Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zilveren koorden (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zilveren koorden (I)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs is weer eens in het middelpunt der belangstelling gekomen een kwestie die ons land eigenlijk reeds sinds de Reformatie bezig houdt: de financiële relatie tussen Kerk en Overheid.
Na de Reformatie vielen tal van kerkelijke goederen toe aan de Overheid, die uit de opbrengsten daarvan o.m. de tractementen van de predikanten der heersende kerk, t.w. de Hervormde Kerk, betaalde. De Bataafse Republiek van 1798 wilde daaraan een einde maken: de beginselen der Franse revolutie verdroegen zich immers niet met een nauwe band tussen Kerk en Overheid. De fondsen waaruit tevoren de predikantstractementen werden betaald, werden genationaliseerd en elk kerkgenootschap werd verplicht, zelf voor het onderhoud van zijn predikanten zorg te dragen. Als overgangsregeling zouden de tractementen van de Hervormde predikanten nog drie jaar worden uitgekeerd.
De drie jaar zijn thans uitgelopen tot 171 jaren! In 1801 heeft men de termijn verlengd tot het tijdstip waarop de Hervormde Kerk zou hebben voldaan aan het verlangen der Overheid, zelf een kerkelijke belasting te heffen. Toen daarvan in 1808 nog niets was gekomen, werd bepaald, dat de Hervormde predikanten zouden blijven behouden wat zij tot nu toe uit 's lands kas genoten. Als gevolg van het streven, alle godsdienstige gezindheden op gelijke voet te behandelen, werd voorts besloten, dat ook de geestelijken van de andere, toen bestaande kerkgenootschappen door de Overheid zouden worden gehonoreerd.
Na het herstel van onze onafhankelijkheid en na de samenvoeging met België kwam in 1815 een Grondwet tot stand waarin de impasse waarin men zich op het punt van de financiële verhouding tussen Kerk en Overheid bevond, eenvoudig werd bevroren doordat werd bepaald, dat de tractementen, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden genoten wordende, verzekerd zouden blijven en dat nog nieuwe tractementen zouden kunnen worden uitgekeerd.
De voor een uitkering in aanmerking komende kerken zijn dus uitsluitend de kerken die in 1815 bestonden, t.w. de Ned. Herv. Kerk, de R.K. Kerk, de Evangelisch- Lutherse Kerk, de Doopsgezinde Broederschap, de Remonstrantse Broederschap, de Oud-Katholieke Kerk, het Nederiands-Israëlietisch en het Portugees-Israëlietisch Kerkgenootschap.
Men moet die uitkeringen overigens bepaald niet overschatten. Zij zijn bevroren op het niveau van 1815 en bedragen gemiddeld slechts ƒ 567,—. Het laagste Rijkstractement bedraagt ƒ 6,— het hoogste ƒ 4.469,—, terwijl de gemiddelde predikantssalarissen thans op circa ƒ 20.000,— liggen.
Het aantal Rijkstractementen is jaarlijks telkens nog wat uitgebreid, met onderbrekingen van 1883 tot 1927 en van 1937 tot 1950. Elk jaar worden vier nieuwe tractementen, elk van ƒ 1.000,—, toegekend. In totaal worden thans 3450 Rijkstractementen uitgekeerd, hetgeen het Rijk jaarlijks circa ƒ 2.000.000,— kost, zijn de overigens slechts 2% van het totale bedrag, dat door bovengenoemde Kerken jaarlijks aan tractementen voor haar herders en leraars wordt betaald.
Bovendien wordt door het Rijk jaarlijks nog ongeveer ƒ 1.500.000,— uitgekeerd aan kindergelden en pensioenen en genieten de bovenbedoelde kerken vrijdom van briefport.
Het is begrijpelijk, dat met name de Afgescheiden Kerk, die immers eerst na 1815 tot stand kwam en dus niet kon delen in de voorrechten van de oudere kerken, zich tegen de financiële overheidssteun aan de reeds in 1815 bestaande kerken verzette. Hadden de Afgescheidenen aanvankelijk in ruil voor hun erkenning als kerk beloofd, nooit aanspraak te zullen maken op een Rijkstoelage, in 1849 drongen zij aan op gelijkberechtiging en gaven zij te kennen, ook voor een toelage in aanmerking te willen komen. Onder Schotse invloed is men daarvan geleidelijk teruggekomen en ter Synode van 1872 werd duidelijk uitgesproken, dat de Overheid haar financiële steun aan de Kerken geheel behoorde te beëindigen en „de zilveren koorden" tussen kerk en staat diende te verbreken.
Deze leuze is door de A.R. Partij overgenomen en haar vertegenwoordigers hebben er steeds voor geijverd de grondwetsbepaling van 1815 door een afkoopregeling te vervangen. Voorstellen daartoe door de grondwetsherzieningscommissies van 1883 en 1910, door de regering in 1885 en door minderheden in de grondwetsherzieningscommissies van 1905 en 1918 gedaan, hebben het echter nooit tot wet kunnen brengen. Meestentijds was eerbied voor de historische rechten en de historische gegrondheid van de uitkeringen het hoofdargument, dat tegen schrapping werd ingebracht. Bovendien stuitte een afkoopregeling op het probleem, dat men niet wist aan welk adres de uitkering van de afkoopsom zou moeten plaats hebben, omdat sommige na 1815 geïnstitueerde kerken zich materieel als voortzetting van de in 1815 bestaande kerken beschouwen.
In 1946 heeft de Regering tenslotte een staatscommissie ingesteld, die het verlossende woord zou moeten spreken. Aanvankelijk stond zij onder voorzitterschap van mr. s'Jacob, daarna onder dat van prof. mr. F. de Vries en tenslotte onder dat van Rotterdams (thans oud-) burgemeester mr. G.E. van Walsum. Eerst in het begin van 1967 heeft zij haar rapport uitgebracht. Vlot is haar studie niet verlopen: soms lag het werk jarenlang stil, Door overlijden en bedanken is de samenstelling der commissie in de loop der jaren vrijwel volledig gewijzigd: het enige lid dat zowel de installatie der commissie als het uitbrengen van haar rapport heeft meegemaakt, is dr. J. Donner, die zitting had namens de Gereformeerde Kerken.
Onlangs heeft de Regering het rapport der commissie gepubliceerd, vergezeld van haar eigen visie. De Regering heeft daarmee beoogd de gedachtenwisseling op gang te brengen. Aan de oordeelsvorming moge in enkele artikelen een kleine bijdrage worden gegeven.

Verplanke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1969

De Wekker | 8 Pagina's

De zilveren koorden (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1969

De Wekker | 8 Pagina's