Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ambten bij Martin Bucer (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ambten bij Martin Bucer (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duidelijk heeft van 't Spijker laten zien, dat Bucer zijn ambtsopvatting enerzijds heeft afgebakend tegen Rome en anderzijds tegen de doperse stromingen.
Tegenover Rome beklemtoonde hij de volmaaktheid van het werk van de éne Ambtsdrager, de Here Christus, waardoor geen plaats voor welke vorm van hiërarchie ook of voor een onderscheiding tussen geestelijken en leken. Daartegenover stelde hij de principiële eenheid van het volk van God, dat in zijn totaliteit geestelijke offeranden van goede werken te brengen heeft.
Met name het priesterschap van alle gelovigen vindt bij Bucer een herwaardering. Van 't Spijker spreekt van drieërlei motief, dat daarin bij hem een rol speelt: een christologisch, een pneumatologisch en een ekklesiologisch motief.
Wat het christologisch motief betreft is voor Bucer het werk van Christus zó volmaakt en tegelijk zó uniek, dat er naast Hem voor andere middelaars geen enkele plaats overblijft. Christenen kunnen zich aan niemand anders toevertrouwen dan aan Hem alleen.
Van meetaf heeft Bucer in zijn spreken over de ambten van Christus de nadruk gelegd op het koninklijk ambt. Men kan niet zeggen dat hij dat deed ten koste van het profetisch en het priesterlijk ambt, maar wel, dat de eerste aan de laatste twee kracht en inhoud verleent. De verhoging ontvangt sterker accent dan de vernedering. De verzoening is noodzakelijk om te komen tot de ontplooiing van zijn volle koninklijke heerlijkheid. Het profetische ambt is in dat van de priester begrepen, terwijl het priesterlijk werk zijn doel bereikt in het koningschap van Christus. De offerande van Christus heeft het fundament gelegd voor zijn koningschap en het koningschap van Christus kan men zien als de volle toepassing en uitwerking van zijn offerande.
Alle christenen zijn door hun deelgenootschap aan de zalving van Christus profeten, priesters en koningen (vgl. zondag 12 H.C.). Vooral op het priesterschap der gelovigen legt Bucer de nadruk. „Want zoals eenmaal de priesters en de koningen door de zalving tot hun ambten werden bestemd, zo worden de uitverkorenen door de Geest van God aangesteld om voor God te leven en Hem te verheerlijken en ze worden niet alleen bekwaam verklaard, maar ook gemaakt".
Ligt in de christologie het fundament voor het priesterschap van alle gelovigen, in de pneumatologie (de leer van de Heilige Geest) vinden we de stimulans.
Bucer tekent het veelomvattende werk van de Heilige Geest uitvoerig in zijn commentaar op de evangelieën. De wedergeboorte is een geestelijke vernieuwing tot kennis van God en liefde tot God. Sterke nadruk ontvangt bij Bucer de voortgang van het werk van Gods Geest. Er schuilt iets onoverwinnelijks in. We ontvangen van Hem wijsheid en kracht, ja een geestelijke overvloed en dat door een verborgen maar tegelijk onoverwinnelijke en alles overtreffende kracht.
De Geest verleent de gelovigen een ontwijfelbaar getuigenis, dat zij kinderen van God zijn. Tegelijk hervormt Hij hen naar het beeld van God. Sterk benadrukt Bucer dat de Geest werkt door het Woord.
Het behoeft geen betoog, dat door deze opvatting de zelfstandige plaats van de gelovige ten opzichte van een boven hem staande ambtsdrager op sterke wijze wordt geaccentueerd. De sleutel van de kennis komt principieel toe aan alle gelovigen. „Maar deze zelfstandigheid betekent geen op zich zelf blijven staan. Het werk van de Geest ebt niet weg in de peilloze diepten van het mensenhart, zoals in de mystiek geschiedt, maar het vloeit breed uit in de christelijke gemeenschap en krijgt gestalte in de feitelijkheden van geloof en liefde, dat is in het Lichaam van Christus". Daarom realiseert zich het priesterschap aller gelovigen in de ekklesiologie, de leer van de kerk.
De Heilige Geest werkt de ekklèsia. de kerk, de gemeenschap van Christus. Op de sociale factor in het werk van de Geest legt Bucer bijzonder de nadruk. De gemeenschap van de kerk moet funktioneren in vriendschap en onderlinge samenbinding. De kerk is een sociale liefdesgemeenschap, waarin mensen door wederzijds vermaan elkaar bijstaan in alle dingen. In talrijke geschriften van Bucer ontmoeten we de gedachte, dat de kerk gemeenschap van geloof en liefde is. De kerk als Lichaam van Christus is de plaats waar ieder naar eigen krachten het heil van de naaste zoekt. „Dat dit niet verstaan kan worden in een oppervlakkige moraliserende zin blijkt zonneklaar omdat Bucer deze onderlinge hulpvaardigheid verstaat als gave van Christus. Het is een geschenk van Christus en tegelijk zijn werk, wanneer wij wederkerig als leden van elkander de werkzame kracht ontvangen om elkander te helpen een ieder naar zijn deel door wederzijdse liefde. Niemand mag zoeken wat alleen maar van hemzelf is. Ieder moet er op bedacht zijn om anderen met Christus te verbinden en door die binding aan Christus in alle vroomheid te doen groeien".
Heeft Bucer zo dynamiet gelegd onder de Roomse kerk- en ambtsopvatting, hij verzeilt niet in de wateren van de dopersen. Tegenover hen heeft hij sterk beklemtoond, dat het ambt een goddelijke instelling is. Het ambt staat niet los van het ambt aller gelovigen of daarboven. Het bijzondere ambt is een verbijzondering van het ambt aller gelovigen. Het bijzondere ambt maakt degenen, die het bekleden niet beter of meer gewijd of ook geestelijker dan de anderen. Maar het ambt aller gelovigen maakt daarentegen het bijzondere ambt niet waardeloos of overbodig.
Interessant is om te volgen hoe Bucer het bijzondere ambt in verband brengt met het charisma. Ambt en charisma behoren bij hem onlosmakelijk samen.
De charismata zijn voor Bucer de geestelijke gaven, die Christus aan Zijn gemeente verleent. Zij vloeien voort uit de overwinning, die Hij op Zijn vijanden heeft behaald (Ef. 4:7-13).
Een duidelijk gemarkeerde scheidslijn is naar Bucers gedachten tussen de verschillende geestelijke gaven niet aan te wijzen. Volgens hem lijdt het geen twijfel, of sommige herders waren tevens profeten en evangelisten. Alle charismata dienen om de heiligen toe te rusten, dat is om hen van dag tot dag te volmaken in ware vroomheid. Het gaat bij al deze gaven om het Woord. Door het Woord moet de wasdom komen van het Lichaam van Christus. Centraal in alle charismata staat het Woord, zodat alle diensten funkties zijn van en ten behoeve van dat Woord. „De apostelen hebben het naar alle volken gedragen, de profeten hebben de kerk over alles, waar zij maar belang bij had, gewaarschuwd, de evangelisten hebben de genade van Christus openlijk en luisterrijk gepredikt, de herders hebben de afzonderlijke gemeenten op de gebruikelijke manier geregeerd en georganiseerd en de leraren hebben heilig 't volk van Christus gevormd". Een principieel verschil tussen charisma en ambt bestaat er niet. Ieder moet met het oog op de hem verleende gaven onderzoeken, welk ambt de Here hem toevertrouwde. Ieder moet naar zijn roeping en ambt zich wijden aan de broeders en hen dienen. Wanneer ieder zich afvraagt, wat zijn eigen taak is in het geheel, zullen ook de kerkelijke ambten, die de Here heeft ingesteld, tot hun recht komen.
Het getal der ambten doet Bucer er niet toe. Er moeten er zoveel zijn, als de gemeente behoeft. In feite kent Bucer twee soorten van kerkelijke diensten, waarvan de een zich richt op de zielszorg, terwijl de andere de diakonale zorg omvat in brede zin. Alle nadruk valt bij Bucer op het ouderlingenambt. Sommigen van hen doen dienst in de prediking. Zij zijn krachtens hun bekwaamheid daartoe geroepen. Anderen hebben hun taak in de uitoefening van de tucht. Het kunnen mannen zijn, die niet gestudeerd hebben, maar die begaafd zijn met wijsheid en vroomheid. Zij oefenen in het bijzonder de regeermacht uit. Want al heeft iemand gestudeerd, dat betekent niet dat hij de gave bezit om te besturen. De Heilige Geest verleent deze gave en de gemeente herkent aan de gave degenen, die geroepen zijn tot dit ambt. (Deze laatste opmerking van Bucer is bijzonder belangrijk). Diakenen worden door Bucer ook wel een soort ouderlingen genoemd.
Van 't Spijker heeft een belangrijk proefschrift geschreven. Hij heeft de visie van een bekwaam reformator belicht. Men moet het proefschrift zelf lezen om de waarde er van te verstaan. Ik heb slechts iets kunnen aanstippen. Wat Bucer zegt over de ambten is ook van betekenis voor vandaag. Met name wat hij zegt over de verhouding ambt en gemeente, de functionering van het ambt aller gelovigen, de activering van dit ambt. Teveel hebben we in het verleden gehad een overdracht van de taak van het algemene ambt naar het bijzondere ambt. Al te dikwijls hebben we daarom een gemeente op non-aktief gezien. Ook voor onze tijd kunnen we van Bucer leren. De verdeling in wijk gemeenten en groepen, waarop Bucer wijst, is voor onze tijd belangrijk. Bucer kan ons wapenen tegen een ambtsonderschatting en tegen een ambtsoverschatting. Vooral ook wat Bucer zegt over ambt en charisma is de overdenking in onze tijd opnieuw waard. Er zijn meer mogelijkheden in een gemeente dan wij vaak denken. Leerzaam is wat Bucer zegt over predikanten, ouderlingen en diakenen.
Nogmaals danken we van 't Spijker voor zijn boek en we feliciteren hem er mee. Er liggen veel lijnen in, die nog doorgetrokken kunnen worden.
Ik heb me van kritiek onthouden, omdat ik me moeilijk op zijn vakgebied beweeg.
Laat ik één opmerking mogen maken. Al lezende heb ik mij afgevraagd of de historische methode van zijn boek uiteindelijk wel bevredigt. Zij werkt natuurlijk het gemakkelijkst en laat Bucer in zijn ontwikkeling zien. Maar er komen op deze wijze herhalingen en men moet soms de draad, die afgebroken werd, ergens anders weer opnemen. Zou toch een dwarsdoorsnede niet beter zijn geweest? Het is een vraag die ook bij de promotie is gesteld. Van 't Spijker heeft er toen een antwoord op gegeven. En daar wil ik het dan ook wel mee doen. Proficiat.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1970

De Wekker | 8 Pagina's

De ambten bij Martin Bucer (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1970

De Wekker | 8 Pagina's