Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse leerregels (X)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse leerregels (X)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kritiek en waardering
In een niet lang geleden verschenen dissertatie lezen wij: „De Leerregels van de Synode van Dordrecht — 1618/19 — staan hoog genoteerd bij de Geref. Bond in de Herv. kerk, bij de Chr. Geref. kerken en bij de Geref. Gemeenten. Laten we maar zeggen, dat ze het meest gewaardeerd worden door bevindelijk georiënteerde gereformeerde Christenen hier te lande. Veel geringer is de waardering in de Geref. kerken, bij Confessionelen in de Herv. kerk en bij hen, die daar aan Kohlbrugge en Barth georiënteerd zijn" (J. de Boer, De verzegeling met de Heilige Geest volgens de opvatting van de Nadere Reformatie, 1968).
Er is inderdaad een opvallend verschil in waardering. Maar zou het al of niet bevindelijk georiënteerd zijn daar de verklaring van zijn?
Hoe komt het dan, dat in de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) in de regel zeer positief gesproken wordt over de Leerregels? In „Van Dordt tot Dordt" (1969) vindt men behalve een historische schets de redevoeringen die de hoogleraren dr. L. Doekes en J. Kamphuis bij een herdenking van de Nationale Synode gehouden hebben. Prof. Doekes noemde de confessie van Dordrecht een symbool, een herkenningsteken van de gereformeerde kerken die het Woord Gods ongeschonden willen bewaren tot de jongste dag. „De confessie van Dordrecht is ónze belijdenis".
Deze overtuiging leeft ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken. De zaak is voor ons niet, dat onze eigen gedachten door de Dordtse vaderen onder woorden gebracht zijn, maar dat wij geloven dat de artikelen van de leer van Dordrecht „in alles met Gods Woord overeenkomen" (Openlijke verklaring volgens art. 50 K.O.).
In het gegeven citaat treffen wij de namen van Kohlbrugge en Barth aan. Beiden hadden kritiek, maar Kohlbrugge is Barth niet!
Van Kohlbrugge zijn de overbekende woorden, dat men Arminius in de ribben had moeten aanpakken. Hij schreef aan een van zijn vrienden; „En waarom heeft men zich laten verschalken en afbrengen van de justitia Christi tot de praedestinatie, waardoor de Synode van 1618 zulk een ongelukkige houding heeft verkregen, moetende de Remonstranten uitwerpen, waar zij met de prediking der justitia Dei et Christi (gerechtigheid van God en Christus) de Remonstranten op de loop gejaagd zou hebben, en veler monden voor het toekomende gestopt waren geweest".
Kohlbrugge had geen moeite met de uitverkiezing, maar hij was altijd bezorgd dat de leer van de rechtvaardiging door het geloof tekort zou komen. In deze brief aan Van Heumen liet hij zich veel te veel gaan. Is het wel juist, dat men zich daar zo sterk op beroept?
Had de Nationale Synode van Dordrecht werkelijk kunnen blijven staan bij de leer van de rechtvaardiging? De rechtvaardiging door het geloof werd door de Remonstranten niet bestreden. Zij maakten van het geloof echter een conditie.
Terwille van de reformatorische rechtvaardigingsleer moest in Dordrecht uitgesproken worden, dat het ware geloof gave van God en vrucht van de verkiezing is.
Veel ingrijpender is de kritiek van Barth. Hij achtte een totale revisie van het dogma van de uitverkiezing noodzakelijk, omdat het een ernstige verminking zou zijn van de bijbelse boodschap om te leren, dat niet alle mensen in Christus verkoren zijn.
De verkiezingsleer van Barth is universalistisch evenals zijn leer van de verzoening: alle mensen verkoren en verzoend.
In de Leerregels wordt daarentegen beleden, dat Christus hen allen en hen alleen krachtig verlost, die van eeuwigheid tot de zaligheid verkoren en Hem door de Vader gegeven zijn.
De invloed van Karl Barth is bij velen merkbaar. Dat blijkt b.v. uit een rapport dat samengesteld is op verzoek van de commissie tot de zaken der Remonstrantse Broederschap en van de Generale Synode van de Ned. Herv. Kerk. Vijf remonstrantse en vijf hervormde theologen zijn er de auteurs van. Het draagt de titel: „Enige aspecten van de leer der uitverkiezing" (1966).
Wat bracht Hervormden en Remonstranten zo tot elkaar, dat zij een gemeenschappelijke opvatting hebben van de uitverkiezing, terwijl het grote conflict niet het minst hierop betrekking had? Tot op zekere hoogte een nieuwe exegese en een nieuwe denkwijze. Maar vooral de theologie van Karl Barth!
Zo is het te verklaren, dat de Hervormden zich distantiëren van de Dordtse Leerregels, die een voorbehoud zouden maken ten aanzien van de vrijheid van Gods wereldwijde genade, en de Remonstranten van de Remonstrantie vanwege het voorbehoud ten aanzien van de macht van Gods wereldwijde genade.
Meer dan eens is het, of wij Karl Barth zelf horen: „Daarom kan men niet in Christus geloven en in de verwerping van mensen. Sinds Jezus Christus de verwerping zichzelf toedacht en ons deel gaf aan zijn verkiezing, moet het geloof zeggen, dat daarmee de mens in zijn neen tegen God ten diepste onmachtig is geworden".
Ook theologen die men beslist niet als volgelingen van Barth kan beschouwen, weten niet goed raad met de Dordtse Leerregels.
In de Gereformeerde Kerken is thans de vraag aan de orde, of de binding aan de belijdenis niet te strak is. Mag men met dr. G.C. Berkouwer onderscheid maken tussen kader en grondmotief van de Leerregels? Wat hij tot het kader wil rekenen dat men zou kunnen loslaten, maakt deel uit van „de rechtzinnige leer van verkiezing en verwerping"!
Niet zelden wordt tegen de gereformeerde leer van de predestinatie het bezwaar ingebracht, dat de prediking van het evangelie er door belemmerd wordt.
Men mag de Leerregels echter niet ten laste leggen, dat zij afbreuk doen aan de betekenis van de prediking. Wat in Hoofdst. III/IV, 8 staat, is duidelijk genoeg: Doch zovelen als er door het evangelie geroepen worden, die worden ernstig geroepen. Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen.
Tegenover de kritiek op de Dordtse Leerregels staat de waardering, tegenover de afwijzing de aanvaarding.
Onder de titel „Crisis in the Reformed Churches" verscheen in 1968 een werk, waarin de Nationale Synode van Dordrecht wordt herdacht. De meeste auteurs behoren tot de Christian Reformed Church. Dr. F.H. Klooster, hoogleraar aan Calvin Seminary te Grand Rapids, schrijft een artikel over de dogmatische uitspraken van Dordrecht. Hij wil openlijk dankbaar erkennen, dat het luisteren naar het Woord van God hem ertoe brengt om van heler harte met de Canones van Dordrecht in te stemmen.
Daar gaat het om. De kerk vraagt niet slechts waardering voor haar confessie. Zij vraagt onze hartelijke instemming met wat zij belijdt.

Van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Dordtse leerregels (X)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1969

De Wekker | 8 Pagina's