Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hebben de Kerken gezwegen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hebben de Kerken gezwegen?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder bovenstaande titel verscheen in Israël een aantal jaren geleden een Hebreeuwse brochure van de hand van ds. J.M. Snoek, destijds predikant te Tiberias. Aanleiding tot het schrijven van ;deze brochure was de heftige discussie rondom de beschuldigingen, uitgesproken in het toneelstuk van Rolf Hochhuth „De plaatsbekleder". In z'n brochure verzamelde ds. Snoek enige documenten waaruit bleek dat een aantal kerken in Nederland en Scandinavië hun stem verheven hadden tegen de door de Duitse nationaalsocialisten georganiseerde uitmoording van het Joodse volk. Doch deze brochure bleek geen afdoend antwoord te kunnen geven op de vraag, of de protestantse kerken stilzwijgend hadden toegezien bij de moord op miljoenen Joden. Daarom besloot de auteur, aan de hand van archiefmateriaal uit een groot aantal landen een duidelijker antwoord te zoeken.
Het ging hem daarbij niet om de houding van individuele Christenen maar om officiële verklaringen van kerken en kerkelijke leidslieden. Met groot geduld verzamelde ds. Snoek een verbazingwekkende hoeveelheid materiaal, soms geschreven in Oost-Europese talen, die voor een Nederlander niet zo gemakkelijk toegankelijk zijn. Door middel van correspondentie, bibliotheek- en archiefonderzoek wist hij een waardevolle documentatie te verzamelen. Dank zij zijn relaties met vele Israëli's en met Jad wa-Sjem, het instituut voor documentatie van de Jodenvervolging, gelukte het hem, Engelse vertalingen te maken van de stukken. Hij ordende het gehele materiaal, dat sedert 1969 voor ons ligt in een boek, getiteld The Grey Book, uitgegeven bij Van Gorcum te Assen (gebonden ƒ 34,—).
De titel van het boek is veelzeggend: het grijze boek. Over sommige kwesties werd vroeger wel eens een „witboek" uitgegeven. Moest een boek over dit onderwerp thans een „zwart boek" worden? Dit is herhaaldelijk beweerd door mensen, die de materie niet voldoende kenden. Anderen beriepen zich op een aantal documenten uit het kerkelijk verzet, en meenden dat een boek over deze materie wel een „witboek" kon worden. Maar blijkens het door Snoek gepubliceerde materiaal is, wanneer men het geheel overziet, de houding van de kerken niet wit noch zwart, doch grijs. De auteur is van mening dat er soms aan christelijke zijde de neiging bestaat, de houding van de kerken wit te schilderen, terwijl aan joodse zijde dikwijls aangenomen wordt dat er weliswaar een aantal „rechtvaardigen uit de volkeren" bestaat die Joden gered hebben, doch dat zij meer ondanks dan dank zij de houding der kerken daartoe gekomen zijn.
Ds. Snoek poogt, de gegevens uit de door hem bestudeerde documenten te plaatsen in het kader van de tijd waarin deze ontstonden. Voor een juiste beoordeling is dit beslist noodzakelijk, maar het blijft een zeer moeilijke taak. Want zelfs zij die deze tijd bewust meemaakten hebben achteraf grote moeite zich te realiseren hoe de omstandigheden precies waren. Bovendien maakt het nogal verschil of een verklaring ontstond in een door de Nazi's bezet land of in een deel van de vrije wereld. Daarom is een boek als dit, eventueel in combinatie met Presser's „Ondergang", een noodzakelijke handleiding voor ieder die zich een beeld wil vormen van de Jodenvervolging en de reacties daarop.
Het gaat Snoek om de vraag, in hoeverre de kerken in de Nazi-tijd aan hun roeping beantwoord hebben. „Een kerk moet pogen, het geweten te zijn van volk en regering, ook als dit betekent dat haar leiders in moeten gaan tegen datgene wat door anderen voor het belang van het volk gehouden wordt. Kerken hebben hierin dikwijls gefaald, doch wij mogen ook in dit opzicht niet generaliseren". De dingen bleken noch helemaal wit noch volkomen zwart te zijn; daarom schreef Snoek zijn „grijze boek". Bij 't' onderzoek van het materiaal deed hij enige interessante ontdekkingen. Een daarvan is dat oecumenische en boven-nationale relaties tussen kerken en kerkelijke leiders grote invloed uitoefenden bij het vinden van de juiste houding. „De negatieve implicaties hiervan zijn duidelijk: wanneer in een kerk een geest heerste van particularisme, provincialisme en isolationisme, vervulde zulk een kerk haar roeping ten opzichte van de vervolgde Joden niet".
De auteur heeft zijn materiaal ingedeeld in drie hoofddelen, t.w. een inleiding, een deel over de tijd voor de Tweede Wereldoorlog en een over de tijd gedurende die oorlog. Het tweede en derde deel worden ingeleid met een overzicht van de historische ontwikkeling voorzover deze op de Jodenvervolging betrekking heeft. Daarna volgt in het tweede deel een overzicht over de houding van de kerken in Duitsland, Nederland, België, Frankrijk, Zwitserland, Denemarken, Zweden, Hongarije, Roemenië, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Dit deel wordt afgesloten met een overzicht over de houding van internationale organisaties van kerken.
Het derde hoofddeel is het uitvoerigst Hierin wordt de houding van kerken in een groot aantal landen onderzocht. Ter wille van de overzichtelijkheid werd een onderverdeling gemaakt in: Duitsland, bezette landen, satelliet-landen, neutrale landen en landen in oorlog met Duitsland. In een aanhangsel worden verklaringen tegen het anti-semitisme geciteerd, die na de oorlog uitgevaardigd werden. In een tweede aanhangsel worden enige nadere gegevens verstrekt over de behandelde kerken. Het geheel wordt afgesloten met een vrij uitvoerige bibliografie, Het is m.i. te betreuren, dat er aan het boek geen register van onderwerpen en namen is toegevoegd. Zulk een register zou het naslaan van dit uitvoerige boek (315 blz. plus 26 blz. inleiding) heel wat eenvoudiger gemaakt hebben. Want wie is in staat de enorme hoeveelheid gegevens te onthouden, en slechts met behulp van zijn geheugen gebruik te blijven maken van dit zo waardevolle boek?
Het werk werd van een inleiding voorzien door Dr. Uriël Tal, lector aan de Hebreeuwse Universiteit te Jeruzalem. Hij wijst erop dat het verzet der kerken tegen het nationaal-socialisme een strijd was om het behoud van het wezenlijke karakter van de kerk en het christelijk geloof. Het ging immers om een strijd tegen de pseudo-religie en het pseudo-messianisme van bet nationaal-socialisme. Tal toont aan dat laatstgenoemde beweging fundamentele christelijke, theologische en ethische begrippen misbruikte door deze met een geheel andere inhoud te vullen. Hiertegen rees het verzet der kerken. In dit kader ziet Tal ook het kerkelijke verzet tegen de Jodenvervolging. Het ging in dit verzet niet slechts om een strijd tegen de nationaal-socialistische vorm van het anti-semitisme maar om het blootleggen van de verderfelijke wortels daarvan. Tal geeft een goed gedocumenteerd overzicht over de 19de eeuwse achtergronden van de Jodenhaat in Duitsland.
Naar aanleiding van zijn overzicht stelt hij dan een aantal indringende historische en theologische vragen, die diepergaande studie vereisen. Een van de door hem gestelde vragen is: in hoeverre droegen de secularizerende tendenzen van de 19de eeuw, rationalistische aanvallen op de godsdienst, romantische filosofieën, verheerlijking van de mythe. Darwinisme, enz., bij tot het anti-christelijke karakter van het moderne anti-semitisme? Is het mogelijk, dat in het christendom ondergronds nog zoveel heidense invloeden doorwerkten, dat deze weer bovenkwamen in zulk een tijd en bijdroegen tot het tot-stand-komen van het moderne heidendom?
De tweede door Tal gestelde vraag is, in hoeverre enerzijds het voortbestaan van het joodse volk en anderzijds de hoop op de kerstening van dit volk onlosmakelijk tot het christelijk geloof behoren. Wat de christen beschouwt als het „heil" voor het joodse volk is voor de jood onaanvaardbaar, omdat dit „heil" de ondergang van het jodendom en het joodse volk zou betekenen. Was het verzet van de kerken tegen de jodenvervolging ingegeven door de hoop op de uiteindelijke bekering van de joden, of ging het om het recht van het Jodendom zichzelf te zijn en te blijven? Op grond van de door Snoek in zijn boek gepubliceerde teksten is Tal van mening, dat het de kerken niet om het laatstgenoemde ging. Tevergeefs zocht hij in al deze stukken naar de erkenning dat het Jodendom, theologisch gesproken, het recht heeft op eigen wijze te bestaan en zijn eigen bestaan met eigen. Joodse maatstaven te beoordelen. Hetzelfde geldt volgens Tal van de na-oorlogse documenten over de relatie tussen de kerken en het joodse volk.
Terwille van de zuiverheid in de omgang tussen Joden en Christenen mogen deze vragen, die op zo indringende wijze vanuit Jeruzalem gesteld worden, niet onbeantwoord blijven.

M. Boertien

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Hebben de Kerken gezwegen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1970

De Wekker | 8 Pagina's