Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat beïnvloedt de preek? (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat beïnvloedt de preek? (4)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenzijdigheden
In het voorgaande artikel heb ik gewezen op een bepaalde eenzijdigheid die de prediking beïnvloeden kan, omdat het voor de prediker bij voorbaat vaststaat dat hij alleen aan uitlegkundige zaken aandacht wil geven, of ook wel een bepaalde theologische visie over de Schrift doet heersen.
Een geheel ander uiterste van eenzijdigheid is te vinden in de gedachte dat het in de openbaring Gods er alleen om te doen is ons een tekening van de mens te geven, die door de genade Gods, uit zijn verlorenheid, tot het voorrecht van het kindschap Gods komt.
De Heilige Schrift wordt dan een tekening van de ervaring, van de reis, met al zijn wederwaardigheden en de prediking moet dit vooral naar voren brengen en al het andere — het historische, het feitelijke — is eigenlijk het bijkomstige in de Heilige Schrift. Het gaat om het beeld van de „geestelijke" mens, met al zijn „wegen" en „gangen". Daarover geeft het Woord Gods licht en daarin is het een reisgids. En deze „weg" moet vooral uit de Schrift opgediept worden en dat bepaalt dan de preek.
Nu gaat het hierbij om een op zichzelf belangrijke zaak. Ik wees er in het voorgaande artikel al terloops op, dat de Schrift niet alleen openbaring is omtrent datgene wat God vóór de mens doet, maar dat zij ook spreekt over het heilswerk Gods in de mens. Wie dat uit het oog verliest doet tekort aan het spreken en werken Gods. Het is echter zeer eenzijdig en onjuist te menen, dat het daarom alleen gaat in de openbaring Gods. Wie dat wil, begeert alleen de vruchten des heils en dan nog wel alleen die, welke de mens raken in zijn geestelijk bestaan. Dat Gods heilswerk ingaat in de geschiedenis en daardoor zijn volk Israël deelgenoot maakt op zulk een wijze dat de Joden vandaag nog het raadsel van de geschiedenis zijn, en dat God zijn kerk en haar bijzondere positie in het leven riep en in deze wereld tot een zegen stelt, kortom al de wijdere perspectieven van Gods werk worden achtergesteld bij dat ene wat Gods genade in de enkeling werkt. De prediking wordt dan gemakkelijk door deze instelling beheerst. Dat komt al uit in de tekstkeuze; er zijn n.l. niet zo heel veel teksten die rechtstreeks over het werk Gods in de mens spreken. En de behandeling van de tekst wordt dan ook door dit punt als hoofdzaak beheerst.
Soms gaat men in het zoeken van dit geestelijk element zover dat de gegevens van de Schrift, hoewel zij niet rechtstreeks over dit bevindelijke element spreken, in dit licht gelezen worden. Wat ons b.v. van bepaalde personen in Gods heilsopenbaring gezegd wordt, ziet men als een openbaring van hun geestelijke weg, hun bekerings- of geestelijke levensgeschiedenis. Zij krijgen dan alleen betekenis als voorbeelden van geestelijk leven. De preek krijgt dan zijn spits hierin dat men als een Jakob, als een David, als een Petrus, of wie dan ook, moet worden.
Soms ook worden Schriftgedeelten, die niet direct over dit geestelijke element spreken, toch zo gelezen. B.v. sommige wonderen van de Heiland, worden gezien als tekeningen van de weg des levens. Aan wat de Schrift ons meedeelt, wordt dan een bijzonder geestelijke zin gegeven.
Er vindt „vergeestelijking" plaats. Ook met bepaalde gelijkenissen doet men dit soms.
Een andermaal kiest men b.v. de opsomming van de rustplaatsen van Israël zoals, die in Num. 21 opgesomd worden, als aanwijzingen voor de geestelijke weg, waarbij dan soms ook de letterlijke betekenis van deze namen vergeestelijkt wordt. Men denke hier aan de destijds gepubliceerde gesprekken tussen „Bart en Kees" over deze stof.
Het gevaar is hier ten volle aanwezig dat men de Schrift maakt tot een openbaring in beeldtaal over de weg van de geestelijke mens. Bij elke beeldspraak zoekt men dan de geestelijke betekenis te ontdekken. En deze ontdekking brengt dan de eigenlijke zin, de waarheid achter de waarheid aan het licht.
Nu is deze manier van doen niet nieuw. Zij is zelfs zeer oud. In de eerste eeuwen van de christelijke kerk treffen we al figuren aan, die naar een bepaald systeem deze diepere zin zochten te ontdekken. Ik denk hier aan iemand als Origenes. Hij maakte veel werk van de uitlegging van de Schrift. Maar hij stelde dat zij een drievoudige zin had. Allereerst een letterlijke zin. Daaraan had de gewone christen genoeg. Vervolgens een zedelijke betekenis. Zij gaf de normen voor het leven, waarnaar men het leven in te richten had. Tenslotte was er volgens Origenes de geestelijke zin. Deze was de eigenlijke zin der Schrift. Zij werd echter alleen door de ingewijden verstaan. Dit zoeken naar de zeer bijzondere zin der woorden was ook reeds aanwezig bij de rabbijnse uitleg van het Oude Testament. De christenen namen deze manier over maar met de strekking om nu het Oude Testament in alles van Christus en de christen te doen spreken. Dat ook hierbij het gevaar van willekeur aanwezig was is wel duidelijk. Het eigen inzicht van de uitlegger heerst hier over de Schrift.
Men staat dan ook soms verbaasd over de vindingrijkheid en scherpzinnigheid waarmede men aan de veelal eenvoudige en doorzichtige woorden der Schrift een andere (men meent een diepere) zin zoekt te geven. Ook de geschiedenis van de prediking in ons land kent daarvan in het verleden de voorbeelden. En deze voorbeelden worden door enkelingen vandaag nog wel nagevolgd. En dit moge dan een andere — en voor velen aantrekkelijker — eenzijdigheid zijn, het is ook een tekort doen aan de volle waarheid.
Achter deze eenzijdigheid staat — in de beste gevallen — de begeerte om toch vooral niet te vergeten het echte geestelijke element in de benadering van de Schrift en de prediking van het evangelie. En deze begeerte is goed. Maar dit kan niet eenzijdig gebeuren. Het ware deelgenootschap aan het heil Gods staat in de openbaring, en ook in het verstaan van deze openbaring, niet op zichzelf. Het staat op zijn plaats in het geheel van de openbaring Gods. Het vloeit voort uit Gods heilswerk, uit Zijn verbond, uit Zijn belofte, die in Christus tot een onuitputtelijke volheid geworden zijn en waaruit Gods heilsbediening in ons voortvloeit en waardoor wij waarlijk geestelijk leven.
Wie dit laatste nu tot het een en al maakt in de openbaring Gods en in de prediking zoekt vruchten zonder boom en bloemen zonder wortel.
Daarbij heeft een dergelijke eenzijdigheid een grote schaduwzijde voor de praktijk van het geestelijk leven.
Er wordt teveel alleen op de deelgenoot van het heil gelet en te weinig gewezen op de Bewerker en de Bron daarvan.
Het leidt ook teveel de aandacht van hen die zulk een eenzijdige prediking horen, naar de mens zelf en zijn weg. En deze is niet de grond en de inhoud van het geloof dat de Heilige Geest werkt.
En de aandacht wordt te weinig gericht op de Drieënige God en Zijn heilsbeschikking, heilsverwerving en heilsbediening, als de God van onze volkomen zaligheid.
Een volgend artikel over nog een andere eenzijdigheid in een belangrijke zaak.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Wat beïnvloedt de preek? (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1969

De Wekker | 8 Pagina's