Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gezinsgebed (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gezinsgebed (V)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrij gebed of formulier?
Wanneer men over het gebed in de praktijk van het leven spreekt komt men als vanzelf tot de vraag, of men in eigen gekozen woorden tot God spreken zal, dan wel of men dit doen zal in een vaste vorm, een formuliergebed dus.
Vooral na de reformatie is dit telkens weer een punt geweest, waarover de meningen uiteen liepen.
De vraag gold dan zowel de kerkdienst als de kerkelijke vergaderingen en ook het huiselijk gebed. Soms werd ook het persoonlijke gebed in deze vraag betrokken.
Van de eerste christelijke kerk weten wij, uit enkele gegevens, dat men soms vaste, telkens weer gebruikte gebeden kende, ook voor het huiselijk (tafel) gebed.
De latere ontwikkeling van het kerkelijke leven, die steeds vormelijker en ritueler werd, kende vele vaste gebeden. Voor het persoonlijk gebruik in allerlei situaties ontstonden de Breviers (gebedenboeken).
Als telkens herhaalde gebeden kende men het Ave Maria (het z.g.n.: Wees gegroet) en het Pater Noster (het Onze Vader). Dit werd soms uitentreure herhaald. Bij de herhaling gaf dan later de z.g.n. Rozenkrans het ritme aan. Tien kleine kralen werden telkens gevolgd door een grotere. Bij de kleine bad men een Ave Maria bij de grote een Pater Noster. Soms werd dit gezien als een afzonderlijk verdienstelijk werk waarmee men boete kon doen of zich een aflaat verwerven.
Toen de Reformatie kwam stuitte zij ook op deze verworden gebedspraktijk, kerkelijk, huiselijk en persoonlijk.
De vraag klemde nu: moet de kerk hierin leiding geven en hoe? Kan zij volstaan met de rechte prediking van het Woord Gods en het onderwijs omtrent de rechte wijze van bidden — men denke hier aan de toelichting van het „Onze Vader" in de H. Catechismus b.v. alsook in andere dergelijke geschriften — of moet de kerk voorbeelden van gebeden geven, die of als voorbeelden of als vaste vormen gebruikt kunnen worden?
Enerzijds was er de gedachte: het vrije gebed gaat bovenal, het dient spontaan op te komen in verband met tijd en behoefte. Men vreesde de vaste vorm, die gemakkelijk dode vorm werd. Zo dacht b.v. het Convent van Wezel in 1568. Velen hebben zich later telkens bij deze gedachten gang aangesloten.
Dat het kan verkeren bleek in 1574 op de invloedrijke partic. synode van Dordt. Daar voelde men er voor dat in de kerkdiensten door allen en overal „met eenderley woorden" gebeden werd. Deze uitspraak is later én synodaal én in de praktijk weer afgezwakt.
En intussen drukten de drukkers hun kerkboeken maar, zich weinig storend aan kerkelijke uitspraken. En in deze kerkboeken stonden, sinds 1566, toen dat van Petrus Datheen verscheen, gebeden in proza en op rijm en hun aantal werd niet kleiner maar groter.
De grote synode van Dord 1618/19 heeft zich over deze kleine zaak niet uitgesproken hoewel ze wel op de agenda stond.
Intussen werd door b.v. Voetius een tussenmening verdedigd: De formulieren waren bruikbaar als hulpmiddel voor onkundigen en ongeoefenden in kerk en huis. Een niet verkeerde gedachte. Het ideaal blijft dan het vrije gebed, aangepast aan tijd en behoefte. Uiteraard kan dit vrije gebed ontaarden in een bijzonder lang gebed ook in de huiselijke kring.
Dan loopt men gevaar dat het gaat gelijk ik eens hoorde: In een gezin was een gast te eten van wie de kinderen wisten dat hij uitzonderlijk lang bad. Het hoofd van het gezin vroeg deze gast te bidden vóór het eten. Een kleine jongen, die vreesde dat het erg lang zou duren, vroeg vrijpostig: „Zal . . . . een kort eindje bidden?" Hij had trek aan eten.
Het lijkt mij niet juist wanneer iemand, die voor moet gaan in de huiselijke kring uit een zekere gemakzucht maar een formulier kiest en het daarbij altijd laat. Dit werkt sterk de sleur in de hand.
De gebeden, die verschillende kerken in de loop der tijden gegeven hebben hadden dunkt mij ook niet de bedoeling, om die gebeden, die voor de huiselijke kring bedoeld waren zonder meer altijd te gebruiken. Dan werd het persoonlijk element geheel weggedrukt en werden de huisgenoten ook niet opgevoed in de gedachte dat er nu in en voor het eigen gezin gemeenschappelijk gebeden werd.
Ik weet dat men hier het bezwaar kan inbrengen, dat ook het vrije gebed gemakkelijk een soort formuliergebed wordt, omdat velen telkens dezelfde woorden gebruiken.
Wie herhaaldelijk geroepen wordt voor te gaan in het gebed loopt inderdaad dit gevaar. En men dient voor dit gevaar oog te hebben en zichzelf te corrigeren.
Velen hebben het nog niet zo moeilijk a:ls de inwonende schoolmeester van het Lutherse weeshuis te Amsterdam van wie, enkele eeuwen geleden, gevraagd werd per instructie dat hij 't morgen- en avondgebed, de gebeden voor en na de drie maaltijden en die voor en na de drie schooltijden per dag zou verrichten. Het moet op de jongelui, die het als wezen toch al niet zo gemakkelijk hadden, toch wel een wonderlijke indruk gemaakt hebben dat aan deze „bidder" bij uitstek ook nog per instructie opgedragen was „Alle kastijdingen, strafoefeningen in dit Gods huis vereist werden de, zal hij, zo ras hem zulks door Regenten werd bevolen, gewillig en na hun Ed. order verrichten."
Ik vermoed dat de wezen op den duur het bidden wel het ongevaarlijkst gevonden hebben.
Uit wat wij achter ons huidige psalmboek aan gezangen vinden, blijkt dat men ook nog gedacht heeft aan een andere wijze van gemeenschappelijk bidden. Er zijn n.l. enkele berijmde gebeden die als gezangen genoteerd worden.
Behalve een berijming van het gebed des Heeren, waarbij waarschijnlijk niet allereerst aan het gebruik daarvan in het gezin gedacht is, zijn er ook een Morgenzang en Avondzang. Men kon deze in de kring van het gezin zingen. Een gebruik dat in Lutherse kring nogal in zwang was.
Vervolgens is er een Bedezang voor het eten alsook een Dankzang na het eten. Of er gezinnen zijn, die deze samen zingen als tafelgebeden, is mij nooit gebleken.
Men behoeft het zingend bidden niet vreemd te vinden. In vele psalmen doen wij het ook.
In het bundeltje „Gebeden" dat wij achterin ons psalmboek vinden komen ook enkele gebeden voor het gezin voor.
Zo is er een Morgengebed en een Avondgebed. Deze gebeden, die voor ons taalgevoel erg moeilijk liggen met hun gedrongen stijl zullen, vermoed ik, niet veel gebruikt worden. Zij besluiten beide met het „Onze Vader". Op het gebruik van dit gebed, dat Jezus ons gaf, komen we nog wel terug. Verder is er een gebed vóór het eten en een gebed na het eten. Deze vind ik in meer dan één opzicht nog minder geslaagd dan het morgen- en avondgebed. Het gebed na het eten besluit weer met het „Onze Vader".
Afgedacht nog van de vraag of deze in ons kerkboek voorkomende gebeden enig kerkelijk gezag hebben ook mee door de manier waarop zij in het kerkboek gekomen en gebleven zijn, zijn ze zeker niet bedoeld als liturgische gegevens voor de huiselijke dienst van God.
Zij zijn als vingerwijzingen gegeven voor hen, die komend uit de Roomse kerk, zaten met de vraag: Hoe moet het nu? Gezien het peil van ontwikkeling van velen toen, een begrijpelijke verlegenheid.
Het is echter bij deze pogingen van enkele eeuwen geleden, om bij het huiselijk gebed leiding te geven niet gebleven.
Blijkbaar is er nog steeds leiding nodig. En begrijpelijk: de mens van heden heeft zoveel meer dan vele geslachten voor hem. Hij ziet het echter vaak als vanzelfsprekend en als een recht. Daarbij meent hij minder afhankelijk te zijn. Velen waren voorheen dagelijks betrokken in de verwerving van hun onderhoud. Thans biedt de supermarkt een keur van voedsel uit heel de wereld, geconserveerd en gebruiksklaar. En de kookboeken wijzen de weg voor allerlei combinaties, de een al pikanter dan de ander.
Hoe moet deze mens, die alleen maar consumeert, nog bidden en danken?
En toch blijft de erkenning Gods in het leven noodzaak. Hij heeft daar recht op en de mens, die zich onafhankelijk waant, blijft diep afhankelijk.
En het moet hem herinnerd worden. Het is meen ik dan ook terecht dat huidige kerkboeken nog aandacht schenken aan voorbeelden voor het huiselijk gebed.
De Hervormde Kerk gaf in 1955 een dienstboek in ontwerp voor deze kerk. Definitief is dit na 15 jaar nog niet gewijzigd of vastgesteld. Men krijgt de indruk dat deze proeve, met zijn grote verscheidenheid van mogelijkheden, wel een blijver zal zijn.
Dit dienstboek geeft op de pagina's 306-315 voorbeelden voor morgengebeden, tafelgebeden, avondgebeden en kindergebeden. Waaronder zeer bruikbare. Gebeden voor de huisgemeente heten ze.
Ook de Gereformeerde Kerken hebben in de uitgave van hun gewijzigd liturgie aandacht aan de gezinsgebeden gegeven. In 'n uitgave, die ik hier momenteel alleen maar bij de hand heb n.l. die van de 119 gezangen, vind ik een voorbeeld van een morgengebed, vier voorbeelden voor een gebed vóór de maaltijd, eveneens vier voorbeelden voor een gebed na de maaltijd en 'n avondgebed. Het zijn echt voorbeelden voor hen, die moeilijkheden met het huiselijk gebed hebben om eens kennis van te nemen.
Bij de wijziging in de liturgische geschriften, die in onze kerken op gang gekomen is, kwam de vraag nog niet aan de orde of er ook een wijziging dient te komen in dit deel van ons kerkboek. Een vraag, die wel van belang is.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Het gezinsgebed (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1970

De Wekker | 8 Pagina's