Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spaar de organist (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spaar de organist (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al geruime tijd ligt op mijn bureau het jaarboek 1969 van onze Kerken. Uit dat boekje steekt een papiertje bij een bijdrage, die onze Santpoortse organist (thans dr.) A. Ruiter er in schreef over „Het orgel in de eredienst".

Die bijdrage is terecht geprezen in onze kerkelijke pers. Er staan uitstekende suggesties in over de wijze van begeleiding van de gemeentezang, de eisen waaraan een orgel moet voldoen, de plaats van het orgel — ik ben het er allemaal hartelijk mee eens. En toch ligt het artikel mij niet lekker op de maag.
Wanneer het gaat over de organist, dan worden enkele gerechtvaardigde vermaningen uitgedeeld: hij moet niet gezwollen en overdadig harmoniseren, zijn voorspelen moeten kort zijn, hij moet tussenspelen vermijden, hij moet in de maat spelen enz. Dat alles is volkomen juist. Echter, de conclusie ontbreekt.
Ik stel mij voor, dat vele predikanten en gemeenteleden na lezing zullen denken: laat onze organist dat nu eens in zijn zak steken. Daarentegen zou ik willen zeggen: laten de kerkeraden dat nu eens in hun zak steken.
Voor die gesmade organist, die zijn primitieve muzikaliteit zit uit te leven op zijn orgel — die geen maatgevoel heeft — die het pedaalspel niet beheerst — die zichzelf zo graag hoort — die over de alleszins Christelijke deugd beschikt, dat zijn rechterhand vaak niet weet wat zijn linkerhand uitvoert — voor die organist wil ik het opnemen. Want waaraan zou men het recht mogen ontlenen hem te becritiseren?
Stelt U zich het volgende voor. Een gemeente zit zonder predikant. Onder de gemeenteleden bevinden zich enkele van de tongriem gesnedenen, die weliswaar geen woord Hebreeuws of Grieks, zelfs nauwelijks Nederlands kennen, maar in staat en bereid zijn over elke tekst een gemoedelijk babbeltje te houden. Uit deze babbelaars kiest de gemeente een predikant en men vraagt hem elke Zondag over een tekst die hem vlak voor de dienst zal worden medegedeeld, een causerie te houden. Evenals men voor de dienst verwacht dat „het orgel speelt", zo verwacht men tijdens de dienst slechts dat „de kansel preekt". Aan wàt er wordt gezegd, worden geen eisen gesteld. Over honorering wordt uiteraard niet gerept: de verkozene praat graag en zijn talenten behoort hij gratis ter beschikking te stellen. Ouderlingen en diakenen worden tenslotte ook niet gehonoreerd.
Als men nu na verloop van tijd zou opmerken, dat de man te veel kletst, niet aan een eind weet te komen, aan verschillende teksten steeds dezelfde preek ophangt, moet men dat dan de man verwijten? Hij doet zijn best en meer is nooit van hem gevraagd. Of moet men de gemeente verwijten, dat zij aan de benoeming geen eisen heeft verbonden? Zij heeft geen wetenschappelijke opleiding gevraagd en uit de vele liefhebbers de vlotste prater gekozen. Mij dunkt, dat de critiek zich moet richten op de gemeente, die uit gemakzucht, ongeïnteresseerdheid en zuinigheid met wat zich aandiende, genoegen nam.
Met het meerendeel onzer organisten is het niet anders gesteld. In de gemeente is altijd wel iemand te vinden die thuis zo aardig op een harmonium speelt. Eisen worden aan hem niet gesteld. Vaak is de enige richtlijn die hij meekrijgt, dat hij de boel niet kapot moet maken. Het orgel kost toch al zo veel!
De — niet zelden dank zij relaties met een kerkeraadslid — uitverkorene kan nu zijn gang gaan, Hij is eigen baas geworden. Werkelijk muzikale scholing is nooit van hem verlangd en men behoort van deze kikker nu geen veren te willen plukken. Het niet gezwollen en niet overdadig harmoniseren, het maken van korte voorspelen over psalmen die men vijf minuten van tevoren heeft opgekregen, het spelen in een strakke maat, kortom, het bespelen van een kerkorgel in de dienst des Heeren vereist een langdurige en zware studie. Goed orgelspel berust slechts voor hoogstens 10% op muzikaliteit, maar voor meer dan 90% op techniek. En die waait een organist niet aan.
Een organistenstudie is een kostbare zaak, die weinig rendement afwerpt, tenzij men zelf weer leerlingen kan gaan opleiden. Mag men nu vergen, dat een muzikaal „geëngageerd" — zo heet dat tegenwoordig — gemeentelid zulk een studie eigener beweging gaat ondernemen en daarvoor geen andere waardering krijgt dan een toespraakje in de Nieuwjaarspreek of, als de kerkeraad niet al te zuinig is, op zijn verjaardag een doos sigaren?
Mij dunkt, dat in onze Kerken een geheel andere aanpak dient te komen. Aan de organist dienen muzikale eisen te worden gesteld, vast te stellen door een commissie van werkelijk deskundigen — zoals men van de predikant een academische vorming verlangt. Tenminste moet het diploma van een organistenvereniging worden verlangd. Is er geen gegadigde, dan zou men nog eerder dienen te overwegen, het orgel in het geheel niet te laten bespelen (of geen orgel aan te schaffen) dan er een „liefhebber" achter te zetten. Neemt men zo'n „liefliebber" toch, dan rust de verantwoordelijkheid voor wat men dan te horen krijgt, bij de kerkeraad en valle men de organist niet lastig.
Maar wil men een werkelijke organist hebben, dan zal men over de brug moeten komen. Een eenvoudig orgel kost vandaag al tenminste ƒ 50.000,—. Als de gemeente dat voor haar psalmgezang over heeft, mag men verlangen, dat zij ook wat over heeft voor de bespeling van zulk een instrument. Zo niet, dan zal zij het zonder organist moeten stellen. Organisten zijn schaars en men zal ze dus moeten honoreren. Dat is gewoon een kwestie van vraag en aanbod. In tal van kerken geldt reeds lang een minimum honorering voor een gediplomeerde organist van ƒ 10,— per kerkdienst. Eerst dan kan men eisen stellen en verantwoord spel verlangen.
Elke vergelijking met anderen die hun arbeid voor en in de gemeente ook gratis verrichten, gaat hier mank. Van geen van die allen wordt een speciaal voor dat doel gevolgde opleiding verlangd. Laat men de kerk opschilderen door leden van de J.V., dan mag men niet mopperen, als men na maanden nog aan de bank blijft kleven. Maar vraagt men voor dat werk een gemeentelid, die schilder is, dan verwacht niemand, dat er geen rekening zal worden aangeboden.
Bovendien behoort de vraag, of de organist in staat en bereid is, alle door hem gemaakte kosten en moeiten voor de dienst des Heeren over te hebben, niet door de kerkeraad, maar door hemzelf te worden beantwoord. M.a.w. een bevestigende beantwoording van deze vraag dient niet te blijken uit het niet aanbieden, maar eventueel uit het niet aanvaarden van een honorering. Ik meen dus, dat Ruiter gelijk heeft met zijn critiek. Maar de conclusie die aan zijn verhaal ontbrak, kan geen andere dan deze zijn, dat de kerkeraden door geen eisen te stellen bij de benoeming, ook geen recht van critiek hebben en dat men moet beginnen met het verlangen van tenminste een organistendiploma. En daarvoor zal men moeten betalen. Zolang men geen eisen stelt en een organistenstudie niet door honorering stimuleert, moet men blij zijn, als er iemand is die aan het klavier zit te liefhebberen. En van zulk een geldt een variant op wat van de pianisten in het wilde Westen werd gezegd: schiet niet op de organist, hij doet zijn best.

Verplanke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1969

De Wekker | 8 Pagina's

Spaar de organist (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1969

De Wekker | 8 Pagina's