Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Allen onder de wolk . . . en toch!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Allen onder de wolk . . . en toch!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren en allen door de zee doorgegaan zijn en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee en allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben, want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde, en de steenrots was Christus. Maar in het merendeel van hen heeft God geen welgevallen gehad, want zij zijn in de woestijn ter neder geslagen. En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs zij lust gehad hebben. 1 Corinthe 10:1-6.

De Heere Jezus heeft telkens gewaarschuwd voor het gevaar, dat men zou menen te zullen ingaan in de heerlijkheid en niet zou kunnen. In overeenstemming daarmee heeft ook de apostel Paulus in alle ernst opgewekt tot zelfonderzoek en tot waarachtige bekering. Hij doet dat ook hier.
Paulus noemt hier vele voorrechten van de kinderen Israëls. Hij legt er bijzondere nadruk op, dat allen in deze voorrechten deelden, zonder een enkele uitzondering. Door de wijze, waarop de apostel deze dingen naar voren brengt laat hij ook zien, hoe groot de voorrechten waren. Zij golden alleen Israël en het was alleen Gods genade. En deze vloeit voort uit Christus, die afgebeeld werd in het Paaslam en in het manna en in het water en de steenrots. Uit Hem vloeit alles voort. Hij werd geslagen en stortte Zijn ziel uit in de dood. Om Christus wil genoten de Israëlieten al deze voorrechten. Alleen Israël. Als zij in het geloof zouden volgen, zouden zij eens ingaan in het land Kanaän.
Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad. Dat wijst op een onderzoek, op een keuren. Dat is gebeurd, toen de twaalf verspieders terugkwamen. Toen bleek wat er leefde onder het volk. Dat heeft de Heere gezien. Dat was Hem niet welgevallig. Daar kon Hij Zich niet in verlustigen. Dat heeft Hem verdriet aangedaan. Dat gold het merendeel. Ontzettende gedachte. Allen hadden vele voorrechten genoten en toch, dat merendeel was Hem niet welbehagelijk. Er was slechts een klein gedeelte van het volk, waarop Hij in gunst kon neerzien.
Zij zijn terneergeslagen in de woestijn. God heeft ze geveld door het zwaard van Zijn gerechtigheid. Hij heeft ze weggerukt uit het leven. En zo zijn zij achtergebleven in de woestijn, in die huilende wildernis. De wolk- en vuurkolom trok verder en het volk, dat nog gespaard was volgde en zij, die stierven, bleven achter.
Dat was door eigen schuld. Zij hebben lust in het kwaad gehad. Zij hebben de afgoden gediend, gehoereerd, Christus verzocht, gemurmureerd. Zij hadden vele weldaden genoten, maar waren van binnen gelijk gebleven. Zij zijn ongehoorzaam geweest. Zij konden niet ingaan vanwege hun ongeloof.
De anderen zijn ingegaan. Zij zijn niet getroffen door Gods slaande hand, hoewel zij dat wellicht vaak gevreesd hebben, maar zij zijn steeds gespaard. Zij waren in zichzelf niet beter, maar zijn toch aan het oordeel ontkomen. Zij zijn gebleven onder de wolk en hebben voortdurend van het manna gegeten en van het water gedronken. Zij hebben Kanaän bereikt. Ze zijn door de Jordaan gegaan, terwijl de ark in het midden van de rivier stond. Zij hebben het land geërfd, dat de Heere had toegezegd en mochten de vervulling zien van wat de Heere beloofd had.
Dat is alleen geschied door het geloof. In die weg is het alleen mogelijk Gode te behagen. Hier komt Gods genade naar voren. Het geloof is een gave Gods, die voortvloeit uit Christus. Daarom is er geen roem in hen, die geloofden en ingingen. Zij hebben alles alleen te danken aan Hem, Die in hen werkte naar Zijn welbehagen. Zo zijn zij door het geloof ingegaan, Kaleb en Jozua en vele anderen.
Door eigen schuld terneergeslagen in de woestijn, uit genade door het geloof ingegaan in Kanaän.
Daarin ligt voor ons zo'n ernstige waarschuwing.
En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt. Hij spreekt met gezag als apostel van Jezus Christus, door de wil van God. Hij spreekt vertrouwelijk: broeders. Hij ziet de gevaren, die dreigen en daarvoor wil hij in alle ernst waarschuwen. Hij wil niet, dat zij onwetende zijn omtrent de dingen, die hij noemt. Hij vermeldt alleen enige hoofdzaken. Dat is genoeg om er de lering uit te trekken. Onkunde in deze leidt tot grote schade. Paulus houdt dit op deze wijze voor, opdat zijn lezers er hun winst mee zouden doen. Het gaat om eeuwig wel of eeuwig wee.
En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden. Dat wil niet zeggen, dat de gebeurtenissen plaats hadden ter wille van ons, maar dat de optekening van de feiten voor ons plaats vond, omdat daarin waarschuwende voorbeelden zijn. Die voorbeelden hebben de bedoeling om ons te onderwijzen, die tot de Nieuw Testamentische gemeente behoren. Die gemeente is uitgeleid uit het Egypte der zonde en mag delen in Gods bijzondere genade. Dat is door Christus, het ware Paaslam. Allen zijn onder de wolk van Gods Woord en beloften, doorgegaan door de zee, niet omgekomen in Gods verbolgenheid, in Mozes gedoopt, onder het ambt behorend tot de zichtbare kerk, genietend geestelijke gaven van manna en water, voortvloeiend uit Christus door het goede woord Gods, en zo getroost, gesterkt en toch: ondanks zoveel kenmerken toch niet onder het welgevallen Gods en zo nooit komend tot een ingang in het hemels Kanaän, maar nog onder de toorn en vloek, in het grootste gevaar!
Opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben. Dat moet eerst geschieden. Daarvoor hebben we Gods genade en Geest nodig en daarom moeten we leren bidden om alles wat buiten God en Christus is te leren haten en vlieden. Er moet een scheldbrief gegeven worden aan de wereld en de zonde. De zonde, ook de zonde van ongehoorzaamheid en ongeloof, moet met wortel en tak worden uitgeroeid. Dat moet geschieden van harte, van binnen uit. Dat vraagt vernieuwing van hart en leven. Dat moeten we leren beoefenen bij de voortduur.
We zullen echter nooit het kwade gaan haten, als we geen begeerte hebben tot het goede, tot alle gerechtigheid, tot de inzettingen des Heeren. Dat vloeit voort uit de liefde Gods, uitgestort in het hart, waardoor er komt een begeerte om Hem welbehagelijk te zijn. Dan komt er ook het volgen van Hem. Vooraf moet dus gaan de wedergeboorte, waardoor we in Christus ingelijfd worden en door Hem uitgaan uit Egypte. Dan komen we op een andere wijze onder de wolk en dan krijgt heel dit voorbeeld van Israël rijke betekenis op de weg van het geestelijke leven. Dan is er nog veel ongehoorzaamheid en ongeloof, nog veel murmurering en veel meer, maar in hen heeft de Heere toch een welbehagen en zij zullen eens door genade ingaan in het hemelse Kanaän, het land der eeuwige rust.
Hoe ernstig en dringend vermaant de Heere hier door middel van Zijn dienstknecht. We hebben meer nodig dan een uitwendige overeenkomst met het volk des Heeren. Velen van Israël zijn omgekomen in de woestijn. Velen zullen menen in te gaan en zullen niet kunnen. Laat daarom ons gebed zijn:

Beproef m' en zie of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voed'.
En doe mij toch met vaste schreden
De weg der zaligheid betreden.

Meerkerk, Blom

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1968

De Wekker | 8 Pagina's

Allen onder de wolk . . . en toch!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1968

De Wekker | 8 Pagina's