Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een homiletisch proefschrift (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een homiletisch proefschrift (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het conflict binnen de Gereformeerde Kerken
Het is merkwaardig dat een Amerikaan promoveerde op een proefschrift dat handelt over een diepgaand verschil in prediking binnen de Gereformeerde Kerken kort voor de scheuring van 1944.
Het betreft de vraag hoe er gepreekt moet worden? Ik noem de twee trefwoorden uit die periode: heilshistorisch óf exemplarisch? Moet de prediking over een bepaalde historische tekst proberen te vertolken welke lering er in die tekst voor ons te vinden is. Zijn de beschreven personen, situaties, zonden en geloofshoudingen voorbeelden voor ons? Zijn ze exempelen? Een prediking die daarop met ja antwoordt draagt de naam exemplarisch.
Totdat Schilder deze vragen aan de orde stelde, was de gereformeerde predikkunde (homiletiek) van mening dat er aldus, exemplarisch gepreekt moest worden.
De Kamper hoogleraar in de homiletiek, T. Hoekstra, stond in een lange rij, die tot op Calvijn teruggaat.
Schilder heeft tegen de exemplarische methode een heftig offensief geopend. Hij heeft het opgenomen voor de heilshistorische methode. Zijn leerlingen en medestanders hebben hem in dat verzet gesteund. Men koos wel eens een andere naam. Christocentrische prediking was evenzeer een geliefde term om het verzet tegen de exemplarische methode onder woorden te brengen
Schilder heeft het grote voorbeeld van heilshistorische prediking gegeven in zijn driedelig werk Christus in zijn lijden. Het gaat niet om de geschiedenis van mensen, die op de lijdensweg een plaats innemen. Het gaat om Christus in zijn lijden. De titel is tegelijk een programma. De prediking heeft de feiten te laten zien. God handelt tot verlossing. Waar dat handelen in verband met Christus de Middelaar getoond wordt, voldoet de prediking aan haar opdracht. Daar is zij bediening van het Woord.
Ik herinner me uit gesprekken, die ik van studenten in die jaren hoorde, dat deze homiletische controverse onze Theologische School niet voorbijging. Integendeel. In mijn eigen studententijd was er — om het wat scherp te zeggen — van deze strijd nog een echo als nawerking te horen.
Uit het proefschrift dat dr. Sidney Greidanus aan dit dilemma wijdde, blijkt dat de strijd eigenlijk verzand is. Hangt dit samen met het feit, dat het vooral Schilder en de zijnen waren, die het opnamen voor de heilshistorische methode? Is er binnen de Gereformeerde kerken aan hun probleemstelling nauwelijks aandacht meer geschonken, toen Schilder eenmaal buiten het kerkverband was komen te staan? Of was het de spitsvondige, heel vaak toch wel erg gezochte manier van prediken, die de oorzaak van het tanen der belangstelling was? Of was het een combinatie van beide factoren? Uit het proefschrift wordt niet duidelijk hoe we dit verklaren moeten.
In elk geval zal wel met het verdwijnen van de belangstelling voor dit dilemma samenhangen het feit dat nu een Amerikaan in Juni de doctorsbul op een aan dit onderwerp gewijde proefschrift behaalde. Sola Scriptura is de titel en de ondertitel — in vertaling — luidt: problemen en principes voor de prediking over historische teksten.
De schrijver schetst de beide standpunten door zoveel mogelijk van de respectievelijke verdedigers te citeren. Dat maakt het proefschrift tot een wat moeizaam te lezen boek. Hij kon niet veel anders doen. Want er zijn geen dikke boeken aan dit probleem gewijd. Het zijn vrijwel alleen maar, kortere of langere, artikelen. Daarom is het een goede zaak, dat deze discussie in dit proefschrift nauwkeurig en minitieus is weergegeven. Wat die details betreft heeft de schrijver zich geen moeite van historisch onderzoek bespaard.
De schrijver heeft geprobeerd de samenhang van deze felle discussie met de andere strijdpunten in de Gereformeerde kerken uit de dertiger jaren te schetsen. Daaraan is het tweede hoofdstuk gewijd. Het is meer een beschrijving van feiten dan het doorlichten van de innerlijke samenhang, We krijgen trouwens ook uit het voorlaatste, kritische hoofdstuk de indruk, dat de schrijver de samenhang vooral zoekt in de theologie van Schilder.
Het proefschrift lijkt op het eerste gezicht niet meer te willen zijn dan de beschrijving van een homiletisch conflict binnen de Gereformeerde kerken. Toch wordt duidelijk dat de auteur eigenlijk veel meer bedoelt. Zijn sympathie gaat uit naar de verdedigers van de heilshistorische methode. Hij weet dat zij een lange traditie in de gereformeerde homiletiek omverwerpen. Als we het goed begrijpen, vindt de auteur dat eigenlijk noodzakelijk.
Anderzijds heeft hij ook grote bezwaren tegen de door Schilder en de zijnen voorgedragen methode. Hij kan met hen niet meegaan. Dat betekent, dat hij eigenlijk zelf helemaal opnieuw beginnen moet. Dat is geen kleinigheid: de partij kiezen van hen die ingaan tegen de homiletische traditie binnen de gereformeerde theologie, om daarna ook hen terzijde te stellen. Dan moet men zelf wel een duidelijk eigen programma hebben. De auteur laat van zijn eigen gedachten in een kort slot hoofdstuk iets zien. Ik wil daarop in een tweede artikel ingaan.
Wat is eigenlijk het bezwaar van de heilshistorische predikers tegen de exemplarische aanpak? Het komt hierop neer dat de exemplarische prediking wel oog heeft voor de feiten, voor het handelen van God, maar dat zij daarnaast nog een toepassing maakt, die de prediking voor de hoorders interessant of van belang moet maken. Men heeft aan de feiten niet genoeg.
Het is duidelijk dat er dan gemakkelijk ontsporingen plaats vinden. Men gaat de figuren uit de Bijbel psychologisch benaderen. Men ontleent allerlei lessen voor het zedelijk leven aan wat over hen gezegd wordt. Dat brengt een moralistische prediking mee. Men maakt al te gemakkelijk figuren uit het Oude Testament tot typen van Christus. Daarbij moet dan bedacht worden, dat men alles niet kan overbrengen. Het een is wel geschikt om bijvoorbeeld Simson een type van Christus te doen zijn, het andere niet. Zo ook met Jozef en Jacob en anderen. Hier wordt volstrekt willekeurig te werk gegaan. De willekeur van deze homiletische aanpak blijkt vooral uit de vergeestelijking, die ze veelvuldig toepast.
Dr. Greidanus is het met de bezwaren tegen de exemplarische methode hartelijk eens. Hij formuleert het zo: men zoekt een waarheid achter de tekst. Er moet iets bij dat de tekst zelf zo niet stelt. De exemplarische methode krijgt dan het verwijt te horen, dat ze eigenlijk niet voldoet aan haar eigen programma: Sola Scriptura. De Schrift komt niet zo aan het woord als de tekst dat wil.
Merkwaardigerwijs voert de schrijver ditzelfde bezwaar aan tegen de heilshistorische methode. Schilder en de zijnen hebben de historische teksten uit de Bijbel laten opgaan in historische feiten. De feiten moeten gepreekt worden. Zijn bezwaar tegen deze aanpak is, dat men dan gemakkelijk schematiseert. De feiten worden in een bepaald kader gedrongen. Men haalt er dan uit, wat er vanwege het kader uit moet komen. Hij geeft enkele frappante voorbeelden uit Schilders bekende trilogie Christus in zijn lijden. Dat schematische blijkt ook uit de stelling dat de heilshistorie altijd progressief, voortschrijdend van minder naar meer plaats vindt. Hoe komt het dan, is een tegenvraag, dat Jesaja die toch niet de laatste profeet was, wel het meest diepgaand over de Messias geprofeteerd heeft. Dit rechtlijnig schema wordt aan de Schrift opgelegd. Het leidt tot speculatie. De methode zelf brengt objectivisme mee in de prediking.
Ook deze methode doet geen recht aan de tekst. Haar eigen programma Sola Scriptura is ze ontrouw. Ze zoekt achter de tekst naar de feiten. Daardoor laat ze de tekst niet aan het woord komen. De heilshistorische methode heeft de armoe van de exemplarische aanpak goed gezien. Omgekeerd heeft de exemplarische methode de armoe van de heilshistorische aanpak goed gezien. Men kan het beide tot een verdienste rekenen, zoals de auteur doet. Maar van geconstateerde armoe kan men ook in de prediking niet leven. Daarom interesseert ons de oplossing van de schrijver.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Een homiletisch proefschrift (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1970

De Wekker | 8 Pagina's