Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat beïnvloedt de preek? (11, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat beïnvloedt de preek? (11, slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tijd en taal
Nu ik deze serie artt. besluit, niet omdat de stof uitgeput is, maar omreden een serie niet te lang moet worden, denken wij tenslotte aan een paar zaken, die ook op hun wijze de prediking beïnvloed hebben en dat telkens nog doen. Het zijn de tijd en de taal.
Ook de preek, die door de eeuwen heen het Woord Gods verkondigd heeft, heeft de invloed ondergaan van de tijd, waarin zij gehouden werd. Wie in de gelegenheid is om preken, die door de eeuwen heen gehouden zijn, met elkaar te vergelijken, zal de invloed van de tijd duidelijk bemerken. De prediker en de kerkmens zijn, hoezeer zij zich meestal kritisch opstellen ten aanzien van de tijd, waarin zij leven, toch telkens mensen van hun tijd. Dat is ook juist; de Here gaat met Zijn Woord in elke tijd in. Wie de profeten leest en de Brieven van het N. Testament bemerkt dat deze midden in de tijd staan, waarin zij gesproken en geschreven zijn. Hetzelfde stempel, mag, ja moet de preek vandaag ook dragen.
Misschien kunnen we wat ik bedoel het best benaderen met enkele karakteristieke aanduidingen.
De preek zal veelal bij de tijd zijn. Daarmede is gezegd dat zij aan de mensen van de eigen tijd het Woord Gods brengt. De waarheid Gods is geen tijdloze zaak, los van het leven van elke dag, in de tijd, waarin wij leven. Het is dwaas in de preek het zó voor te stellen dat het ideaal voor de christen zou zijn te leven in een ver verleden, waar hij met de vele vragen van vandaag niets van doen zou hebben. Zo'n eiland van het verleden is er trouwens niet. De prediking, die het voorstelt alsof er bij het Woord Gods en de beleving daarvan een heel andere wereld hoort dan die van 1969, geeft de indruk dat het evangelie een antieke zaak is, waar men eigenlijk in deze tijd niets mee aanvangen kan. Die preken hebben het meest aangesproken, die er blijk van gaven, de mens van de tijd, waarin zij werden uitgesproken te kennen en te kunnen benaderen. Niet dat de mens van de tijd en in zijn tijd de inhoud van de preek vormt en elk ogenblik deze mens genoemd wordt. Het Woord wordt bediend in zijn veelzijdigheid, maar aan de mens die daar op dat moment in de kerk zit en zoals hij daar zit. Het gaat in de preek niet over een mens, noch minder over „de" mens —die bestaat nergens — maar over de mens van nu, in elke tijd. Zo zal op een bepaalde wijze de preek beïnvloed worden door de tijd en dat maakt haar tot de eeuwige boodschap aan de mens van nú.
Een andere trek is dat de preek in de tijd staat. Wie preken van b.v. Luther en Calvijn leest, bemerkt dat zij midden in hun tijd staan. Men hoort er de worsteling in om de kerk vrij te maken van alle vreemde heerschappij en haar te brengen onder de heerschappij van haar enige Koning en Here, Jezus Christus. Zo heeft elke tijd haar eigen accenten, die in de preek doorklinken en er in meespreken en haar beïnvloeden.
Het is nu eenmaal zo dat in elke tijd bepaalde zijden van de eeuwige waarheid naar voren treden. Dit hangt samen met de ontwikkeling van de geschiedenis of ook met de tegenstand, die de waarheid Gods in een bepaalde tijd ondervindt of de vervalsing, die deze ondergaat. Men kan enerzijds zeggen dat het telkens om dezelfde strijd gaat en om dezelfde noden, maar anderzijds is toch ook waar dat deze in elke tijd op een eigen wijze naar voren komen en er de noodzaak is, om in die bepaalde tijd, in verband met deze wisseling, het Woord te bedienen.
Dan wijs ik er op dat ook gezegd kan worden dat de prediking beïnvloed wordt door het feit dat zij boven de tijd staat.
Er is in de ambtelijke dienst des Woords altijd een stem van tegenover de gemeente. De preek benadert van God en zijn openbaring uit, altijd weer de mens in het algemeen maar ook de gemeente in het bijzonder. Zij worden onder kritiek gesteld. God de Here spreekt hen aan en spreekt hen aan in de tijd, waarin zij leven. In veel gevallen zal daarom de preek dwars op de tijd staan, omdat zij over zaken spreekt, die de mens niet kan en niet wil verstaan. De goddeloze mens niet, maar evenmin de vrome en eigengerechtige mens.
Men stelt het vandaag nogal eens zó voor dat de preek antwoord moet geven op de vragen van de mens van nu. Daarbij heeft het dan de schijn dat de mens van vandaag een grootheid is, die op zijn wenken bediend moet worden en als dat niet gebeurt dan het recht heeft ontevreden te zijn. De zaken liggen echter nog wel wat anders. God stelt in Zijn openbaring zaken aan de orde, die de mens uit zichzelf niet op de agenda van zijn leven zet, ja waarvan hij eigenlijk niets moet hebben. Net als de openbaring zelf breekt de preek van boven af in het leven van de zondaar in — en die zit ook in de kerk — om daar ruimte te maken voor Gods werk en ons te leren de dingen niet bij eigen licht — dat duisternis is — te zien en te beoordelen.
Men zou dit het ontdekkend element in de prediking kunnen noemen. Het gaat er dan niet om hoe men het gaarne heeft maar wat men nodig heeft te weten.
Dit kritische element van de prediking is nodig ten aanzien van de enkele mens in de gemeente in zijn verhouding tot God, maar ook in bredere zin wat de in een bepaalde tijd en op een bepaalde wijze aan de orde zijn van de diepste levensvragen betreft.
De preek dient dan te doen zien om welke vragen het eigenlijk ten laatste gaat, op welke wijze deze gesteld dienen te worden, en waar en op welke wijze hun oplossing gevonden wordt.
Het moet wel duidelijk zijn dat men hier met het slaken van kreten en het doen van algemene beweringen niet klaar komt. De zaken zelf dienen doorlicht te worden op zijn tijd en op een wijze, die de gemeente verstaat en waardoor zij werkelijk inzicht bekomt ook in de tijd, waarin zij leeft.
Zo zal ook de tijd de prediking prikkelen om uit de schat van het Woord oude en nieuwe dingen te voorschijn te brengen. Zo zal de gemeente geworteld, gebouwd, maar ook toegerust kunnen worden tot het dragen van de wapenrusting.
In het verlengde van de betekenis die de tijd voor de preek heeft, ligt ook de invloed van de taal. Elke tijd heeft ook zijn eigen wijze van spreken. Wie preekt kan uiteraard niet buiten het gebruik van de taal. Zij is het betekenisvolle instrument dat ook in de prediking bespeeld wordt. Nu is er verschillend taalgebruik en het is maar de vraag wat voor de preek het meest geëigend is, zal de boodschap, die overgebracht wil worden, zijn doel kunnen bereiken. Dat daarbij de taal van betekenis is zal niemand willen betwisten. Een duidelijk teken voor de bedoeling van het overbrengen van de boodschap des heils is altijd nog de Pinksterdag, waar het nieuwe geopenbaarde heil niet verkondigd werd in de taal van de Synagoge — het Hebreeuws — maar in de taal, waarin de buitenlandse Joden, die op het Pinksterfeest in Jeruzalem waren, dagelijks hun zaken deden, de taal (dialect) van het gebied waar zij vertoefden. Heel iets vreemds voor hen: heilige zaken verkondigd in de huis- tuin- en keukentaai. God zoekt de mens in zijn gewone leven met Zijn zeer bijzondere evangelie. Hij wil niet misverstaan worden.
Altijd wil de openbaring Gods aan de gevallen mens in de taal overgebracht worden. En deze openbaring spreekt over zeer bijzondere zaken; over zonde, genade, verzoening, toorn, vloek, behoudenis enz. enz. Daar kan niet iets anders voor in de plaats gezegd worden zonder de boodschap als zodanig tekort te doen. Het is daarom bij de preek de vraag in hoeverre deze zich kan aanpassen bij de taalwisseling door de tijden heen.
Moet er op de preekstoel een heel ouderwetse taal gesproken worden? Een heel eigen breedsprakige taal vol overdreven bijvoegelijke naamwoorden en tweede naamvallen? Een taal vol oratorische wendingen en woorden en beelden, die wij in het dagelijkse leven niet gebruiken? Dit is zeker niet de betekenis van wat ik boven uit Hand. 2 naar voren bracht.
En wanneer dit alles dan ook nog gedaan wordt met de, terecht, berucht geworden preektoon, waarin de persoon van de prediker onberekenbaar verborgen ging, dan beïnvloedt de taal op belemmerende wijze de boodschap.
Er heeft zich — ik meen terecht — een grote vereenvoudiging ten opzichte van de preektaal voltrokken.
Het is uiteraard niet zo dat de eerste de beste, die de kerk zou binnenkomen, zal kunnen begrijpen waarover het gaat. Deze uitzonderlijke eis mag men aan de preektaal niet stellen. Immers er wordt gesproken over de zeer bijzondere werkelijkheden, waarover de openbaring Gods spreekt.
De kerk spreekt nu eenmaal haar eigen taal omdat zij het van God geopenbaarde vertolkt en daarin wil onderwijzen.
En zij doet dit niet hoogdravend, niet ruw en plat, niet in het jargon van de nozems maar in een taal, die in overeenstemming is met de waardigheid, de ernst en het eeuwigheidskarakter van de boodschap.
Zo mogen tijd en taal niet de boodschap maar wel de vertolking er van op eigen wijze beïnvloeden.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Wat beïnvloedt de preek? (11, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1969

De Wekker | 8 Pagina's