Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het pastoraat in de knel (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het pastoraat in de knel (IV)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige art. gaf ik een indruk van de weinig pastorale wijze, waarop vertegenwoordigers van de Hervormde Kerk, in de vorige eeuw, ingesteld waren op — en spraken over brede lagen van ons volk, dat, vooral in de aanvang van deze eeuw, nog tot de kerk, waartoe ook zij behoorden, in relatie stond.
Gelukkig waren er ook andere uitingen. Het zou onjuist zijn daarop ook niet, zij het beknopt, de aandacht te vestigen.
Juist omdat de kerk zelf weinig pastorale bewogenheid had, kwam deze in andere kringen op en werd daar naar wegen gezocht te doen wat de kerk verzuimde.
Ik denk hier aan een beweging als het Reveil. Kerkelijk kan deze niet genoemd worden. Het waren ook geen ambtelijke figuren, die deze kring vormden. Maar bij deze mannen en vrouwen werd wel gevonden wat de kerk miste n.l. oog voor de behoeften van anderen. Eerzijds omdat men te weinig kerkelijk was en anderzijds omdat men teveel intellectueel-burgerlijk was sprak de activiteit van deze groep de kerk niet aan en bereikte zij ook de door de kerk verwaarloosde schapen niet.
Een protest tegen een verstarde kerk, die geen pastoraat oefende was het Reveil wel.
Zoo'n protest was er ook in het werk van de vrije figuur van ds Jan de Liefde. Hij stichtte in Amsterdam eerst, en later ook op andere plaatsen zijn vereniging „Tot Heil des Volks”.
In de evangelisch-pastorale bewogenheid deed hij dit werk wat de kerk niet deed: Het ellendige en van het evangelie vervreemende zoeken met woord en daad.
Tenslotte wijs ik, wat de Hervormde kerk betreft nog op twee figuren, die op geheel eigen wijze herderlijke zorg hebben geoefend, die de kerk net kende. Het zijn de predikanten O.G. Heldring en H. Pierson.
De eerste heeft grondleggend werk gedaan voor de stichtingen te Hoenderloo en te Zetten. Deze namen, die overbekend geworden zijn roepen een geschiedenis van bewogenheid en daad op, die door het evangelie gewekt en gedragen, veel hebben mogen doen voor de gevallen kinderen der kerk. Dit was pastoraat in deze zin, dat daarbij niet alleen de direct geestelijke belangen in het oog gevat werden, maar ook de plaats, die iemand heeft in het leven. Pastoraat dat de gehele mens in zijn zorg opneemt. In de tweeëenheid van lichaam en geest bestaat de mens. Waar deze eenheid uit het oog verloren wordt kan geen echte zorg voor de mens zijn.
Ook op nog andere wijze laat de vorige eeuw ons zien hoe er een reactie ontstond op het in de knel gekomen pastoraat.
Er was onder de eenvoudigen een groot deel dat behoefte kende aan geestelijke leiding, die de kerk niet gaf. Deze eenvoudigen werden door de kerk, waartoe zij behoorden, teleurgesteld in de prediking. Hun hart verzette zich tegen het „verlichte” evangelie. Velen kerkten niet meer. Zij zochten pastorale zorg bij de „oude schrijvers”. Men las ze voor zichzelf of kwam bijeen in kleine kring om ze samen te lezen.
Ook oefende men geestelijke zorg over elkander door samen over het leven der genade te spreken en zo elkander tot hand en voet te zijn. Ongetwijfeld had dit zijn gevaren en eenzijdigheden. Maar wat leeft en hongert zoekt zichzelf te voeden, als zij die dit moesten doen in gebreke blijven. De aanklacht die er van deze zoekende zielen uitging verstond de kerk niet, zij had geen goed woord voor deze „achterlijken” over.
Soms werd er door sommigen in deze kringen „geoefend”. Zij gaven geestelijke leiding en trachten een vergoeding te geven voor het pastoraat, waarin de kerk in verzuim was.
Een merkwaardige omkering in de verhoudingen vond er vanuit deze kringen soms plaats. De predikanten, die tot de zielszorg geroepen waren, werden vanuit deze kringen aangesproken over datgene, waarin zij in gebreke bleven. Menig gesprek heeft er plaats gevonden vanuit deze kringen der eenvoudigen. Uiteraard is er ons niet veel van bewaard. Een tweetal namen van lieden uit deze kring zijn ons bewaard. En hun optreden is karakteristiek voor vele anderen uit de vorige eeuw dunkt mij.
Klaas Pieterz. Kuipinga sprak in Ulrum met ds Hendrik de Cock. Hij was geen geletterd man maar kende het geheim van de vrije genade en hij wees zijn ds daar op kernachtige wijze een. Een God heeft deze zielszorg van het schaap aan zijn herder gezegend. Het bracht dominee de Cock tot nadenken.
Een andere figuur uit de kring van deze eenvoudigen, die klaagde over het gemis aan echte pastorale leiding, was in het midden van de vorige eeuw was een vrouw in Beesd, in de Betuwe. Haar dominee was de latere dr. Abraham Kuyper toen nog jong predikant in dit dorp. En de Heere heeft ook deze ontmoetingen gezegend. De jonge dominee kreeg oog voor de rijkdom van de reformatorische schatten. Men zou hier van het pastoraat der kudde aan de herders kunnen spreken. Pietje Baltus is er bekend door gebleven.
Toen in 1834 de Afgescheidenen zich losmaakten van het Hervormd Genootschap, om weer kerk van Christus te kunnen zijn, school hier ook — naast vele andere — de begeerte in om het pastoraat weer te doen functioneren. Er werd weer herderlijke zorg over de schapen geoeffend. En de opleiding tot predikanten, die in 1854 in Kampen begon had ook oog voor de noodzaak van het pastoraat en de vorming daartoe. Het verwaarloosde pastoraat kwam weer op gang. Eerst bescheiden; hoe kon het anders bij de vele zorgen, die er waren, maar het leefde weer.
En aan het eind van de vorige eeuw staat een figuur, die de alzijdigheid van de pastorale zorg in brede omvang weer gezien heeft en daarvoor geijverd heeft met al de kracht, die in hem was. Het was de kleine, maar bezielde en bezielende, ds, later prof. Lucas Lindeboom. Hij was er van overtuigd dat het echte pastoraat geestelijke en lichamelijke noden beide in het oog vat.
En hoe is hij de stuwende kracht geweest bij het vinden van wegen, om gestalte te geven aan een arbeid, die weliswaar door verenigingen ter hand genomen werd, maar die toch gedragen werd door een weer ontwaakt besef van de noodzaak van het pastoraat der kerk.
Door heel het land staan de stichtingen, die nog bewijzen hoe zegenrijk de zorg voor de mens in nood, naar lichaam, ziel en geest, kan zijn.
En toch, er dient gewaakt bij het pastoraat. Het wordt bedreigd, ook nu.
Daarover meer.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1968

De Wekker | 8 Pagina's

Het pastoraat in de knel (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1968

De Wekker | 8 Pagina's