Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ontwijkend antwoord (Antwoord aan de Geref. Kerken Vrijgemaakt 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ontwijkend antwoord (Antwoord aan de Geref. Kerken Vrijgemaakt 1)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo wordt het besluit genoemd, dat onze Ger. Synode nam t.a.v. de Geref. Kerken (Vrijgemaakt). De secretaris van deputaten dier kerken voor samenspreking met deputaten van onze kerken, ds N. Bruin, schreef onderstaand artikel in „De Reformatie" dat we geheel overnemen.

Van 26 augustus tot 27 september 1968 en van 7 tot 9 januari 1969 vergaderde te Hilversum een generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Tot de vele agendum-punten behoorde ook een brief van onze synode van Amersfoort-West.
De synode heeft zich tweemaal met deze zaak bezig gehouden. Op 25 september 1968 werd besloten een brief te doen opstellen, waarin — aldus het verslag in „De Wekker" — een duidelijke uiteenzetting zou worden gegeven van het oordeel van de synode over de bestaande verschillen èn de huidige situatie in de Gereformeerde Kerken. Op 7 januari werd een brief voor de eerstkomende generale synode van de Gereformeerde Kerken vastgesteld. Dit geschiedde in een besloten vergadering. Het besluit een brief te doen opstellen was het laatste punt van een uitspraak over de verhouding tot de Gereformeerde Kerken. We komen daar nog op terug.
Voor een goed begrip der zaak is het nuttig eerst in het kort op te halen wat de synode van Amersfoort-West heeft gesteld.
Zij had te maken met het standpunt van twee synoden der Chr. Geref. Kerken inzake verschillen, die weggenomen moeten worden. De synode van Haarlem-Santpoort 1962 had verschillen genoemd ten aanzien van de toeëigening des heils en met betrekking tot de hantering van het gereformeerde belijden omtrent de kerk. De formulering is van de synode zelf. De synode van Apeldoorn 1965 nam dit over en voegde er aan toe, dat deze verschillen raken de bediening des Woords en de tuchtoefening in de kerken. Daarom dienden deze verschillen voor een vereniging tussen de kerken te worden weggenomen.
Onze synode van Amersfoort-West heeft over deze verschillen een uitspraak gedaan. Van het eerstgenoemde verschil heeft zij gezegd, dat uit de samensprekingsrapporten niet gebleken was, dat dit verschil niet binnen het raam van de belijdenis gelegen zou zijn. In haar brief heeft de synode daaraan toegevoegd: tenzij uw vergadering haar uit Schrift en belijdenis van het tegendeel overtuigt. Over het tweede verschil heeft de synode meer gezegd. De pluriformiteitsidee blijkt hoe langer hoe meer de houding van de Chr. Geref. Kerken te bepalen. Concreet werd genoemd de toetreding tot de Internationale Raad van Christelijke Kerken en de Gereformeerde Oecumenische Synode. In deze organisaties komen kerken bijeen die de Schriften niet geheel aanvaarden en de gereformeerde belijdenis niet handhaven. De synode achtte dit niet in overeenstemming met de waarheid van God en de waarachtigheid van het gereformeerd belijden. De pluriformiteitsidee leidt in de praktijk op wegen, die tenslotte van het gereformeerd belijden afvoeren. De synode constateerde een in de Chr. Geref. Kerken zich openbarend oecumenisch streven, dat niet in overeenstemming is met het Woord van God en de daarop gegronde belijdenis in de artikelen 27- 29 N.G.B., en zag in de deelname aan genoemde internationale organisaties een struikelblok om tot vereniging te komen. Er werd een beroep op de synode der Chr. Geref. Kerken gedaan deze deelname te beëindigen. Bondige besluiten werden gevraagd. Die alleen zouden een weg naar daadwerkelijke eenheid kunnen openen.
Wat is het antwoord van de te Hilversum gehouden synode?
We vermelden eerst de uitspraak. Deze zet in met drie oordelen. De verschillen worden wezenlijke verschillen genoemd. Het zoeken van contact met gereformeerde en andere „bijbelgetrouwe" kerken in binnen- en buitenland wordt door de belijdenis (o.a. art. 27-29 N.G.B.), veroordeeld noch uitgesloten. En: in eigen kerken heerst met recht verontrusting met betrekking tot bepaalde gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen de Geref. Kerken (vrijgemaakt), die samenhangen met een bepaalde opvatting over de kerk. Dan volgen twee constateringen. In de verschillen wordt een struikelblok gezien voor de vereniging tussen beide kerken. En: de Geref. Kerken (vrijgemaakt) stellen de eis, dat de Chr. Geref. Kerken hun lidmaatschap van de G.O.S. en de I.C.C.C. zullen beëindigen.
Daarna komt een drietal besluiten. Het eerste is: het schrijven van onze synode van Amersfoort- West beantwoorden door het oordeel der synode, nader toegelicht, mee te delen aan onze volgende synode. Het tweede is: de deputaten voor de eenheid van de gereformeerde belijders in Nederland en de correspondentie met buitenlandse kerken opnieuw opdragen wegen te zoeken, die tot wegneming van de geconstateerde verschillen kunnen leiden. Het derde is: de kerken opwekken plaatselijk zoveel mogelijk contact met de Geref. Kerken (vrijgemaakt) te zoeken.
Wat zegt de brief? Daarin zou immers het oordeel der synode nader worden toegelicht. De brief verklaart, dat de verschillen niet maar accentverschillen zijn doch verschillen, die een reëel beletsel voor een vereniging vormen. Dan volgt letterlijk: „Ingaan op de vraag hoe deze verschillen hun effect hebben in de bediening des Woords en in de tuchtoefening in de kerken en waarom dat effect zodanig zou zijn, dat ze een beletsel voor eenheid vormen, is naar de mening van onze synode een taak voor wederzijdse deputaten. Het moet echter minder eenvoudig geacht worden dit in een korte formulering per brief aan te geven. Het is ook daarom te betreuren, dat uw synode van Amersfoort-West 1967 geen deputaten heeft benoemd". Terzake van de deelname aan de I.C.C.C. en de G.O.S. wordt opgemerkt, dat vorige generale synoden van de Geref. Kerken in het lidmaatschap van de I.C.C.C. geen struikelblok hebben gezien, hoewel daartoe reeds in 1950 een besluit werd genomen, en dat de synode van Rotterdam-Delfshaven in het lidmaatschap van de G.O.S. evenmin een struikelblok heeft gezien, al heeft ze wel haar deputaten opgedragen de bespreking met de chr. geref. deputaten over de door de Chr. Geref. Kerken gevolgde koers terzake van het zoeken van contact met gereformeerde belijders te voltooien.
Vervolgens wordt in de brief kort uiteen gezet wat men in de deelname aan de I.C.C.C. en de G.O.S. ziet. Letterlijk staat er: „Ons lid worden van de G.O.S. ligt geheel in de lijn van het besluit onzer synode om contact te hebben met andere Geref. Kerken, in de vorm van correspondentie of contact. Hierin ligt niet wat uw synode beschouwt als een onschriftuurlijke en ongereformeerd oecumenistisch streven. Onze synode is van mening, dat onze belijdenis (o.a. art. 27-29 N.G.B.) het zoeken van contact met gereformeerde en andere bijbelgetrouwe kerken in binnen- en buitenland veroordeelt noch uitsluit.
Van ouds heeft men deze mogelijkheid van contact open gezien, reeds ten tijde van de reformatie. Het standpunt van de synode van Amersfoort-West 1967 kunnen wij helaas niet anders zien dan als een bevestiging van onze gedachte, dat bij u te eenzijdige nadruk wordt gelegd op het institutaire karakter van de kerk. Daarmee hangt samen een verabsoluteren van de vrijmaking en een exclusivistische houding ten opzichte van andere kerken. Het geen-gevolggeven aan het tweeledig appèl wordt bij voorbaat gezegd beëindiging van de jarenlange contactoefening te betekenen".
Vervolgens wordt opgemerkt, dat er in de verhouding tot elkander een sterk-sprekende verandering gekomen is. In de samenspreking was er bij de behandeling der verschillen op de duur een belangrijke mate van overeenstemming (1962). Nadien geven de stukken duidelijk een ontwikkeling in andere richting te zien. De synode spreekt haar diepe teleurstelling daarover uit.
Ook reageert de chr. geref. synode nog kort op een opmerking in de brief van Amersfoort-West. Deze had gezegd, dat het aan de chr. geref. synode duidelijk kan zijn, dat de door de synode van Apeldoorn genoemde „bepaalde gebeurtenissen" in onze kerken verband houden met de strijd voor de bewaring van het Woord van God en de handhaving van de belijdenis, die op dat Woord gegrond is. Het antwoord is, dat onze synode met geen woord repte over de vergaande verdeeldheid, en dat te vrezen is, dat de liefde te veel ontbreekt.
Ook sprak de chr. geref. synode de hoop uit, dat onze synode zal besluiten nieuwe deputaten voor samenspreking te benoemen. Dit gaat gepaard met een dringend beroep op onze synode.
Besluit en brief van de chr. geref. synode zijn een ontwijkend antwoord.
Er is door onze synode gevraagd om bondige besluiten, terzake van de beide herhaaldelijk genoemde verschillen-complexen.
Het eerste verschil betreft de toeëigening des heils. Onze synode zei: uit de samensprekingsrapporten is niet gebleken, dat het verschil niet ligt binnen het raam van de belijdenis. Als u er anders over denkt, wijst u ons dan uit de Schrift en belijdenis aan, dat het buiten dit raam ligt. Wat is nu het antwoord? Het is een wezenlijk verschil, maar het is een taak voor wederzijdse deputaten dit uiteen te zetten. Hetzelfde geldt ook van het verschil over de hantering van het gereformeerd belijden omtrent de kerk. Wel is op dit punt, naar aanleiding van de kritiek op de deelname aan I.C.C.C. en G.O.S., iets meer gezegd: de belijdenis veroordeelt niet en sluit niet uit, het zoeken van contact met gereformeerde en andere bijbelgetrouwe kerken in binnen- en buitenland. Maar ook dit is een ontwijkend antwoord. Het ging om concrete bezwaren tegen niet maar contact zoeken doch daadwerkelijk meedoen met bepaalde kerken. We komen op dit onderdeel van de chr. geref. uitspraak nog terug. Er is echter nóg meer gezegd terzake van het tweede verschil. Bij ons wordt te eenzijdig nadruk gelegd op het institutaire karakter van de kerk, waarmee samenhangt een verabsoluteren van de vrijmaking en een exclusivistische houding ten opzichte van andere kerken, getuige b.v. de reeds uitgesproken consequentie van verbreking van het contact met de Chr. Geref. Kerken. Maar een uiteenzetting ter verduidelijking hoe men aan dit oordeel komt, wordt blijkbaar aan de deputaten overgelaten.
De ontwijking in het antwoord van de chr. geref. synode is niet vreemd. Het is een methode, die al jaren lang gevolgd wordt. We noemen enkele momenten uit de geschiedenis.
Van 1951 tot 1958 zijn er geen deputatensamensprekingen geweest. Dit hield verband met een brief van de chr. geref. deputaten aan de onze, waarin zij gevolg geven aan een toezegging, met het oog op onze synode van 1951 in enkele punten mee te delen hoe zij de stand van zaken zagen en hoe de houding in de toekomst diende te zijn. Ze noemden diverse verschijnselen bij ons, die voor hen bewijs waren, dat de kerken wederzijds nog niet rijp waren om in één kerkverband samen te leven. Het zat met name vast op de plaatselijke verhoudingen. Kort samengevat waren het toen al de twee verschillen-complexen, die de chr. geref. synode van 1962 genoemd heeft. Wat de toekomst betreft, zagen ze drie wegen: bestaande deputatencontacten aanhouden, opwekken tot plaatselijke kerkeraads-contacten, en openhartige voorlichting over de bezwaren in rapportering aan de wederzijdse synoden. De chr. geref. deputaten wensten voorlopig geen publicatie van hun brief en van het antwoord, dat onze deputaten daarop gegeven hadden. Onze synode van 1951 wendde zich daarop rechtstreeks tot de chr. geref. synode met de bedoeling, dat deze deputaten zou benoemen om een vereniging voor te bereiden.
Reeds toen was de lijn te zien, dat van chr. geref. zijde zware nadruk wordt gelegd op deputaten-werk, zonder dat het komt tot een bondige uiteenzetting van bezwaren in confrontatie met hetgeen als op de Schrift gegrond geloof in de confessie is vastgelegd.
In 1958 besloot onze synode te voldoen aan het verzoek van de chr. geref. synode van 1956 deputaten te benoemen om met de chr. geref. deputaten al die zaken te bespreken, die de verhouding tussen de kerken raken, opdat die verhouding duidelijk zou worden en beide kerkengroepen een verantwoorde beslissing zouden kunnen nemen. Dit laatste is een belangrijke bepaling. Er moesten bondige uitspraken kunnen komen over de verhouding. De synode was daarbij van oordeel, dat deputaten-samenspreking geen doorgang mocht verlenen aan een oecumenistische geest, die wel naar vele zijden wil spreken, doch dit zonder ernstige vereniging te zoeken op de basis van Schrift en belijdenis en die alleen.
Daarop zijn jarenlange samensprekingen gevolgd. De chr. geref. deputaten bleken een uitvoerig program van samensprekingspunten noodzakelijk te achten.
Onze synode van 1961 was van oordeel, dat onze deputaten terecht gesteld hadden, dat de verhouding wel zó duidelijk die van kerken van eenzelfde belijdenis is, dat zij het goddelijke roeping achten, dat de kerken aanstonds pogen tot eenheid van samenleven te komen. Maar omdat dit nog niet door de chr. geref. deputaten beaamd kon worden en het samensprekingsprogram nog niet geheel voltooid was, werd afronding van de bespreking billijk geacht, opdat ook de Chr. Geref. Kerken tot een verantwoorde uitspraak in dezen kunnen komen. Men ziet in dit laatste de doelstelling van het besluit tot samenspreking in 1958 doorwerken.
De chr. geref. synode van 1962 verklaarde daarop, dat onze kerken zich in alles willen stellen op de grondslag van Gods heilig Woord en de gereformeerde belijdenis en dat het daarom roeping is te staan naar eenheid, maar er werd tegelijk vastgesteld, dat er verschillen waren gebleken, en de deputaten kregen de opdracht met de onze wegen te zoeken, die tot wegneming daarvan zouden kunnen leiden.
Onze synode van 1961 had verzocht voor het geval de chr. geref. synode ontkennend zou antwoorden op de vraag of zij zich gesteld zag voor de eis in eenheid van samenleven Gods Woord te bewaren, aan onze deputaten mee te delen, welke de gronden daarvoor zouden zijn. Nu heeft de chr. geref. synode van 1962 wel gezegd: het is roeping te staan naar eenheid, maar toen zij verschillen noemde, die zouden moeten worden weggenomen, heeft zij geen opdracht gegeven aan haar deputaten de gronden daarvoor te noemen. De methode was anders. Deputaten-overleg moest het doen zonder duidelijke vastlegging van bezwaren. Men wilde niet de weg van eigen bondige formulering opgaan maar hoopte iets te bereiken via de deputaten. Het komt hierop neer, dat onze deputaten zouden trachten uitspraken te krijgen op synode-niveau, die op de plaatselijke toestanden een dusdanige uitwerking zouden krijgen, dat daardoor de chr. geref. bezwaren zouden vervallen.
Onze synode van Rotterdam-Delfshaven vroeg aan de volgende chr. geref. synode, zo zij het wegnemen van bepaalde verschillen als een noodzakelijke voorwaarde zou blijven stellen, aan te geven: op welke grond deze verschillen als een beletsel moeten gelden, daar toch de roeping tot eenheid was erkend. Het antwoord daarop was weer ontwijkend. Wel werd gezegd, dat de verschillen raken de bediening des Woords en de tuchtoefening in de kerken en dat daarom de verschillen moeten worden weggenomen. Weer is te zien, dat een synode daar niets bondig vaststelt. Vervolgens hebben onze deputaten aan de chr. geref. deputaten gevraagd de verschillen zo te willen uiteenzetten, dat het duidelijk wordt waarom kerken, die bij Gods Woord' en belijdenis leven, wel moeten uitspreken dat deze een beletsel vormen. Ook hebben ze gevraagd te willen aanwijzen wat er veranderd dient te worden. Komt soms in de kerkelijke praktijk de belijdenis niet tot haar recht?
De chr. geref. deputaten hebben geweigerd dit schriftelijk te doen. In 1951 hebben zij een keer hun gevoelen op papier gezet. Ze zouden dit niet weer doen. Ze waren bezorgd, dat de verhouding zou worden gefixeerd op deputaten-niveau, terwijl hun mening nog niet die van de kerken is.
Dezelfde methode is ook toegepast in de samenspreking met de „synodale kerken". „De Wekker" vermeldt in haar synodeverslag, dat de deputaten van deze kerken hadden voorgesteld een gemeenschappelijk rapport op te stellen. „Het werd duidelijk dat deze deputaten een uiteenzetting van de standpunten wilden op de wijze waarop een openbaar debat verloopt: ieder krijgt twee rondes. Onze deputaten maakten hiertegen bezwaar „omdat we dan een fixatie zouden krijgen van onze verschillen, waaraan onwillekeurig officiële betekenis wordt toegekend". Onze verhouding als kerken wordt op deze wijze „vastgesteld", hetgeen niet dienstig is voor de toekomst van de kerken".
Het bovenstaande is voldoende om te weten wat er in zit, nu de chr. geref. synode van Hilversum erop aangedrongen heeft toch weer deputaten te benoemen. Het zou de methode der ontwijking tegemoet komen.

We hebben geen behoefte om het besluit van onze Synode te verdedigen. Hoe moeten we de methode noemen die de Synode van de Geref. Kerken (Vrijgemaakt) volgt t.a.v. onze kerken?
Ds Bruin vervolgt zijn artikelen. Er zal in de komende maanden nog gelegenheid genoeg zijn om op onze verhouding tot deze kerken terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Een ontwijkend antwoord (Antwoord aan de Geref. Kerken Vrijgemaakt 1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1969

De Wekker | 8 Pagina's