Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods kerstzegen voor hen die heengaan en zien

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods kerstzegen voor hen die heengaan en zien

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We vinden het in de tekenende beschrijving, die Lucas ons geeft van het gebeuren in de Kerstnacht, haast een vanzelfsprekendheid, dat die herders naar de stal in Bethlehem gingen.
Zij, de eerste hoorders van het rijke kerstevangelie verlaten hun wachtvuur, laten de kudde achter en gingen met haast en vonden Maria en Jozef en het kindje liggend in de kribbe.
De engel had trouwens, zijn goddelijke opdracht gehoorzaam vervullend, ook niet anders verwacht en bedoeld, toen hij zei: u is heden geboren de Zaligmaker, en dit zal u het teken zijn: gij zult het kindeke vinden, in doeken gewonden en liggend in de kribbe.
Hun kerst zegen, de vreugde die hun hart vervult en hun mond straks God doet verheerlijken en prijzen, ligt niet alleen in wat ze gehoord hebben, maar in wat ze gehoord en gezien hebben. Ze hebben in het geloof geconstateerd, dat het waar was; wat ze gehoord hadden was een feit geworden!
En de herders zeiden tot elkaar, nadat de engel van hen weggevaren was en de hemelse zangkoren zwegen: laat ons dan heengaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord dat er geschied is, hetwelk de Here ons heeft verkondigd.
De goddelijke Kerstboodschap, nu Hij Zijn eeuwenoude belofte heerlijk vervult, doet hen wat, zet hen in beweging, ze gaan heen.
Stel je voor, dat ze niet gegaan waren! Er waren toch ook wel andere reacties mogelijk.
Zou het zo wonderlijk geweest zijn, dat toen de hemel zich sloot en de nacht weer even donker als te voren zich over Efrathas velden legde, deze mensen uit de mengeling van vrees en vreugde in hun hart, zichzelf moesten hervinden? Wat droge doorn-takken op het wachtvuur, er eens rustig bij gaan zitten, ze hadden nú iets beleefd waar ze hun leven lang wel over konden praten! Wat zouden ze thuis en bij kennissen wel zeggen dat zij dit beleefd hadden? Wat schrokken ze van het hemels licht, wat zongen de engelen mooi! Hoe zei de engel het ook alweer: de Zaligmaker geboren in de stad van David! Wat heerlijk, wat geweldig, dat de Zaligmaker er nu is! — dan hadden ze het daar met elkaar misschien wel „goed" gehad, maar waren ze gebleven bij hun wachtvuur in de nacht!
Je zou je ook kunnen indenken, dat ze zich zeker voorgenomen hadden om morgen, of in elk geval een dezer dagen eens te gaan kijken. Je kunt toch zomaar je werk en je taak niet in de steek laten? Trouwens als je naar dat Koningskind gaat mag je toch wel eerst naar huis om je wat op te knappen en . . . dan mag je toch ook wel wat meenemen? Je kunt toch zomaar niet komen met het stof van alle dag en het vuil van de nacht aan je kleren?
Je zou je bovendien kunnen voorstellen dat vragen hun hart vervulden: waarom zijn wij degenen die die boodschap krijgen; waaraan hebben wij het nu verdiend? En waar zullen we hem vinden, er zijn wel meer stallingen waar een krib staat!
Vindt u het, als u dit leest, maar wonderlijk om deze veronderstellingen allemaal te maken?
Is het zo vanzelfsprekend, dat hoorders van het kerstevangelie ook gaan en zich Hem ziende, voor die Koning gelovig buigen, zodat het feest wordt in hun hart?
Hoe vaak is ons vanaf onze vroege kinderjaren deze boodschap van 's Heren wege al niet gebracht, mogelijk zelfs wel met diepe indrukken en ontroering over zoveel liefde Gods aangehoord?
En . . . bent u gegaan en hebt u Hem gevonden, zodat het nu zingt in uw hart: mijn Verlosser, mijn Redder, mijn Here en mijn God?
Mogelijk vinden we het Kerstevangelie heerlijk, en de boodschap geven we graag door. We spreken erover, we preken er graag over, we vertellen het met Blijdschap aan de kinderen . . . maar hebt uzelf voor Hem gebogen en is het bevrijdend en verlossend genade licht van de Zaligmaker, uw Zaligmaker opgegaan in uw hart?
Of zitten we nog al pratend bij onze wachtvuren in de nacht?
Of vinden we de omstandigheden waaronder wij wel eens ontroerd waren, getroffen, bewogen bij het zingen van een kerstvers over dat Kindje, dat alle ding behoudt zo belangrijk, dat wij er wat mee worden en . . . Hem nooit persoonlijk te voet zijn gevallen?
Of kent u ze niet, die graag zouden willen, en elk jaar weer bidden en hopen op een Kerstzegen, maar voor hen kan het niet, tenminste zó niet want hun kleed is te veel bezoedeld met de beslommeringen van dag en nacht, met het stof van de wereld. Hadden zij nu maar eens iets om Hem aan te bieden; je kunt zó maar toch niet naar Jezus gaan?

De Kerstboodschap Gods, het evangelie van Gods reddende liefde, die geen redenen zoekt in ons^ maar ze alleen neemt uit zichzelf is geen vrijblijvende boodschap. Alzo lief heeft God deze wereld gehad, die wereld van haat en hardheid, van nacht en zondeschuld zo vol, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een iegelijk, die gelooft, niet verderve, maar eeuwig leven hebbe!
God vraagt geloof! Persoonlijk geloof, dat gaat, omdat het om Hem alleen te doen is.
Geloof, dat niet groot denkt van zichzelf, maar van Hem, omdat het in de veroordelende duisternis van zijn zondaarsbestaan, maar één houvast over heeft; Here u hebt het toch beloofd!
Geloof, dat hunkerend leert wachten op Hem, die onze schuld verzoent, voor mensen die hun schuld dagelijks meer maken.
Geloof, dat door de liefde werkzaam is en God aangrijpt op Zijn Woord.
Dat geloof kan er niet bij blijven zitten, jaar en dag het evangelie van de trouw en de genade Gods horend, die Zijn heil ons schenkt, het gaat uit: laat ons dan heengaan en zien!
Het wordt een zalige verwondering als we werkelijk door de knieën gaan bij de kribbe van die Koning!
Die Koning, Gods Zaligmaker, een kind in de krib: zo laag deelde Hij neer op het vlak van ons zondaarsbestaan.
Dat wordt de rijkdom van Zijn armoede: die Zaligmaker past bij u — ge zijt welkom bij Hem! — die met een schuldverslagen hart, met lege handen en een bezoedeld kleed komt en gelooft.
Weer laat God Zijn heil in Christus ons verkondigen.
Laat ons dan heen gaan, gelovend op Zijn Woord, getrokken door Zijn liefde, zoals het staal naar de magneet. Armen worden nog met goederen vervuld!
Dan komt de kerst zegen openbaar.
Dan zullen ook wij weerkeren verheerlijkend en prijzende God over alles wat we gehoord en gezien hebben!

de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Gods kerstzegen voor hen die heengaan en zien

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1970

De Wekker | 8 Pagina's