Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichtng op de Kerkorde (329)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichtng op de Kerkorde (329)

Waarover gaat de Kerkelijke Tucht? (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zijn nog niet klaar met de beantwoording van de vraag waarover de kerkelijke tucht gaat. De vorige maal zagen wij, dat zij gaat over zonden tegen de zuiverheid van leer en wandel, zoals artikel 72 van de Kerkorde zegt, waarbij de opmerking gemaakt werd, dat zij niet over alle zonden gaat, maar slechts over die welke ergernis geven en dan nog alleen als er sprake is van hardnekkige volharding in de zonde.
Thans vraagt de onderscheiding tussen de zonden in leer en in leven nog even onze aandacht. De kerkelijke tucht gaat allereerst over de leer. Deze wordt in de Kerkorde ook voorop gesteld. Deze leertucht nu heeft altoos de grootste weerstanden opgeroepen, waarbij men zich bij de verdediging van de leervrijheid meermalen op de Heilige Schrift ging beroepen, bijv. op 1 Cor. 3:9-16 en Fil. 1:15-18. Wij zullen op deze teksten niet nader ingaan; ieder, kan misschien wel een commentaar raadplegen waardoor het hem duidelijk wordt, dat deze teksten niets tegen de leertucht zeggen. Met recht heeft de kerk er vanouds op gewezen, dat er talloze Schriftplaatsen zijn, die juist de leertucht eisen. De kerk is de gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid, 1 Tim. 3:15. Daarom mag de dwaalleer niet geduld worden. De Heere Jezus waarschuwt er nadrukkelijk tegen: Maar wacht u voor de valse profeten, Matth. 7:15 v.; 24:11. Paulus ziet voor de kerk zware tijden aanbreken door het optreden van wolven, die de kudde niet zullen sparen, sprekende verkeerde dingen. Hand. 20:29 v., en in Rom. 16:17 vermaant hij de gemeente scherp te letten op hen die tweespalt en aanstoot verwekken tegen de leer, die zij heeft ontvangen, en zich aan hen te onttrekken, waarbij wij wel hebben te denken aan vermoedelijke joodse dwaalleraars, die zich wilden indringen in de gemeente. Dwaalleraars mogen niet geduld worden in de gemeente: zij die een ander evangelie brengen dan door Paulus in Gods opdracht is gebracht zijn vervloekt. Gal. 1:8.
Daarom moet Timotheus zich ook stellen tegen de leringen van Hymenéüs en Filetus, die van de waarheid afgeweken zijn, door te leren dat de opstanding reeds heeft plaats gehad, waardoor zij het geloof van anderen verwoesten, 2 Tim. 2:16v. En Titus wordt vermaand een ketter na de eerste en tweede vermaning te verwerpen, Tit. 3:10. Letterlijk wordt weliswaar in de tekst van een scheurmaker gesproken, maar „de scheurmaker verschilt in de opvattingen van zijn medegelovigen. En juist daarom moet hij worden uitgesloten. Het is tenslotte aldus, dat de hairetikos wel niet per se een ketter behoeft te zijn, maar in feite is hij het. Tit. 3:10, wel” F.W. Grosheide, Wat leert het Nieuwe Testament inzake de tucht? Delft 1952, 32.
De apostel Johannes spreekt ook telkens over afwijking in de leer, ja, wij mogen zeggen, dat zijn leven voor een groot deel heeft bestaan in het strijden tegen allerlei dwaalleer. In zijn eerste brief heeft hij het over mensen, die loochenen dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Welnu, hij noemt hen anti-christen, 1 Joh. 4:3. De tucht kan echter niet meer op hen toegepast worden, want zij zijn van de gemeente uitgegaan, 1 Joh. 2:19. Er is reden om aan te nemen, dat de verleiders waarvan de tweede brief van Johannes spreekt, dezelfde opvattingen toegedaan zijn als zij die in zijn eerste brief als anti-christen aangeduid heeft. Welnu, in zijn tweede brief vermaant hij dan of iemand, die de gezonde leer des evangelies niet brengt, niet in huis te ontvangen en hem niet welkom te heten, 2 Joh.:10. Dit is, zegt Grosheide, leertucht in optima forma, a.w. 32. En de verhoogde Christus bestraft de gemeente van Pergamus omdat zij in haar midden duldt die de leer van Bileam en van de Nicolaïten leren, Openb. 2:14 v.
Er zouden nog veel meer Schriftplaatsen kunnen worden genoemd, maar genoeg. Er zijn tal van gegevens die ons zeggen, dat Gods Woord tucht eist bij afwijking in de leer, en geen wonder, want als de kerk pilaar en vastigheid der waarheid is, dan kan en mag zij niet gedogen, dat de dwaling, de leugen, waarvan de duivel de vader is, Joh. 8:44, een plaats in haar heeft, net zo min als de leugen een plaats heeft in het nieuwe Jeruzalem, Openb. 21:27; 22:15. Deze leertucht wordt in de Kerkorde dan ook terecht genoemd en zelfs op de eerste plaats gesteld. Ook Rudolf Bohren erkent dat zij deze eerste plaats in moet nemen. Hij zegt: Kirchenzucht erstreckt sich auf den ganzen Menschen, auf die ganze Gemeinde. Lehre und Leben liegen darum in ihrem Bereich, wobei offensichtlicht der Lehrzucht ein Primat zukommt, Das Problem der Kirchenzucht im Neuen Testament, Zürich, 1952, S. 118.
Nu is het duidelijk dat er ten aanzien van de leertucht allerlei vragen rijzen. Het is niet onze bedoeling breed op deze problematiek in te gaan, maar iets willen wij toch nog graag naar voren brengen, Dat doen we dan in een volgend artikel.

A. [Apeldoorn] H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1968

De Wekker | 8 Pagina's

Toelichtng op de Kerkorde (329)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1968

De Wekker | 8 Pagina's