Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Getuigen van de Opstanding (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getuigen van de Opstanding (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De apostelen
Als bijzondere getuigen van Zijn opstanding heeft Christus al zijn apostelen aangesteld.
Dat heeft Hij gedaan, toen Hij op de avond van Zijn opstandingsdag verscheen aan Zijn discipelenkring.
Jammer, dat Thomas er toen niet bij was. Maar een week later heeft Jezus zich opnieuw aan Zijn discipelen geopenbaard en toen was Thomas er ook bij. En Thomas mocht toen zelfs de lidtekenen, die nog van Zijn kruislijden in Zijn lichaam aanwezig waren, met zijn eigen vingers betasten. Als hij maar geloven zou! (Joh. 20:27), Want allen moesten ze getuigen zijn van Jezus' werkelijke opstanding. Petrus, Thomas en al de anderen.
Jezus heeft toen aan Zijn discipelen nog weer eens duidelijk uitgelegd, dat Hij als de Christus moest lijden en sterven, maar ook weer opstaan. Dat was geheel naar de Schriften. Want zo stond geschreven in de wet en de profeten en de psalmen. Dat is in heel het Oude Testament.
En Jezus zal gewezen hebben op de offers, die onder Israël moesten worden gebracht. Die offers wezen heen naar Hem, die als het Lam Gods de zonde van de wereld moest dragen en wegdragen. En hij zal Jes. 53 hebben genoemd, het hoofdstuk over de lijdende knecht des Heren. En van de psalmen Ps. 16, waar staat dat God zijn gunstgenoot aan het dodenrijk niet zal prijsgeven (vs. 10). Het is niet vreemd, dat Petrus later in zijn pinksterpreek diezelfde psalmen aanhaalt met het oog op de opstanding van Christus. Maar evengoed kan Ps. 116 worden genoemd. Daar spreekt de dichter van de banden des doods die hem omvangen hebben en angsten van het dodenrijk, die hem hebben aangegrepen. Maar God heeft de dood het niet laten winnen over Zijn knecht. Kostbaar is in de ogen des Heren de dood van Zijn gunstgenoot (vs. 15). Dat wil zeggen dat God hem daaraan niet prijsgeeft. En daarom kon God ook Zijn Zoon in de dood niet laten. God heeft Hem uit de banden van de dood verlost. Al die psalmwoorden hebben in Christus hun volkomen vervulling gevonden.
En nu gaat vandaar uit een poort wijd open naar de verlossing van de wereld. Vanuit het open graf van Jezus gaat een machtig evangelie door de wereld. Want nu mag gepreekt worden bekering en vergeving van de zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem (Luk. 24:47).
Christus heeft voor de zonde aan het kruis geboet. Hij heeft het oordeel gedragen. De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem. Daar is redding en genezing in Christus voor allen, die zich tot Hem bekeren. Die met hun zonden en ellenden tot Hem zich om genezing wenden. Zij ontvangen vergeving in Zijn naam. En dat evangelie moet aan alle volken worden verkondigd, te beginnen bij Jeruzalem.
En daar zijt gij getuigen van, zegt Jezus tegen Zijn discipelen.
Dat betekent in de eerste plaats, dat zij het allen hebben meegemaakt.
Ze zijn getuige geweest van Christus lijden aan het kruis. Ze hebben gezien, hoe Hij het oordeel heeft gedragen en voor Zijn volk de dood is ingegaan. Ze hebben gezien hoe Hij met Zijn kostbaar bloed als van een vlekkeloos en onberispelijk lam Zijn volk heeft vrijgekocht (1 Petrus 1:19).
Zo zijn ze ook getuige geweest van Zijn opstanding. Ze hebben na Zijn opstanding Hem gezien. Petrus zegt tegen Cornelius: Wij hebben, nadat Hij uit de doden was opgestaan, met Hem gegeten en gedronken (Hand. 10:41).
En als getuigen worden ze opgeroepen om hun getuigenis af te leggen. Ze moeten getuigen, dat het alles waarachtig is.
Met het getuigenis van wat ze hebben gehoord en gezien worden ze de wereld ingezonden.
Zo worden de discipelen apostelen. Dat wil zeggen ze worden uitgezonden met een boodschap waarvan ze de waarheid kunnen bevestigen.
De boodschap van Christus' kruis en opstanding ligt niet ergens in het vage en onzekere. Ze wordt ons door vele betrouwbare getuigen overgeleverd.
Petrus zegt, dat Christus hun daarom na Zijn opstanding ook verschenen is. Hij is niet verschenen aan het hele volk, „doch aan de getuigen, die door God tevoren gekozen waren" (Hand. 10:41). En daar bedoelt Petrus zichzelf en de andere apostelen mee. Ze zijn speciaal door God uitgekozen om getuige te zijn van Jezus' woorden en daden hier op aarde, van Zijn sterven en Zijn opstanding.
Dat is het bijzondere van de apostelen. Ze spreken wat ze zelf hebben meegemaakt. Zij getuigen dat het waarachtig is.
Wanneer, omdat Judas is uitgevallen, in de discipelenkring een nieuwe apostel nodig is, wordt als voorwaarde gesteld, dat hij gekozen wordt uit hen, die zich van het begin af aan bij Jezus hebben aangesloten en getuige zijn geweest van alles wat Jezus heeft gezegd en gedaan, te beginnen met de doop van Johannes tot op de dag dat Hij werd opgenomen. Want hij moet met de anderen getuige zijn van Zijn opstanding (Hand. 1:21v.).
De opstanding van Christus kon door velen moeilijk worden geloofd. Ze ging zo tegen alles in. Bovendien werd door de vijanden de opstanding van Jezus niets anders dan bedrog van de discipelen genoemd (Matth. 28:13). Maar de discipelen konden dat met de feiten weerleggen. Telkens kwamen ze weer met hetzelfde argument, dat zij van de opstanding van Jezus getuigen van waren geweest: Deze Jezus is opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn (Hand. 2:32). God heeft Hem opgewekt uit de doden, waarvan wij getuigen zijn (Hand. 3:15). Telkens weer gaven de apostelen met grote kracht hun getuigenis van de opstanding des Heren (Hand, 4:33).
Dat getuigenis van de apostelen is uitermate belangrijk. Op dat getuigenis wordt zelfs de kerk gebouwd. Want die wordt gebouwd op het fundament van apostelen en profeten (Ef. 2:20).
Zonder het getuigenis van de apostelen zou er zelfs geen kerk zijn. De Here heeft Zijn apostelen aangesteld om Zijn getuigen te zijn. Door middel van hun getuigenis moet de kerk van Christus worden gebouwd. En zo is de kerk gebouwd. Zij rust op het getuigenis van de apostelen.
Nog wordt de kerk door dat getuigenis gebouwd. Want de verkondiging van het evangelie, waaruit de kerk geboren wordt, mag geen andere zijn dan het getuigenis van de apostelen, dat Jezus waarlijk is opgestaan.
De gekruiste, maar weer opgestane Heiland, is het diepste fundament van de kerk. Hij is de uiterste hoeksteen (Ef. 2:20).
Alle getuigenis van de apostelen zou zinloos zijn, wanneer Jezus niet waarlijk is opgestaan.
Christus is opgestaan. En daarom heeft de prediking zin, en heeft het geloof zin en heeft de kerk zin.
De apostelen hebben het getuigd. En hun getuigenis is waarachtig. Ze hebben gesproken uit wat ze hebben gehoord en gezien.
Het was maar geen verbeelding van één ogenblik. Jezus is hun na Zijn opstanding herhaaldelijk verschenen. Dat heeft Hij met opzet gedaan.
Vergissing is uitgesloten.
Hun getuigenis is waarachtig. Voor eens en altijd.
We hebben een levende Heiland. We kunnen bouwend op dat getuigenis bouwen op Christus Zelf. En die op dat getuigenis bouwt heeft op geen zand gebouwd.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Getuigen van de Opstanding (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1970

De Wekker | 8 Pagina's