Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en belijdenis (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en belijdenis (I)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit onderwerp is momenteel in verschillende kerken nogal in discussie.
In het toonaangevende rooms-katholieke tijdschrift „Concilium" dat in niet minder dan negen talen verschijnt, staat in het nummer van januari 1970 een artikel van het Algemeen secretariaat over „Bewegingen rond het belijden". Daarin wordt opgemerkt, dat in alle kerken enerzijds gepleit wordt voor handhaving van het geloof en afgrenzing van de kerk van de wereld, terwijl men anderzijds de inhoud van het geloof niet zo belangrijk meer vindt en de grens 'tussen kerk en wereld niet meer scherp wil trekken.
Er zijn enorme spanningen binnen het rooms-katholicisme, die voor een deel hiermee samenhangen.
Op de met Pinksteren gehouden Algemene kerkvergadering van de Nederlands Hervormde Kerk werd ook over de belijdenisgeschriften gediscussieerd. Men zou een nieuwe formulering van het belijden der kerk willen, zo mogelijk in samenwerking met andere kerken opgesteld.
In de Gereformeerde Kerken in Nederland staat de verhouding van kerk en belijdenis in het brandpunt van de belangstelling.
De Generale Synode heeft in oktober- 1969 een voorstel van een deputaatschap behandeld om een nieuw ondertekeningsformulier voor te stellen, waarin het niet meer om de gehele leer van de Drie formulieren van enigheid zou gaan, maar om de zakelijke inhoud en de intentie ervan. Er is nog geen besluit genomen, maar het is wel duidelijk, dat er in deze kerken iets aan het veranderen is.
In de tijd dat deze synodale vergadering zich hiermee bezighield, verscheen in de serie „Cahiers voor de gemeente" een geschrift van prof. dr. C. Augustijn, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, getiteld: Kerk en belijdenis. Het heeft de nodige deining veroorzaakt!
Het is een historische studie. De historische schets loopt echter uit op de vraag: Wat nu? Volgens dr. Augustijn hebben de Drie formulieren van enigheid hun tijd gehad.
In het inleidend hoofdstuk komt de kwestie aan de orde, welke zin het opstellen van een geloofsbelijdenis heeft. Is het niet: Gods Woord willen vervangen door mensen woorden of op z'n minst daarmee aanvullen?
Als men bij de eerste belijdenisgeschriften van de kerken der Reformatie begint — Zwingli was daar de auteur van — kan men van de geloofsbelijdenis als opvoedingsmiddel spreken. Het ging erom dat de mensen door middel daarvan verder zouden komen in de kennis van de Bijbel. Er werd niet naar volledigheid gestreefd. Zo'n belijdenis was bestemd voor eigen kring.
In een volgend stadium verdedigt men zich met behulp van de geloofsbelijdenis. Dat is het geval met de Augsburgse Confessie van 1530, het voornaamste belijdenisgeschrift van de Lutherse kerken. Deze confessie ontleent haar naam aan de Rijksdag van Augsburg, waar de Luthersen rekenschap gaven van hun geloof.
Het interesseert ons vanzelf ook, hoe Calvijn erover dacht. Tijdens zijn eerste verblijf in Genève wist hij te bereiken, dat zijn belijdenis aanvaard werd. De leden van de raad legden de eed op de geloofsbelijdenis af en daarna ook de burgers. Wie het weigerde, werd verbannen.
Maar Calvijn moest korte tijd later op last van de overheid zelf de stad verlaten! Toen hij teruggekeerd was en zijn werk kon voortzetten, trad hij minder streng op. Hij wees wel op de betekenis van de geloofsbelijdenis als teken van eenheid en verbondenheid. Wie predikant wilde worden, moest openlijk betuigen, dat hij de leer zou onderhouden die in de kerk was goedgekeurd.
Dr. Augustijn zegt: Er was dus een zekere, maar vrij zwakke, binding aan de geloofsbelijdenis. Het ontgaat mij echter, waarom hij dit een vrij zwakke binding noemt. Het is Calvijn, die aan de kerk in Engeland schrijft: Ik houd het voor goed en zelfs noodzakelijk de geestelijken te binden aan een bepaalde schriftelijke leer. Als het in Frankrijk en in de Nederlanden regel wordt, dat de predikanten de geloofsbelijdenis ondertekenen — in de Nederlanden al spoedig predikanten, ouderlingen en diakenen — is dat in de geest van Calvijn.
In de zestiende eeuw is er in Duitsland volgens Augustijn ook al een verkeerde ontwikkeling te constateren. De Augsburgse Confessie wordt binnen het Schmalkaldisch Verbond een maatstaf om de orthodoxie te testen.
Nu dreigt het gevaar dat zij een „eigen leven" gaat leiden, een eigen gezag krijgt dat theoretisch natuurlijk ondergeschikt is aan dat van de Bijbel, maar in werkelijkheid los daarvan staat.
Na de dood van Luther ontstaan allerlei tegenstellingen en leergeschillen. De oplossing ligt voor de hand: Allen dienen zich te houden aan de Augsburgse Confessie, die men als samenvatting van de leer van de Heilige Schrift moet beschouwen.
Men stelt tenslotte een formulier van eendracht vast: de Formula Concordiae. Wij lezen in de voorrede: Wij hebben besloten, dat wij zelfs geen duimbreed af zullen wijken van de zakelijke inhoud of van de zegswijzen van de belijdenisgeschriften. Wij zullen ook alle geschilpunten afmeten naar deze ware norm en verklaring van de volkomen zuivere leer.
Het is Augustijn toe te geven, dat hier een te strakke binding aan de belijdenis is. Het is wel veel gevraagd om niet alleen van de zakelijke inhoud maar ook van de zegswijzen van de belijdenisgeschriften geen duimbreed af te wijken. Juist in de Formula Concordiae schuilt heel wat theologische problematiek.
De belangrijkste gereformeerde confessies dateren van omstreeks 1560. Zij zijn bedoeld als een samenvatting van de voornaamste punten van de religie en hebben een behoorlijke volledigheid.
De kerk getuigt ook in de wereld die haar omgeeft van haar geloof. Het is de tijd van verdrukking en vervolging! Niet voor niets staat op het titelblad van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) een woord uit 1 Petr. 3: Weest altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop die in u is.
Problemen komen er pas als de kerk met figuren te maken krijgt, die de belijdenis wel hebben ondertekend, maar die zich er niet aan houden.

Van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Kerk en belijdenis (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1970

De Wekker | 8 Pagina's