken van onmondigheid. Het gaat er nu om dat zondaren als Gods kinderen uitkomen en zich zo gedragen; dat zij zo door de Geest geleid en beheerst voor niets en niemand vrezen, maar delen in de vrijheid, waarin de Geest hen plaatst.
Het betekent niet minder dat de Pinksterkerk nu ook van haar rechten gebruik maakt en een sprekende kerk is, een getuigende gemeente. Als zij dat niet is dan is zij onmondig. Een kerk, die zwijgt over haar levensgeheim; die zich schaamt voor haar Koning; die zich terugtrekt uit de wereld; die reist naar de hemel en zich niet stoort aan het aards gewemel, leeft beneden de Pinksterstand.
Een laatste trek: in de praktijk van het kerkelijke leven zal die mondigheid gezien moeten worden. Een mondige kerk is geen domineeskerk; ook geen kerk, waar de kerkeraad alles moet doen; ook geen kerk, waarin een paar mensen het opknappen en de rest zwijgend toekijkt.
In een mondige kerk heeft ieder lid een eigen plaats en oefent ieder lid een eigen kracht uit.
Als we de kerkelijke praktijk zien buigen we beschaamd het hoofd. Wat beleeft de kerk haar pinkstermondigheid slecht; wat gedraagt ze zich nog als een onmondig kind; wat leeft ze beneden het niveau, waarop ze principieel is geplaatst.
Tegenover de moderne mondigheid, die onmondigheid betekent, heeft Christus' gemeente juist haar mondigheid duidelijk te beleven.
Pinksteren opent naar alle kanten wijde uitzichten.
Als ze maar gezien worden en als we door eigen schuld en zonden het zicht maar niet verduisteren.
Het feest van de mondigheid wordt alleen gevierd door de Geest, Die mondig maakt.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1968

De Wekker | 8 Pagina's

Het feest van de mondigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1968

De Wekker | 8 Pagina's