Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

J.C. Philpot, Leerredenen; 5e en 6e zestal, Uitgave G.J. v. Horssen te Barneveld. Prijs ƒ 15,— per deel, bij intekening op alle delen ƒ 13,95 per deel.
Weer een deel van de preken van Philpot. Formaat, band, druk en afwerking maken deze uitgave van Philpots preken tot een, die al zijn voorgangers overtreft.
Jammer dat een inhoudsopgave ontbreekt. In het 5e deel staat er een op het titelblad, maar in het 6e deel ontbreekt deze geheel. Dat maakt het gebruik van deze delen niet gemakkelijker.
Bij het verschijnen van de vorige delen heb ik breder bij deze preken stilgestaan. Het trof mij in deze delen dat Philpot nogal eens rekenschap geeft van zijn methode van Schriftgebruik en dus ook van zijn preken. Heel duidelijk doet hij dat op blz. 2 van deel 6 bij een preek over Jesaja 45:2, 3. Deze tekst is een belofte Gods voor Kores, de koning van Perzië, die het schijnbaar onoverwinnelijk Babel ten val zal brengen. Als Schriftkenner weet Philpot dit uiteraard heel goed en in enkele korte trekken wijdt hij daar ook aandacht aan.
Maar dan zegt hij: „Doch zouden deze woorden geen uitgebreide toepassing veroorloven? ... . Hebben wij dan geen sterkte in te nemen? geen stad van zaligheid te overwinnen enz. De preek is dan een gebruiken van alle woorden en onderdelen van de tekst om daaraan — op zichzelf zeer juiste — geestelijke zaken te verbinden. Bij voorkeur worden dan teksten gekozen, waarbij dat mogelijk is.
Bij een andere preek dl. 6 blz. 51 over Openb. 12:10, 11 onderscheidt Philpot tussen „een letterlijke of geschiedkundige en een geestelijke of bevindelijke uitleg". De eerste is veelal moeilijk, vooral in het laatste bijbelboek. En dan zegt de schrijver verder: „Maar tot de geestelijke en bevindelijke uitlegging draagt ieder kind van God, in meer of mindere mate, de sleutel in eigen boezem enz." Het gevaar van deze methode is dat vele gedeelten van Gods Woord alleen gezien worden als een beeldsprakige beschrijving van de toeëigening des heils.
De Schrift wil wel geestelijk verstaan worden maar zij moet niet altijd op de wijze, waarop Philpot dat bij bepaalde teksten doet, vergeestelijkt worden. Wel zegt Philpot dat het letterlijke en het geestelijke niet van elkaar los gemaakt mogen worden maar bij eerstgenoemde voorbeeld zegt hij dat hij zich verder onthoudt van de betekenis die het woord uit Jesaja heeft voor Kores „of het moest zijn tot opheldering der geestelijke beduidenis".
Hier dreigen gevaren dat de Schrift als Gods heilsopenbaring in het gedrang komt en alleen wordt openbaring over de toeëigening van het heil.
Wat dit laatste betreft geeft Philpot in zijn preken een overvloed van gedachten en dat maakt zijn preken aantrekkelijk voor hen, die daarnaar verlangen.
Men kan zich door deze preken in geestelijk opzicht verrijken en er troost in vinden, maar men dient de wijze van Schriftgebruik wel in het oog te houden.

Kremer


In de Rechte Straat — oktober nummer. Boulevard 11 te Velp.
In het oktober nummer van dit blad wordt veel aandacht besteed aan het vraagstuk van het verplichte priestercelibaat.
Een interessant nummer, dat opent met een vrouw, die spijt heeft dat ze een leven heeft opgebouwd met een ex-priester. „Vriendinnen, komt niet aan de priesters; zij behoren aan God. Vroeg of laat wint Hij toch". Maar er worden ook heel andere visies gegeven van protestantse ex-priestervrouwen.
Dit maandblad voor het getuigend gesprek met Rome neemt een eigen plaats in onder de maandbladen. Het wordt goed geredigeerd. De redacteur, ds. H.J. Hegger, weet een aantrekkelijke en lezenswaardige inhoud samen te stellen. Hartelijk aanbevolen.

J.H.V.


Eva, door Weija Bergman, N.V. Gebr. Zomer & Keunings Uitgeversmij te Wageningen. Prijs ƒ 7,20, voor abonnees op de Spiegelserie ƒ 3,60.
Deze eersteling van de schrijfster is een goed vertelde roman. Bob Lensing geeft aanvankelijk niet veel om Eva Bond, maar langzamerhand ontdekt hij eigenschappen in haar, die hij nodig heeft. Eva wordt alles voor hem. Intussen maakt Bob ook een geestelijk proces door en het boek eindigt met zijn verkiezing tot jeugdouderling in de kerk. Het boek heeft uitstekende gedeelten, maar doet soms iets overdreven en onnatuurlijk aan.

O.


Goede moed, dagkalender 1970. Uitgave D.J. van Brummen te Dordrecht en N.V. Periodiekenpers te Apeldoorn. Prijs ƒ 3,95.
Het bekende groene boekje verscheen opnieuw. Ditmaal werkten mee de predikanten Brons, Eerland, Ribbers, van Smeden, J.H. Velema, Verhage en Vlietstra. Voor elke dag een schriftgedeelte en een meditatie. We wensen er velen zegen door. Enige foto's verfraaien het geheel.

O.


Een ingezetene van Apeldoorn, door ds. J.F. Berkel, omvang 151 pagina's, met 31 foto's. Uitgave van N.V. Uitgeversmij De Graafschap te Aalten en T. Wever te Franeker, paperback. Prijs ƒ 7,50.
In dit boek vertelt de Apeldoornse ds. Berkel, die hofprediker was van koningin Wilhelmina, over het haar zo geliefde paleis Het Loo en zijn vele kontakten met haar gedurende het veertienjarig verblijf in Apeldoorn na haar troonsafstand. Het is een zeer lezenswaardig boek geworden, waarin die bladzijden een hoogtepunt vormen, die ons de koningin doen zien in haar geloofsleven, in haar kerkelijk meeleven als gewoon gemeentelid, in haar bewogenheid met het leed van anderen en in haar intense belangstelling voor geestelijke vragen en de eenheid van alle gelovigen. De titel, een ingezetene van Apeldoorn, zoals de koningin zich zelf eenmaal noemde, is goed gekozen. Ze wilde een gewone vrouw zijn, maar was in alles bijzonder.

O.


JUS DIVINUM, The Westminster Assembly and the Divine Right of Church Government, door J.R. de Witt. Uitgave van J.H. Kok N.V. te Kampen 1969. Prijs ƒ 14,75.
J.R. de Witt promoveerde op deze studie aan de theologische academie uitgaande van de Johannes Calvijn stichting te Kampen tot doctor in de godgeleerdheid. Het onderwerp van de studie betreft een gegeven van het kerkrecht, n.l. de vraag naar het goddelijk recht der kerk. De studie geeft van de vragen, die in betrekking tot deze zaak gesteld kunnen worden niet een systematische, maar een historische behandeling. Dit laatste dan nog weer in beperkte zin, omdat de schrijver vooral zijn aandacht richtte op de Westminstersynode alwaar over het goddelijk recht der kerk werd gehandeld.
In drie delen is de studie verdeeld. Het eerste deel handelt over de synode als zodanig. De achtergronden en de bijeenroeping van de vergadering worden in dit deel beschreven. Het tweede deel geeft een overzicht van de tijdens de vergadering openbaar komende controvers tussen presbyterianen en independenten.
De vraag was in geding wat men moest verstaan onder de kerkelijke macht en bij wie deze macht dient te berusten. Vanzelfsprekend komen daarbij de ambten in de kerk ter sprake, n.l. het ambt van herder en leraar, dat van de regeerouderling en dat der diakenen. Van groot belang zijn de besprekingen die ter synode gewijd werden aan het presbyteraat. Het derde deel geeft een overzicht van de meningsverschillen tussen de presbyterianen en de erastianen, zoals deze duidelijk zich aftekenden in verband met de vragen rondom de kerkelijke censuur en de excommunicatie. In dit laatste deel is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan het eigenlijke onderwerp van de dissertatie: het goddelijk recht van de kerkregering. In een vijftal bladzijden wordt een samenvatting gegeven.
De waarde van deze studie is gelegen in het feit, dat men hier de weergave vindt van de afsluiting ener ontwikkeling, die in feite reeds sedert het begin van de Reformatie in Engeland zich aftekende.
De puriteinse beweging is in haar massieve eis van een regering van de kerk naar het Woord van God niet te verstaan, wanneer men uit het oog verliest, dat van méétaf het pleit werd gevoerd voor een gouvernement van de kerk „according to the Word of God". In zekere zin vindt men op de Westminstersynode een bepaalde afsluiting van deze ontwikkeling.
Toch liet m.i. de schrijver na op een eenvoudige en duidelijke wijze een samenvatting te geven, waarin het begrip „Jus divinum" in al zijn concreetheid voor ons kwam te staan.
Dat is te betreuren. Te meer, omdat in de hedendaagse theologische discussie over het begrip „goddelijk recht" der kerkregering èn in de practische situatie van het gereformeerd protestantisme juist ten aanzien van deze zaak grote onduidelijkheid heerst. Dit neemt echter niet weg, dat men bij een bestudering van de laatste grote gereformeerde synode dit werk niet kan missen, en dat ook bij het onderzoek naar wezen en inhoud van het begrip „jus divinum" in het kerkrecht de dissertatie van J.R. de Witt van groot nut kan zijn.

W. van 't Spijker

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1969

De Wekker | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1969

De Wekker | 12 Pagina's